Europese ani­ma­tie heeft nog wat in te halen

Paddington 2

De EU produceert gemiddeld 55 animatiefilms en 830 uur aan animatie-tv per jaar. Verreweg het meeste is afkomstig uit Frankrijk en Groot-Brittannië. China is de grootste afnemer buiten Europa, maar het marktaandeel in bioscopen en op internationale VOD-platforms blijft achter. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van het European Audiovisual Observatory.

De metingen zijn gebaseerd op de periode 2015-2019. Tussen de individuele jaren zitten verschillen. Zo werden er in 2018 maar liefst 84 Europese animatiefilms gelanceerd en lag dat aantal in 2016 op slechts 44. Het rapport van de European Audiovisual Observatory heeft voor de volledigheid ook de cijfers voor coronajaar 2020 toegevoegd. Toen zagen 36 Europese animatiefilms het licht.

De meeste animatiefilms worden gemaakt in Frankrijk: 8,8 gemiddeld per jaar. Daarna volgen Rusland (7,0), Duitsland (6,0) en Groot-Brittannië (4,8). De Britten zijn wel, samen met de Fransen, verantwoordelijk voor de grootste publiekssuccessen. Negen van de tien best bezochte Europese animatiefilms waren een Franse of Britse (co)productie. Nummer 1 op die lijst, Paddington 2 (2017, goed voor 27.726.933 verkochte kaartjes), is een Brits-Franse samenwerking.

Wat animatie-tv betreft scoren de Britten ook weer hoog, 230 uur per jaar, waarmee ze samen met Frankrijk (300 uur) die markt domineren. Duitsland, Spanje en Italië volgen op afstand. Het marktaandeel van Europese animatie-tv ligt op 36%, een stuk hoger dan het aandeel in live fiction film (10%).

In de bioscoop en op VOD-kanalen is echter nog een wereld te winnen voor animatiefilms. Het marktaandeel in bioscopen ligt op 16% (versus 29% voor andere filmvormen) en bij VOD zijn de verhoudingen 21 versus 33%. Het is niet zo dat Europese animatiefilms worden genegeerd door streamingpartijen: 94% is opgepikt door één of meer platforms. Europese animatiemakers voelen vooral de concurrentie van Japan en de VS, die een veel hogere productie hebben.