Het gaat niet goed met de Nederlandse jeugdfilm

Superjuffie was met 282.396 bezoekers de best bezochte Nederlandse jeugdfilm van 2018.

Met de herfst en Cinekid in aantocht lijkt het allemaal wel mee te vallen. En ook op internationale festivals doen Nederlandse jeugdfilms het bijzonder goed. Dat kan echter niet verhullen dat zowel bezoekcijfers en recettes de afgelopen zeven jaar dramatisch zijn gedaald. Zo blijkt uit het recent gepubliceerde onderzoek Zien & gezien worden.

De cijfers uit het rapport dat Peter Bosma en Esther Schmidt schreven in opdracht van het Nederlands Filmfonds zijn ontnuchterend. Trokken Nederlandse jeugdfilms in 2014 nog 2,3 miljoen bezoekers, in 2018 was dat aantal gedaald tot 900.000. De inkomsten krompen in diezelfde jaren van €16,1 miljoen tot €7,1 miljoen. Nu gold de periode waar het onderzoek over gaat, 2011 tot en met 2018, als magere jaren voor de Nederlandse film in het algemeen, maar ook relatief gezien komt de jeugdfilm er slecht vanaf. Het aandeel in de vaderlandse filmproductie zakte van 30 naar 23%.

Een deel van die daling is te verklaren uit het simpele feit dat er minder films zijn gemaakt. Gemiddeld worden er zo’n twaalf jeugdfilms per jaar gemaakt maar in 2018 bleef de teller steken op negen. Het totaal aantal jeugdfilms dat in ons land werd uitgebracht steeg daarentegen. In 2011 waren het er 39 en vorig jaar 48.

Die buitenlandse producties worden ook nog eens ondersteund met hogere marketingbudgetten. Ze weten niet alleen zichtbaarder te zijn voor een groter publiek maar krijgen ook vaak betere time slots in de programmering en hebben meer vertoningen. Daar komt nog eens bij dat de Nederlandse films vrijwel allemaal in dezelfde periode worden uitgebracht – de helft van het aanbod tussen oktober en december – waardoor ze elkaar beconcurreren.

Een van de aanbevelingen die de opstellers van het rapport dan ook geven is: betere spreiding van releases. Distributeurs en bioscoopeigenaren zouden meer moeten samenwerken om de Nederlandse jeugdfilms vaker en op een gunstiger tijdstip te laten draaien. Filmeducatie kan ook helpen om het publiek te vergroten. En de films moeten te zien zijn op meerdere platforms. Maar de belangrijkste aanbeveling gaat over continuïteit: “Distributeurs en vertoners kunnen hun samenwerking intensiveren ten aanzien van het aanbod van kwalitatieve, niet-commerciële jeugdspeelfilms door het jaar heen. In met name de artistieke vertonerscircuit is er behoefte aan een continu aanbod door het jaar heen, niet alleen in de vakantieperiodes. Dit zou ook een mix van nieuwe en reeds uitgebrachte titels kunnen zijn.”