Movies That Matter 2020

Over judassen, genocide, vuile oorlogen, corruptie en hoop

Lamentations of Judas

Een festival dat misstanden in de ogen kijkt, is terecht niet alleen een feest. En toch is er ruimte voor hoop. En sterke films. Vrijdag 20 tot zaterdag 28 maart vindt in Den Haag het Movies That Matter festival plaats. Openingsfilm Lamentations of Judas biedt, net als de acht films in de Camera Justitia competitie, inzicht in schuld, boete en vergiffenis.

Update 12 maart: Vanwege de coronacrisis is Movies That Matter 2020 geannuleerd.
Update 16 maart: Het festival heeft aangekondigd een deel van het programma, waaronder Lamentations of Judas, online aan te bieden via Picl, inclusief omlijstend programma.

Lamentations of Judas opent met beelden van de onafhankelijkheid van Angola in 1975, toen de Portugezen de macht overdroegen aan de grootste bevrijdingsbeweging, de communistische MPLA (Volksbeweging voor de Bevrijding van Angola). Vervolgens brak er een burgeroorlog uit, waar ook Zuid-Afrika zich in mengde.  Het 32e Zuid-Afrikaanse bataljon – bestaande uit voornamelijk zwarte Angolese infanteristen – vocht in het zuiden van Angola tegen de MPLA; zwart vocht tegen zwart.

Waren het verraders? Judassen? Of hadden ze zich uit pure overlevingsdrang gevoegd bij de witte, anticommunistische handhaver van apartheid?

Na de oorlog waren ze niet meer nodig. Teruggaan naar Angola kon niet en dus gingen ze allemaal bij elkaar wonen in het Zuid-Afrikaanse woestijndorpje Pomfret. Filmmaker Boris Gerrets (People I Could Have Been and Maybe Am) laat ze in de openingsfilm van Movies that Matter één voor één aan het woord.

Naam? Rang? Registratienummer? Hun getuigenissen worden afgewisseld met ensceneringen van de laatste dagen van Christus. Het schilderachtige amateurtoneel sorteert een louterend effect voor de militairen. Het doet onvermijdelijk denken aan The Act of Killing (2012), waarin daders van de klopjacht op communisten In Indonesië in de jaren zestig van de vorige eeuw hun gruwelijke daden naspelen. Maar er is een wezenlijk verschil: de judassen The Lamentations of Judas lijken dader én slachtoffer.

De Camera Justitia competitie
In de intrigerende documentaire La Causa – een van acht films: vier documentaires en vier fictiefilms uit de Camera Justitia competitie – is het concept van daderschap ook ambigu. In Venezuela is het best stoer om een crimineel familielid te hebben. Het past in de patriarchale geweldscultuur om elkaar angst in te boezemen. Filmmaker Andres Figueredo registreert gedurende vijf jaar de beslommeringen in een gigantische Venezolaanse gevangenis. Een autonome samenleving binnen de Venezolaanse samenleving, die door het leger “geobserveerd” wordt. In feite hebben maffiosi de dagelijkse leiding overgenomen en dragen binnen de gevangenis semiautomatische wapens om hun nek.

Binnen is van alles te krijgen: van een gram cocaïne voor twee dollar tot een crossmotor. Er zijn paarden, er is een slagerij en er wordt cannabis verbouwd in de tuinen. Gevangenschap leek nog nooit zo zaligmakend. Voor het gros van de gedetineerden blijkt het ook niet zo te zijn. Figueredo verlegt vervolgens zijn focus naar een weeffout in de Venezolaanse cultuur: het geweld waardoor zoveel Venezolanen gevangen zitten.

De verlosser
In Nuestras Madres – winnaar van de Camera d’Or in Cannes – volgt de camera de jonge antropoloog Ernesto in 2018. Hij helpt vrouwen hun echtgenoten zoeken, die verdwenen tijdens de Guatemalteekse Burgeroorlog (1960-1996). Zodoende brengt hij zijn dagen door in massagrave en op kantoor, waar hij skeletten schoonmaakt en onderzoekt. Om ze vervolgens af te leveren bij de weduwes, zodat die eindelijk hun echtgenoot kunnen begraven “waar ze tegen hem kunnen praten”. De vrouwen zijn tegen het einde van hun leven duidelijk op zoek naar verlossing, en in zekere zin is Ernesto de verlosser waar ze op gewacht hebben.

Ondertussen is er in de hoofdstad een proces gaande tegen de aanstichters van de burgeroorlog – een genocide waarbij veel Maya’s zijn vermoord – waardoor de slachtoffers eindelijk een stem lijken te krijgen. Bevredigend is het allemaal niet: de daders zijn de grote afwezigen.

In The Guardian of Memory toont filmmaker Marcela Arteaga de gevolgen van de drugsoorlog in het Mexicaans-Amerikaanse grensgebied. Een Mexicaans-Amerikaanse mensenrechtenadvocaat zet uiteen hoe politieke vluchtelingen in de Verenigde Staten worden onthaald: ze worden vastgezet en verhoord en dus als misdadiger behandeld. Hun getuigenissen over verschrikkingen die ze hebben meegemaakt, worden afgedaan als quatsch. In de film mogen ze volmondig hun verhaal doen. Ze vertellen over de herinneringen die ze hebben aan het land waar ze opgroeiden; een land dat met de conflicten rondom de drugshandel ontzaglijk is veranderd. Mexico is voor hen onherkenbaar geworden.

Het Canadese We Will Stand Up draait eveneens om slachtoffers die als daders worden behandeld. Filmmaker Tasha Hubbard – behorende tot de Cree-stam – toont het onversneden racisme jegens de oudste bewoners van Canada aan de hand van het rechtsproces rondom de in 2016 doodgeschoten Colton Boushie. Boushie werd die zomer door de witte boer Gerald Stanley gedood, na een merkwaardige samenloop van omstandigheden. De getuigenissen van de leden van de Cree-stam worden tijdens de rechtszaak neergezet als dubieus, terwijl de verdachte, Stanley, met alle egards wordt behandeld. Dat hij uiteindelijk wordt vrijgesproken door witte jury zet kwaad bloed bij Boushie’s familie.

Hubbard grijpt het verhaal aan om het roerige verleden van haar voorouders te belichten, met beelden die ze voorziet van een kalme, meditatieve voice-over. De film staat ook in het teken van haar zelfonderzoek: Hubbard werd op jonge leeftijd geadopteerd door twee sympathieke witte Canadezen. Later ging ze op zoek naar haar roots: naar de oorspronkelijke bewoners van Canada die in de negentiende eeuw hun land moesten inleveren; die nu in zekere zin in ballingschap leven in hun eigen land. Ook het sentiment van witte landeigenaren is in de film te horen. Shots van schreeuwerige, racistische posts op sociale media spreken boekdelen.

Wisseltruc
In het eveneens in Canada gesitueerde Antigone spelen sociale media ook een belangrijke rol. Ze onderschrijven de erecultus die gaandeweg ontstaat rondom het titelpersonage: een jonge vrouw die dankzij een gewiekste wisseltruc de plek van haar broer inneemt in de gevangenis. Deze moderne versie van de gelijknamige Griekse tragedie speelt zich af in Quebec, waar Antigone met haar familie – in de jaren negentig gevlucht uit Algerije – woont en werkt. Een van haar broers wordt op een dag door de politie doodgeschoten – een smartphone wordt aangezien voor een pistool. Haar andere broer, die hevig reageert op het fatale schot, wordt vervolgens vastgezet voor mishandeling van een politieagent.

De broers van Antigone – criminelen van beroep – zijn logischerwijs verantwoordelijk voor hun daden. Maar in de film lijkt te worden gesuggereerd dat hun lot al vastlag. Het tweederangs burgerschap als niet-westerse Québécois gaat niet gepaard met het euforische toekomstbeeld dat Antigone ooit voor ogen had. Maar ze streeft wel naar verandering: wanneer ze haar transformatie heeft ondergaan, en haar haren heeft afgeknipt zodat ze op haar broer lijkt, kun je je niet aan de indruk onttrekken dat we hier te maken hebben met een eigentijdse, strijdvaardige Jeanne d’Arc.

Vergiffenis
Het Poolse Corpus Christi draait ook om het ondergaan van een transformatie, en is uiterst fatalistisch. De jonge delinquent Daniel zal nooit toe kunnen treden tot het seminarie om priester te worden. Daarvoor heeft hij al te veel op zijn kerfstok. Totdat hij een maas in de wet vindt: in een dorpje ver weg van de inrichting in Warschau waar hij vastzit, weet hij zich in te laten huren als de vervanger van de lokale predikant. Na een snelcursus Oud en Nieuw Testament vervult hij zijn nieuwe taak met bezieling.

Het grote thema hier is vergiffenis. Ondanks het feit dat Daniel een zondaar is, mag hij in zijn groen-witte gewaad de kerkgangers toespreken. Ondanks het feit dat hij nooit de priesteropleiding heeft gevolgd, mag hij de biecht afnemen. Je zou kunnen zeggen dat het gevoel het van het verstand wint in Corpus Christi, en Daniel weet – net als Antigone – een grote groep mensen voor zich te winnen. Tegelijkertijd toont filmmaker Jan Komasa de misstanden binnen de katholieke kerk: hoe men in sommige gevallen bewust de andere kant opkijkt.

De strijd tussen het wereldlijke en het kerkelijke is in het Tunesische The Scarecrows juist een farce. In dit intense drama keren twee Syriëgangers, Zina en Djo, na een traumatische tijd in 2014 terug in hun thuisland. In Syrië leden ze onder de dictatuur van het kalifaat. In Tunesië worden ze als misdadigers beschouwd: als promiscue gelukzoekers die het geloof niet hebben gevonden in het Midden-Oosten. Het duo dreigt vanwege hun acties vervolgd te worden, en wordt bijgestaan door de cynische advocaat Nadia, die zich afvraagt of de vrouwen ooit nog in vrijheid zullen leven.

De mannen – de echtgenoten, familieleden en buren – willen ook hun zegje doen. Ze schuwen geweld niet. Elke keer dat er een man in beeld komt, op de homoseksuele Driss na (die kampt met gelijksoortige problemen als de twee vrouwen), dreigt er iets. Daardoor lijkt het Tunis dat filmmaker Nouri Bouzid schetst, bij vlagen op het kalifaat dat Zina en Djo zijn ontvlucht.

Collective is misschien wel de sterkste film uit de Camera Justitia competitie. Deze documentaire draait onder meer om een in Wenen woonachtige Roemeen die in zijn geboorteland orde op zaken komt stellen. Aanleiding van de film is een brand in een nachtclub in 2014, waarbij tientallen mensen omkomen. In de weken en maanden na het incident overlijden nog eens 37 gewonden. Meteen rijst de vraag: functioneren de ziekenhuizen wel? Zijn ze voorbereid op een ramp? Het antwoord is nee en de oorzaak is corruptie van epische proporties.

Nadat die corruptie bekend wordt, treedt de regering af. De nieuwe minister van gezondheidszaken (een sympathieke technocraat) reist vanuit Wenen – een toevluchtsoord voor hoogopgeleide Roemenen – naar Roemenië en ontpopt zich als de grote probleemoplosser. Eerder in de film zien we hoe de bal begint te rollen nadat journalisten via vernuftig onderzoekswerk weten te achterhalen dat antibacteriële zepen die aan ziekenhuizen zijn verkocht zodanig zijn aangelengd dat ze nog nauwelijks effectief zijn.

Deze ijzersterke documentaire van Alexander Nanau stemt niet optimistisch over de democratie in Roemenië. Gelukkig laat hij ook Roemenen zien met het hart op de juiste plaats. Er gloort hoop aan de horizon: met een nederige politicus die luistert in plaats van oreert; die leert in plaats lesgeeft. En die vooral niet op aarde is om z’n zakken te vullen.

Opvallend is wel dat geen enkele film in de competitie gaat over de bedreiging van de Europese rechtstaten en de bedreiging van de wetenschappelijke vrijheid en de persvrijheid door populistische groeperingen. Misschien is die dreiging te recent om al films te hebben opgeleverd. Aan de andere kant voltooide Errol Morris wel al American Dharma.