De plannen van Pieter Fleury

  • Datum 22-03-2012
  • Auteur
  • Deel dit artikel

Pieter Fleury

Pieter Fleury wordt het nieuwe Hoofd Documentaire van het Nederlands Filmfonds. In de nieuwe organisatiestructuur van het Fonds betekent het dat Fleury de komende drie jaar grote persoonlijke invloed heeft op de Nederlandse documentaire. Wat gaat er veranderen? "Ik houd wel van een beetje lef."

Dat Pieter Fleury per 2 april Niek Koppen opvolgt als Hoofd Documentaire bij het Filmfonds mag een verrassing heten. Tien jaar geleden kondigde Fleury nog aan dat hij zou stoppen met documentaires maken, omdat het bureaucratische proces rond de financiering van zijn films hem te veel in zijn creatieve proces belemmerde. Nu wordt de regisseur van Ramses: Où est mon prince zelf onderdeel van die bureaucratie. "If you can’t beat them, join them," zegt hij lachend. "Ik denk dat ik op deze plek kan bijdragen aan een beter klimaat voor documentaires in Nederland."

Het Filmfonds gaat met consulenten werken in plaats van commissies. Wat verandert dat aan de positie van het Hoofd Documentaire? "Hoe ik het nu heb begrepen, brengt het Hoofd Documentaire in de huidige rol samen met de commissies advies uit over een subsidieaanvraag. Ik word straks ook consulent. Dat betekent dat ik met meer autonomie kan zeggen: dit vind ik een veelbelovende film en daar gaan we mee door. Het wordt niet meer de brede mening van een aantal mensen, maar voor een aantal jaar selecteer ik de filmprojecten en adviseer ik het bestuur. Het beleid wordt daardoor inzichtelijker."

Wat wordt jouw inhoudelijke koers? "Ik ben erg geïnteresseerd in de artistieke film. Een van mijn grote voorbeelden is Frans Zwartjes. Nou is het niet heel erg documentair wat hij doet, maar hij maakt wel cinema. Het mooie van zulke films is dat ze geschikt zijn voor de bioscoop. Ik hoop erg dat er bij ons veel mooie plannen gaan binnenkomen voor artistieke documentaires. Maar in de basis blijft de belangrijkste vraag of er een mooie dramatiek in een film zit. De vorm is daar gedienstig aan."

Je hebt zelf veel ervaring met geld vinden buiten de subsidiekanalen om. In hoeverre ga je filmplannen beoordelen op de creativiteit waarmee naar aanvullende financiering wordt gezocht? "Ik juich het toe als filmmakers geld uit de markt halen, omdat ze daarmee het bestaansrecht van hun film aantonen. Toen ik zelf van de Filmacademie afkwam, had ik met twee klasgenoten het voornemen om geen subsidies aan te vragen. Wij wilden erkenning van de markt dat we met ons product noodzakelijk waren. Dat vind ik nog steeds een gezonde houding, omdat het voorkomt dat je alleen maar films voor een beperkte doelgroep gaat maken. Er zijn veel nieuwe vormen van financiering en daar moet je naar kijken. Die lijn is door het Filmfonds al ingezet. Dat was een van de redenen waarom deze job me zo aansprak."

Je bent voor twee jaar en negen maanden aangesteld. Wat wil je in die periode bereiken? "Ik wil in ieder geval de zichtbaarheid van de documentaire in de bioscoop vergroten en de bestaande samenwerking met de omroepen verstevigen. Ik wil een nieuwe generatie makers uitdagen. Ik wil Nederland internationaal ook een leidende positie geven. Ik geloof erg dat het Nederlandse documentaire-aanbod een mooi product is. Dat wil ik uitbuiten door financieringsmogelijkheden in het buitenland te vergroten — en dan denk ik niet alleen aan Europa, maar ook aan China."

Op die manier kun je voorkomen dat makers zo gefrustreerd raken als jij tien jaar geleden was? "Haha, dat ligt niet alleen daaraan, maar ook aan de artistieke ruimte die men krijgt. Daar ga ik niet alleen over, want de omroepen zullen een belangrijke partner blijven. Ik hoop dat zij durven te geloven dat het publiek bereid is om bijzondere films te zien. Ik heb het idee dat er in het huidige tijdsgewricht vaak veilige keuzes gemaakt zijn. Ik houd wel van een beetje lef. Ik wil niet alleen de omroepen, maar ook makers uitdagen om meer lef te tonen."

Erik Schumacher