EYE-restauratie in première in Venetië

  • Datum 04-09-2011
  • Auteur
  • Deel dit artikel

Nicholas Ray als zichzelf in We Can’t Go Home Again

De restauratie van We Can’t Go Home Again, deels uitgevoerd door EYE, beleeft vandaag zijn wereldpremière in Venetië. De zwanenzang van regisseur Nicholas Ray (Rebel Without a Cause) liet zich niet makkelijk restaureren, vertelt curator Giovanna Fossati.

Na successen als Johnny Guitar (1954) en Rebel Without a Cause (1955) zat de filmcarrière van regisseur Nicholas Ray begin jaren zeventig ernstig in het slop. Als filmdocent aan Harpur College in Binghamton, New York hervond hij zijn creativiteit. Met zijn studenten vormde hij een commune van filmmakers. Het resultaat was het experimentele We Can’t Go Home Again, de laatste speelfilm die hij zou maken.

Ray, die in 1979 overleed, zou dit jaar honderd zijn geworden. Zijn weduwe Susan Ray, voorzitter van de Nicholas Ray Foundation, besloot dat het een mooie aanleiding was om We Can’t Go Home Again opnieuw onder de aandacht te brengen. Ze benaderde EYE om een restauratie uit te voeren. "Het was voor ons meteen duidelijk dat het een superbelangrijke klus was," vertelt Giovanna Fossati, hoofdcurator van EYE. "Het is een project dat goed bij ons past: als restauratietechnische uitdaging, maar ook als aanvulling op onze collectie van internationale avant-gardefilms."

Spirituele spreekbuis
De resterende kopieën van We Can’t Go Home Again waren er slecht aan toe. Maar het technische deel was volgens Fossati niet het moeilijkste van de restauratie. Het lastigst waren de beslissingen die in de allereerste fase genomen moesten worden. Ray bleef de film tot aan zijn dood herzien, waardoor er een keuze tussen verschillende versies gemaakt moest worden. Die beslissing moest ook nog eens genomen worden in een ingewikkeld overleg. "Het kan lastig zijn om met een weduwe te werken," zegt Fossati. "Susan was een soort spirituele spreekbuis van de maker. Daarnaast fungeerde ze als feitelijke spreekbuis van de studenten die aan de film gewerkt hebben. Zij hadden ook allemaal hun eigen ideeën over welke versie gerestaureerd moest worden. Gelukkig viel er met Susan heel goed te praten."

Na maanden van voorstellen en tegenvoorstellen viel de keuze op de allereerste versie van de film, die in 1973 in Cannes vertoond werd. Het is een opvallende keuze, omdat zijn latere herzieningen suggereren dat Ray niet tevreden was over de eerste versie. "Dat dacht ik in het begin ook," zegt Fossati, "maar het schijnt dat Ray over de latere versies nog minder te spreken was. Sommige regisseurs zijn nou eenmaal nooit tevreden. George Lucas blijft ook aan Star Wars sleutelen. Voor ons gaf de doorslag dat de versie van 1973 destijds door de meeste mensen is gezien."

Vieze vingers
Na de moeizame beginfase was ook de feitelijke restauratie een grote uitdaging. EYE vroeg de Academy of Motion Picture Arts and Sciences om de geluidsband te restaureren en nam zelf het beeld voor zijn rekening. Het belangrijkste uitgangspunt was dat het eindresultaat niet te schoongepoetst en strakgetrokken mocht zijn. "Bij de eerste tests hebben we met de oorspronkelijke filmelementen de postproductie helemaal overnieuw gedaan. Die tests waren heel interessant, want ze leverden resultaten op die absoluut onvergelijkbaar waren met de film die in 1973 in Cannes heeft gedraaid. Het handmatige, organische karakter van de film was verdwenen. Het leven was eruit."

Terughoudendheid was daarom het devies, vertelt Fossati. "We Can’t Go Home Again werd gemaakt in een tijd waarin er heel veel gedronken en geblowd werd. Dat kun je in de film bijna voelen. Hij is midden in de nacht gemonteerd met vieze vingers en ronddwarrelende sigarettenas. Je ziet letterlijk de vingerafdrukken van de makers. Die hebben we niet weg willen halen. Voor mijn gevoel is het ons gelukt om die fijne lijn te respecteren. Het ziet er echt uit als een film uit de jaren zeventig."

Erik Schumacher