Jubileum Masters-opleiding film: reflectie en grenzen verleggen

Greifensee
Meer dan het productgericht werken en denken dat zo kenmerkend is voor de filmwereld. En met meer verdieping van het ‘filmmakerschap’. Dat is de inzet waarmee de Filmacademie vijf jaar geleden haar onderwijsaanbod uitbreidde met een Masters-opleiding. Vanaf vandaag zijn in EYE de onderzoeksresultaten te zien van de lichting 2014. In de vorm van lezingen, symposia, digitale installaties, scripts, voorstellen. En films.
Op de Bachelor-opleiding van de Filmacademie worden studenten klaargestoomd voor een baan in de filmindustrie. Maar er was voor 2009 al enige tijd behoefte aan een verdiepende opleiding, waarin denken en doen aan elkaar gekoppeld worden. ‘De Master is een soort vrijplaats voor experiment en reflectie’, definieert lector Mieke Bernink de opleiding waar zij leiding aan geeft. ‘Het gaat hier niet zoals gebruikelijk in de filmwereld in eerste en enige instantie om het product, maar veel meer om het proces. Studenten worden uitgedaagd om grenzen te verkennen en verleggen.’
De structuur die de Filmacademie hiervoor heeft ontwikkeld wijkt af van de meeste Master-opleidingen, die in feite een verlengstuk zijn van de Bachelor en dezelfde indeling in disciplines kennen. De nadruk ligt hier op artistiek onderzoek. In het onderwijs voor beeldende kunst en theater is dit al een tijdje gemeengoed — denk bijvoorbeeld aan DasArts, Rijksakademie en Jan van Eyck Academie — maar in het filmonderwijs is deze aanpak uniek.
Maximaal twaalf deelnemers per jaar kent de opleiding en daar gaat een strenge selectie aan vooraf. Behalve naar talent en vooraf geformuleerde onderzoeksvraag wordt gekeken naar diversiteit binnen de groep. Een derde van de deelnemers is afkomstig uit Nederland, de rest komt uit het buitenland, van Oost-Europa tot Brazilië. Slechts de helft heeft een reguliere filmopleiding; de rest komt uit het theater of dans of heeft kunstacademies met specialisatie film gedaan. Komend jaar zit er zelfs een filmcriticus bij. Allemaal hebben ze een paar jaar professionele ervaring. Bernink: ‘Dat internationale aspect vinden we belangrijk omdat de filmwereld internationaal is. De diversiteit in achtergrond benadrukken we omdat juist de randgebieden van de film — en ook binnen de film zelf, in digitale media bijvoorbeeld — erg interessant zijn.’
Gedurende twee jaar werken de studenten aan eigen onderzoek. Twee keer per maand is er een gastspreker — in het verleden onder andere componist Louis Andriessen, choreograaf Hans van Manen en videokunstenaar Johan Grimonprez. Eens per jaar is er voor korte tijd een artist in residence aan de opleiding verbonden die zijn of haar eigen filmonderzoek verbindt aan dat van de studenten. Afgelopen jaar was dat de Duitse script consultant Franz Rodenkirchen. Studenten krijgen individuele begeleiding van een mentor, maar moeten veel zelf doen. Op het einde van twee jaar presenteren ze de uitkomsten van hun onderzoek. ‘En dat kan heel divers zijn’, stelt Bernink. ‘Het kan een work in progress zijn, een voorstel voor een film of een script, maar ook een installatie.’
Die diversiteit en nadruk op onderzoek komt terug in de presentaties in EYE van de negen studenten die zich nu Master of Film mogen noemen. De Roemeense Anca Oproiu heeft bijvoorbeeld karakterontwikkeling via kleur onderzocht. Dat leverde de korte film Str. Drapelului No. 0 op, maar ook een bordspel. Sonja Wyss, wiens dialoogloze Winterstilte (2008) het goed deed in het internationale festivalcircuit, ging voor Greifensee in op de relatie tussen beeld en taal en eindigde met zowel een film als meerdere scenario’s.
Margot Schaap leverde als enige een lange film af, getiteld Een dag in het jaar. Zij probeerde de rijkdom van het alledaagse leven te vangen door een jaar lang iedere maand, op telkens een ander tijdstip van de dag, twee uur te filmen. Zonder script en volledig geïmproviseerd resulteert dat in een samenvatting van een etmaal die dwars door de vier jaargetijden loopt.
Het is na vijf jaar nog te vroeg om het effect van de experimentele aanpak op de sector te meten, geeft Bernink toe. ‘Maar we hopen dat de studenten hier, door het onderzoek dat ze hebben gedaan, weggaan met een reservoir aan ideeën voor nieuwe projecten. Dat ze niet van project naar project leven, maar dat er ook echt een lijn zit in die projecten, dat die beter geworteld zijn en daarom ook beter.’
Edo Dijksterhuis