De filmparodie op het voetstuk in Leiden

Airplane!

De tweede expositie in het knusse Film Museum Leiden heeft een persoonlijk tintje, vertelt museumdirecteur Alexander Mouret. "Een parodie is een ‘open invitation to ridicule’ en dat is soms ook wel goed als je ziet wat voor beroerde films er gemaakt worden."

Door George Vermij

"Surely you can’t be serious?" Wie die filmquote automatisch aanvult met: "I am serious and don’t call me Shirley!", die weet wat hen te wachten staat in het filmmmuseum in de Sleutelstad. Alexander Mouret, die samen met Evert de Vries ook het Leiden International Filmfestival runt, heeft het museum als een hobbyproject en richt zich dit keer op de parodiefilm. "Ik moest nog even naar de Action om lijsten te halen", lacht hij als ik hem in Leiden spreken op de opening. "Alles voor de filmkunst!"

Het voornaamste uitgangspunt voor het museum is de vraag: ‘Wat doet Eye niet?’, legt Mouret uit. "Wij hebben natuurlijk helemaal niet de pretentie om met ze te concurreren met onze kleine geïmproviseerde museumzaaltjes. Maar Eye zal nooit een expositie wijden aan Steven Seagal, zoals we laatst deden. Wij zijn ook onderdeel van de Red Carpet Lounge, een gezellig café waar je films kan zien. De expo kan je gemoedelijk ervaren met een lekker biertje erbij en dat past perfect bij het thema van parodieën waar onze expo nu om draait."

Dat komische genre wordt door bepaalde critici uitgekotst. "Pauline Kael moest er niets van hebben. Zij vond dat je als filmmaker geen originele ideeën hebt als je grappen maakte over bestaande films." Maar het onderwerp gaat Mouret aan het hart, en deze filmjournalist moet stiekem ook bekennen dat deze liefde misschien een generatiedingetje is. Scènes uit Airplane! (David Zucker, Jim Abrahams en Jerry Zucker, 1980) kan ik bijna woord voor woord navertellen. Als kind heb ik me ook kostelijk geamuseerd bij het zien van Top Secret (1984) en The Naked Gun-reeks. Allemaal tot de nok gevuld met flauwe grappen die puberjongetjes blijkbaar aanspreken en die je op het schoolplein smakelijk kon navertellen.

"Ik heb veel van die films destijds nog gezien in de riksbioscopen", vertelt Mouret. "Ik moet nog steeds lachen om een scène uit The Naked Gun waarin een dief door een kamer loopt. Hij opent een la en zegt opeens: ‘Bingo!’ Vervolgens haalt hij een bingokaart tevoorschijn. Briljant!" Al is die humor niet aan iedereen besteed: "Mijn vrouw moet er niets van hebben."

De expo behandelt natuurlijk de films van het olijke trio Zucker, Abrams, Zucker dat ook wel bekend staat als ZAZ. Het begint echter met een andere grote komiek: Mel Brooks, de grootvader van de moderne spoof met zijn Blazing Saddles (1974) en Young Frankenstein (1974). In de jaren tachtig en negentig haakte Brooks in op de populariteit van blockbusters met Spaceballs (1987) en Robin Hood: Men in Tights (1993). Een handvol posters, gesigneerde foto’s en filmfragmenten geven een beeld van zijn oeuvre.

Vervolgens gaan we naar Groot-Brittannië met Monty Python waar ook het pronkstuk van de tentoonstelling te zien is: de resten van het mythische konijn van Caerbannog, dat King Arthur tegenhield in zijn queeste naar de Heilige Graal. Alleen de Heilige Handgranaat van Antiochie? kon het beest onschadelijk maken. Dat rekwisiet dook recentelijk nog op in Ready Player One (Steven Spielberg, 2018). Het skelet van dit bloeddorstige beest staat er wat zielig bij, maar wees op je hoede! Een hilarische en knotsgekke tekst gaat in op het verhaal achter het dier waarin Terry Gilliam, John Cleese en Hunter S. Thompson de revue passeren. Het is aan de bezoeker om te beslissen met hoeveel korrels zout we deze merkwaardige geschiedenis moeten nemen.

Het ZAZ-trio heeft natuurlijk ook een zaal, waar onder andere de vijftien gouden komedieregels hangen die zij hanteren in hun films. Zij hebben misschien wel het meest gedaan om de moderne parodie succesvol te maken. Opmerkelijk genoeg regisseerden zij ook ‘serieuze’ films als Ghost (Jerry Zucker, 1990) waarvan de sensuele pottenbakscène op de hak werd genomen in The Naked Gun 2½: The Smell of Fear (David Zucker, 1991).

Toch werd de formule na verloop van tijd genadeloos uitgemolken. Roger Ebert somde het al op in zijn tv-commentaar op Hot Shots Part Deux (Jim Abrams, 1993): hij kon er wel om lachen maar vroeg zich af of het verzadigingspunt al in zicht was. Die luie herhaling van zetten volgde inderdaad met Scary Movie (Keenen Ivory Wayans, 2000), Epic Movie (Jason Friedberg, 2007), Disaster Movie (Jason Friedberg) en ga zo maar door. Mouret is het met Ebert eens: "Ik denk dat veel van die films niet werken, omdat ze alles te letterlijk overnemen. Toen ik onderzoek deed naar het genre kwam ik wat regels tegen die van toepassing zijn op een goede spoof. Ten eerste moet de film een eigen verhaal hebben. Neem Frank Drebin in The Naked Gun. Hij is een fanatieke politieagent met wat herkenbare trekjes, maar hij is niet letterlijk Dirty Harry. Daarbij helpt het dat hij gespeeld wordt door Leslie Nielsen, die geen komiek was maar een serieus acteur. Dat is overigens een van de regels die ZAZ voorschrijven: ‘Don’t use a comedian in a straight man role.’ Een ander belangrijk element is dat de films het genre op de hak nemen en niet letterlijk een bekende film. Ze nemen dus overbekende filmische conventies als basis en spelen daar op een absurde en soms subversieve wijze mee."

Na het gouden tijdperk van ZAZ is het genre inderdaad iets in het slop geraakt. Daarom geen aandacht voor al die Scary Movies. De expo laat nog wel wat andere varianten zien zoals de Austin Powers-reeks en Team America: World Police (Trey Parker, 2005). Ook is er ruimte voor het subgenre van de mockumentary met films als The Rutles (Eric Idle en Gary Weis, 1978) en This is Spinal Tap (Rob Reiner, 1984). Een foto met een handtekening van Rob Reiner is een van de topstukken.

Wat volgens Mouret blijkt uit de tentoonstelling is dat niets heilig is. "Een parodie is een ‘open invitation to ridicule’ en dat is soms ook wel goed als je ziet wat voor beroerde films er gemaakt worden. Die mogen best op komische wijze belachelijk worden gemaakt. Ze onthullen zo de formules, modeverschijnselen en trends waar de filmwereld geld mee wil verdienen."

Ondanks het gebrek aan pretenties voel je wel het plezier waarmee deze expositie gemaakt is. Het moet heerlijk zijn geweest om eBay af te speuren naar al die objecten en om zaalteksten te schrijven over een duivels konijn. Die charmante do-it-yourself-aanpak heeft bij de eerdere tentoonstelling ook verrassende bezoekers aangetrokken. "Bij Seagal zag we dat de fans de weg naar de tentoonstelling hadden gevonden. Een motorbende kwam zelfs een kijkje nemen en vond het wel een beetje jammer dat wij soms iets te kritisch over de vechtersbaas waren. Maar de posters en foto’s vonden ze gelukkig wel tof. Dat soort mensen zie je niet zo snel in een museum."

Een gastenboek vol lollige berichten en oprechte dankbetuigingen is ook zeker het lezen waard. De expo over parodieën is tot 17 oktober zien. De volgende tentoonstelling staat ook al in de planning en gaat over Nicolas Cage, die als "gastprogrammeur" voor het LIFF ook een marathon van zijn favoriete filmrollen heeft samengesteld.