Lichting 2016: Tessa Louise Pope

Tessa Louise Pope
"Het mag allemaal wel een beetje lullig"
Zoals elke zomer gaat de Filmkrant op pad, op zoek naar vers afgestudeerd filmtalent van de verschillende academies. Iedere week volgt hier een interview met de wellicht volgende Paul Verhoeven, Nanouk Leopold of Jim Taihutu. Eerste in de reeks is Tessa Louise Pope (Nederlandse Filmacademie) over haar opvallend luchtige familiedocumentaire The Origin of Trouble. "Ik vind het belangrijk om te lachen. Om ernaar te kijken en te denken, wat een rare puinhoop hebben we ervan gemaakt."
In je documentaire interview je je familieleden, inclusief je beide ouders, om de slechte band met je biologische vader te ontrafelen. Een tamelijk persoonlijk project. Wanneer zag jij in dat je eigen leven bruikbaar materiaal was? "Voor ik deze film maakte was ik al bezig met dingen voor mezelf uitzoeken en die in een filmvorm gieten. Door af en toe te switchen tussen jezelf als mens en filmmaker creëer je afstand, zo kun je je eigen shit bestuderen. Daarnaast was ik me er altijd al van bewust dat mijn familieverhaal niet zo doorsnee is. Dat moest ik vroeger op de basisschool al telkens uitleggen. Als ik nu om me heen kijk zie ik het steeds vaker, ook in onze research: één op de drie huwelijken eindigt in een scheiding, één op de vier kinderen groeit op in een gezin zonder biologische vader. De film gaat dus niet alleen over mij, dat geeft het al meer urgentie. Als je een film gaat maken over een probleem en je komt erachter dat je de enige bent die ermee zit, dan doe je daar anderen wellicht niet zo een plezier mee."
The Origin of Trouble
Wat je zegt gaat wel in tegen het principe van ‘je werk niet als therapie gebruiken’. Of ben jij het sowieso oneens met die stelregel? "Mijn moeder is psycholoog, mijn stiefvader is psychiater en mijn vader filmmaker. Dus ik denk dat ik voortkom uit die mix. Ik geloof er ook in dat mensen best veel respect voor je hebben als je je kwetsbaar op durft te stellen. Maar natuurlijk wel op voorwaarde dat je er een evenwicht in vindt. Daarom is voor mij de vorm van mijn film altijd het belangrijkst. Het moet niet te zwaar worden, mensen moeten zich ermee kunnen identificeren. Bij de juiste balans is het dus niet eens zo goor om therapie in je verhaal toe te passen. Wat in mijn geval natuurlijk ook hielp was dat we met een team van crewleden en begeleiders naar mijn verhaal keken. Gaandeweg kon ik het door hun ogen zien."
Stuitte het verfilmen van zo een persoonlijk onderwerp nog op weerstand binnen de academie? "Wat ze wel vaak vroegen was ‘wat voor scènes ga je dan filmen? Jij en je vader aan de keukentafel aan een moeilijk diner?’ En ik dacht alleen maar, ik ga helemaal niet mezelf spelen in een scène. Ik had echte vragen, ik wilde dingen weten en ik wilde het verhaal uitdiepen. De scènes zijn uiteindelijk de dingen eromheen geworden, die we samen hebben meegemaakt. Iemand zei laatst ‘jouw film is een goed voorbeeld van een film waarin interviews ook scènes zijn’. Daar was ik heel dankbaar voor, want door die vragen op de academie dacht ik toch de hele tijd door ‘oh jee, ik heb geen goede scènes! Het is niet film genoeg.’ Je wordt daar gekneed en gevormd over hoe je later films moet maken, dus ondanks je intuïtie denk je dat je iets fout doet als je je er niet aanhoudt."
Zoals je zelf al zegt, je wou het qua stijl het liefst luchtig houden. Hoe heb je dat aangepakt, hoe maak je het niet te zwaar? "Ik heb allereerst een team samengesteld waarmee ik een documentaire kon maken die ook begrepen zou worden door Jan mijn buurman, kortom toegankelijk. Voor de rest: ik ken mijn vader, ik weet hoe hij is en dat hij onverwacht kan reageren, en ik weet hoe ik ben. Ik weet dat onze gemeenschappelijke grond luchtig is, niet emotioneel. Wat betreft de cameravoering van de interviews wist ik dat ik ruime kaders nodig had. Omdat ik het heel belangrijk vind om ook iemands lichaamstaal te zien én omdat ik denk dat al die huisjes waar mijn familieleden inzitten zoiets wezenlijks zeggen over wat voor persoon daar voor je zit. Als je iemand neerzet in een studio, mooi uitgelicht, dan wordt het een moviestar. Het mocht juist allemaal wel een beetje lullig. Een optelsom van factoren dus, maar bovenal: ík ben zo. Niet om mezelf grappig te noemen, maar ik vind het belangrijk om te lachen en er ook naar te kijken en te denken, wat een rare puinhoop hebben we ervan gemaakt en wat fijn dat we het nu allemaal toch weer een beetje bij elkaar puzzelen."
In NRC merkte filmjournalist Coen van Zwol op benieuwd te zijn hoe je je ‘filmisch zou weren buiten de veilige familiekring’. Hoe kijk jij daar zelf tegenaan? "Wat ik zelf heel erg jammer vind is dat egofilms een beetje een not done imago hebben. En dat terwijl er heel veel grote makers in dit ‘genre’ zijn, van Michael Moore tot Alan Berliner en dichter bij huis Sunny Bergman, op een bepaalde manier ook Michiel van Erp. Toch wordt het in het nuchtere Nederland vaak als navelstaarderij gezien. Het heersende beeld is ‘o ga jij even lekker met je familie op de bank zitten’. En dat terwijl het misschien zelfs wel ingewikkelder is dan met mensen die je niet kent. Als je een film maakt, doe je dat uit een interesse of nieuwsgierigheid. Of je dat nou toonbaar in je eindresultaat laat zien of in je maakproces meeneemt, dat vind ik niet zo een interessante discussie. Voor mezelf weet ik dat ik graag films wil blijven maken met eenzelfde luchtigheid, toegankelijkheid maar ook ingewikkeldheid. Dat is mijn enige missie."
Alexander Zwart