Nederlands bioscooppubliek is langzaam aan het vergrijzen

Het aantal verkochte bioscoopkaartjes ging vorig jaar voor het eerst sinds 2007 licht naar beneden. Maar verder veranderde er niet zo bar veel, getuige de jaarlijkse Bioscoopmonitor van Stichting Filmonderzoek. Het meest opmerkelijke is dat de samenstelling van het bioscooppubliek langzaam aan het veranderen is: relatief minder jongeren en meer krasse knarren.

De macrocijfers uit het rapport waren grotendeels al bekend, want gepresenteerd tijdens de nieuwjaarsborrel van de bioscoopbranche. Nog even kort alles op een rijtje. Er werden 35,7 miljoen kaartjes verkocht en dat was 0,8% minder dan in 2017. De totaalrecette steeg overigens met 3,4% omdat kaartjes gemiddeld €0,37 duurder werden. De filmtheaters deden het beter dan de bioscopen: hun marktaandeel steeg van 8 naar 8,4%.

De gemiddelde Nederlander gaat 2,7 keer per jaar naar de film. Het merendeel, 79%, gaat slechts incidenteel dus dat cijfer is vooral te danken aan een klein clubje ‘heavy users’. Onder filmtheaterbezoekers bevinden zich meer frequente bezoekers en zij verdelen hun bezoek over het hele jaar terwijl bioscoopbezoek piekt in de zomer en rond de kerst.

Qua profiel verschilt de gemiddelde filmbezoeker niet zo heel erg van de reguliere cultuurconsument. Die is vaker vrouw dan man (59 tegen 41%), is financieel in goeden doen (het hoogste bereik, 66%, werd gescoord in de inkomensgroep €2600 netto per maand), is hoger opgeleid (onder vmbo-ers gaat 40% wel eens naar de film, onder universitair opgeleiden ligt dat percentage op 67), behoort tot de hoogste sociale klasse (63% bereik in tegenstelling tot 53% onder de laagste sociale klasse) en woont eerder in zeer stedelijke omgeving dan in een dorp. Dat laatste kenmerk is overigens een beetje aan het vervagen. Mede door de bouw van veel nieuwe bioscopen buiten de Randstad is de kloof tussen stad en platteland wat verkleind.

De leeftijdsgroepen waarvan de meeste leden één of meer keer per jaar een filmpje pakt zijn nog altijd 16-23 jaar en 24-29 jaar. Die scoren respectievelijk 87% en 84%. Maar omdat de 40-54 jarigen nu eenmaal het grootste aandeel hebben in de algehele bevolking is die groep in absolute aantallen het grootste, goed voor 2.261.000 bioscoopbezoeken. Binnen de filmtheaters ligt de leeftijd van bezoekers over het algemeen hoger. Daar zijn 55-plussers zelfs goed voor 51% van alle verkochte kaartjes. Overigens zijn ook bij de reguliere bioscopen de ouderen in opmars. Er is duidelijk een vergrijzing van het filmpubliek aan de gang.

Nederlandse films zijn niet zo populair onder deze doelgroep. Slechts 11% van de 55-64-jarigen ging in 2018 naar een film van eigen bodem. In alle leeftijdscategorieën ging de animo voor Nederlandse productie omlaag, behalve in de groep 24-29 jaar. Tekenend is dat de man-vrouwverhouding bij Nederlandse films 32% versus 68% is, wat kan worden herleid op het grote aandeel romkoms.