Lichting 2016: Coen Eigenraam
"Archiefbeelden werken als een filmische bijzin"
Zoals elke zomer gaat de Filmkrant op zoek naar vers afgestudeerd filmtalent van de verschillende academies. Deze week vertelt Coen Eigenraam (AKV|St.Joost) over Het Einde van het Geslacht Vos, een fantasierijke familiekroniek in 17 minuten over de uitvinder van de lucifer. "Toen ik dit verhaal af had dacht ik wel: fuck, hoe moet ik zoiets groots gaan maken?"
Het verhaal over de familie Vos is een nogal lijvige geschiedenis. Hoe heb je het bedacht? Wat was je startpunt? "In dit geval was het eigenlijk de lucifer. Het is klein, precies lang genoeg om een vlammetje te geven dat even brandt maar niet dat het onhandig wordt, het is licht, het past in een klein doosje, dat doosje heeft weer een functie bij het afstrijken en ga zo maar door. Het is als uitvinding perfect, kan eigenlijk op geen enkele andere manier beter. Behalve dat dat toch gebeurd is, met de aansteker. Het idee van zo’n perfecte uitvinding die tot ondergang gedoemd is, dat vond ik interessant. Daaruit is die familie van luciferfabrikanten ontstaan die zelf ook gedoemd is te mislukken. Vervolgens sluipen er dan andere dingen in, zoals de katten die regelmatig voorbijkomen. Op een gegeven moment denk ik dan: oh ja, hier is ruimte voor een kat. En natuurlijk dreigt de fantasie dan weleens uit de bocht te vliegen, maar uiteindelijk krijgt je film dan toch zijn eigen wetten waarin iets wel of niet past."
Is het schrijven altijd al een groot onderdeel van filmmaken voor jou geweest? Je film is ongebruikelijk literair in vergelijking met andere afstudeerfilms. "Ja klopt, daar hadden docenten best moeite mee, het is toch een beeldende academie. In eerdere jaren zeiden ze ook: ‘Wil je niet een boek schrijven?’ Maar uiteindelijk wilde ik toch het liefst een film maken. Voor het schrijven ben ik dus zelf maar begeleiders gaan zoeken. Vooral theatermaker Daniël Samkalden, maar ook anderen, hielpen me dat talige te ontwikkelen. Zij hadden daar een zekere strengheid in die docenten op St.Joost juist weer in beeld hebben. Toen ik na dat proces met de geschaafde tekst terugging naar de academie, zeiden ze daar dat het nog steeds veel te veel was: over een fabriek, over een man, over generaties, en dat met alleen voice-over. ‘Wanneer gaan we nou iets voelen? Wanneer wordt het cinema?’, zeiden ze dan. Omdat ik zelf niet van het psychologiseren ben, ook niet van mijn personages, heb ik toen dus maar gewoon de film gemaakt. Om te bewijzen dat het kon."
Naast dat het de sfeer van een vuistdikke roman oproept, doet Het einde van het geslacht Vos ook denken aan het werk van bijvoorbeeld Wes Anderson. Wat is jouw belangrijkste inspiratiebron? "Dat zijn verschillende dingen. In het schrijven is het Márquez en Murakami en hoe zij het epische, het vreemde en het dagelijkse ineen weven. Dat zie je ook in Het einde van het geslacht Vos. Ook al zijn het luciferfabrikanten, doordat het over meerdere generaties gaat krijgt het iets episch. Qua film hou ik heel erg van de Franse nouvelle vague en de manier waarop zij voice-over gebruikten. Maar ook Peter Greenaway, zeker zijn eerdere films. In Drowning by Numbers (1988) zet hij bijvoorbeeld een totaal bizarre wereld neer waarin alles over water en tellen gaat. Maar wel geheel kloppend binnen zijn eigen logica."
Het einde van het geslacht Vos
Je bent in je film heel vrij in je materiaalgebruik, en vermengt zelf geschoten beelden met archiefmateriaal en animatie. Hoe ben je daartoe gekomen? "Het archiefmateriaal zit er om twee redenen in. Allereerst omdat het een soort documentaire connotatie heeft. In dit geval heel ironisch want het is absoluut geen documentaire. Maar de kijker krijgt wel het gevoel van iets waargebeurds waar op teruggeblikt wordt. Daarnaast werkt archiefmateriaal ook als een soort filmische bijzinconstructie. In de literatuur licht je daarin een situatie uit of gebruik je een metafoor en dat kan archief in film doen: ‘We zijn in het verhaal, we schakelen even naar archief’. Het wordt als het ware de bijzin bij het verhaal. Het maakt het gelaagder. Maar bij het werken met alleen archiefmateriaal loop je dan weer tegen grenzen aan. Je kan er geen personage in introduceren. Je hebt iemands gezicht niet beschikbaar in precies de expressies die je nodig hebt om het verhalend te maken. Om een echt verhaal te tonen moest ik dus wel scènes gaan filmen. Iets soortgelijks geldt voor de animatie. Want sja, (lachend) ik had nu eenmaal lopende luciferbeestjes bedacht. Hoewel ik nooit eerder met animatie had gewerkt moest ik daar dus ook maar aan geloven. Aanvankelijk wile ik daar stop-motion animatie voor, maar dat bleek nagenoeg onmogelijk omdat de belichting op locatie dan wekenlang gelijk moest blijven. Het is uiteindelijk een CGI-oplossing geworden, gemaakt door studenten van de Filmacademie. Daar komen mijn producenten overigens ook vandaan. Ik had dit verhaal namelijk geschreven om te verfilmen, en toen het af was dacht ik: ‘Fuck, dit kan gewoon echt niet, hoe moet ik zoiets groots gaan maken?’ Toen heb ik Loes Komen en Eva Verweij benaderd [dit jaar afgestudeerd aan de NFTVA — AZ], die wilden gelukkig de productie op zich nemen."
Op het moment ben je nog bezig met de afwerking van deze film. Heb je al vervolgplannen voor het leven na de academie? "Ik zou wel erg graag films willen maken. Maar niet op een manier zoals ik ze nu ken in Nederland. Ik weet niet of er voor mensen zoals ik plek is in de huidige Nederlandse filmindustrie. Uiteindelijk ligt daar wel mijn ambitie. Daarnaast zou ik ook graag proza schrijven en iets in het theater willen doen. Gebieden waarin tekst en beeld zich tot elkaar verhouden, dat vind ik interessant. Waar versterken ze elkaar, waar moet je het ene ruimte geven en waar het andere. Daar wil ik graag mee spelen."
Alexander Zwart