Film by the Sea en CineCity samen verder
Film by the Sea is in het nauw gedreven door overheidsbezuinigingen maar bedacht een creatieve oplossing. Het festival in Vlissingen gaat nu in zee met CineCity, de bioscoop waar het evenement sinds 1998 plaatsvindt. Deze vorm van publiek-private samenwerking is uniek in de Nederlandse filmsector.
Eind vorig jaar luidde Film by the Sea-directeur Leo Hannewijk al de noodklok. Hij voorzag dat het wegvallen van de gemeentelijke subsidie — €85.000 op jaarbasis — de festivalorganisatie parten zou gaan spelen. Er was in 2015 al gesneden in kosten voor personeel en communicatie, maar de uitgaven zouden nog verder moeten worden teruggeschroefd waardoor het voortbestaan van het festival in gevaar komt.
De oplossing is gevonden in samenwerking met CineCity. ‘Alle inhoudelijke taken blijven bij mij: de programmering, de selectie, de jury’s, gasten, prijzen’, vertelt Hannewijk. ‘De uitvoerende taken, zoals sponsoring en arrangementen, worden de verantwoordelijkheid van CineCity. Het financieel risico komt daarmee te liggen bij de bioscoop.’
CineCity heeft met de bouw van de 730 stoelen tellende zaal CCXL haar capaciteit verhoogd naar 1900 zitplaatsen. Het festival heeft dus genoeg ruimte om te groeien de komende jaren. ‘En met zo’n zaal die ook geschikt is voor theater en muziek, zou het festival op den duur misschien wel verrijkt kunnen worden met bijvoorbeeld concerten’, aldus Hannewijk.
Vooralsnog zal de bezoeker weinig merken van het nieuwe bedrijfsmodel. Voor de organisatie, die de afgelopen jaren steeds is uitgekleed, betekent de transformatie vooral rust. Hannewijk: ‘Ik kan me nu volledig op de inhoud richten en dat is heel prettig. Ik hoef me er niet mee bezig te houden of de gasten worden opgehaald met een Renault of een Peugeot.’
Dit alles natuurlijk mits de fondsen en de provincie Zeeland, waar Film by the Sea grotendeels van afhankelijk is, gewoon aan boord blijven en hun bijdrage gelijk houden. Het zal tot het begin van de zomer duren voordat daar duidelijkheid over is. Vooruitlopend hierop roept Hannewijk de fondsen op notie te nemen van de manier waarop hij de bezuinigingen het hoofd biedt. Het Vlissingse publiek-private project zou zelfs kunnen dienen als pilot. ‘Het zou goed zijn als de fondsen deze samenwerking monitoren en evalueren. Het is geen gesloten model en zou best voor meer organisaties een oplossing kunnen zijn.’
Edo Dijksterhuis