Nederland gaat naar China, China komt naar IDFA
In de coulissen van het staatsbezoek van Willem-Alexander en Máxima aan Beijing is een coproductieverdrag voor films afgesloten tussen China en Nederland. Voor Nederlandse filmmakers opent dat een markt die lange tijd afgesloten was. Vice versa kunnen Chinezen zich bij ons profileren. Het nieuwe IDFA-hoofdsponsorschap van het Chinese BDDA is daar een voorschot op.
Coproductieverdragen waren er al met Frankrijk, Canada en Duitsland, maar die vallen in het niet vergeleken met de overeenkomst die nu gesloten is met China. De Chinese filmindustrie groeit als kool. Bloomberg Businessweek becijferde eind juli dat het slechts een kwestie van tijd is voordat ze Hollywood voorbij gestreefd is. Iedere dag komen er vijftien schermen bij, bovenop de 28.000 in 5660 bioscopen die er al zijn. In februari 2015 werd voor $650 miljoen aan kaartjes verkocht, tegenover $640 miljoen in de VS.
Dat biedt grote kansen voor buitenlandse — en dus ook Nederlandse — filmmakers. Voor hen geldt echter een quotum: slechts 34 buitenlandse films worden ieder jaar toegelaten op de Chinese markt. Maar het coproductieverdrag biedt uitkomst. Films die binnen de kaders van het verdrag vallen, worden in zowel Nederland als China aangemerkt als nationale films en komen in aanmerking voor steunmaatregelen in beide landen. Voorwaarde is dat elke coproducent minimaal 10 en maximaal 90 procent van de financiering van de productiekosten inbrengt.
Op de website van het Nederlands Filmfonds stelt directeur Doreen Boonekamp dat het verdrag nieuwe kansen biedt ‘voor samenwerking en culturele uitwisseling tussen de Nederlandse en Chinese filmindustrie. Met name op het gebied van documentaire, animatie en kinderfilms, terreinen waarop Nederland zich onderscheidt, hebben onze Chinese partners hun interesse uitgesproken.’
Die interesse heeft zich meteen vertaald in actie. BDDA, een verbond van ruim twintig Chinese documentairemakers en -producenten, nam deze zomer contact op met IDFA om zich aan te bieden als hoofdsponsor van het documentairefestival. ‘Wij wisten toen niet dat het verdrag in de maak was, maar de Chinese filmmakers waarschijnlijk wel’, vertelt Cees van ’t Hullenaar, zakelijk directeur van IDFA. ‘Zij willen zich hier laten zien, relaties aangaan met westerse makers, en coproducenten ontmoeten — wellicht ook Nederlandse.’
Het contact met BDDA werd gelegd via een filmmaker die het IDFA al jaren kent. BDDA is een jonge organisatie en bestaat pas enkele maanden. ‘Uiteraard hebben we ons licht her en der opgestoken’, stelt Van ’t Hullenaar. ‘BDDA vertegenwoordigt meerdere makers met wie wij eerder hebben samengewerkt. De producent van The Chinese Mayor, de winnaar van de Special Jury Award — Unparallelled Access op Sundance, hebben wij al in een pril stadium gesteund met ons IDFA productiefonds.’
Voor inmenging van Chinese autoriteiten, waarvan bekend is dat ze censuur pleegt, is de zakelijk directeur van IDFA niet bang. ‘BDDA heeft geen invloed op onze programmering, net zomin als de Volkskrant of VPRO dat hebben. Dat is allemaal contractueel vastgelegd. Onze belangrijkste reden om de samenwerking aan te gaan, is dat we Chinese filmmakers de kans willen geven hun vleugels uit te slaan en contact te maken met de rest van de wereld. Tijdens het festival komen twintig makers van BDDA naar Amsterdam, waar ze zijn uitgenodigd voor industry events en een speciaal diner.’
Amnesty International, dat bewindslieden heeft opgeroepen om tijdens het staatsbezoek aan China vooral ook de mensenrechten aan de orde te stellen, ziet in principe ook geen bezwaren tegen het sponsorschap door BDDA. ‘Wel is het belangrijk dat de betrokkenheid van dit soort partijen transparant wordt gepresenteerd’, stelt woordvoerder Emile Affolter. ‘Wij kennen BDDA niet en er is nergens informatie over de organisatie te vinden. De doorkliklink op de IDFA-website werkt ook niet. Het festival zou op de site meer informatie moeten geven.’
Edo Dijksterhuis