Cannes blog 2: Irritante Ismaël

Les fantomes d’Ismaël
Er is iets aan de hand met openingsfilm Les fantomes d’Ismaël van Arnaud Desplechin, waardoor de lauwe ontvangst een verwarrende bijsmaak krijgt.
Les fantomes d’Ismaël van Arnaud Desplechin (Un conte de Noël), die zoals vaker met de openingsfilm van het festival geen onderdeel uitmaakt van de competitie, maar daarbuiten wordt vertoond, is gisteren nogal wisselend ontvangen. Deels is dat begrijpelijk want het is geen solide drama met een eenduidige payoff zoals gisteravond Andrei Zvyagintsevs Loveless: Desplechin neemt risico’s. En heeft pretenties.
Maar er is iets aan de hand met de film, zoals Le Monde gisteren berichtte, waardoor die lauwe ontvangst een verwarrende bijsmaak krijgt. Ik schrijf dit met dank aan mijn Duitse collega Rüdiger Suchsland, die me attendeerde op het artikel in Le Monde.
Desplechin omschrijft de film zo in zijn eigen persmateriaal: "ik heb een stapel borden met fictie uitgevonden die ik tegen het scherm kapot gooi. (…) Uit de scherven worden drie vrouwen geboren. Een vrouw waarvan is gehouden, de gedachte aan een verdwenen vrouw en een ondeugende vriendin. De man in dit verhaal is titelfiguur Ismaël, gespeeld door Mathieu Amalric, die hier vol gas de gemankeerde kunstenaar mag uithangen. De vrouwen worden gespeeld door Charlotte Gainsbourg en Marion Cotillard.
Bij dat ‘fictie tegen het scherm smijten’ kun je je het best een van de action paintings van Jackson Pollock voorstellen, waar de verf in lange slierten tegenaan gesmeten werd. Dat is geen willekeurige vergelijking want op een van die schilderijen wordt in de film uitvoerig ingegaan. Pollocks abstracte schilderij is in feite een extreem gecomprimeerd figuratief schilderij. De motor die het verhaal en Ismaëls Werdegang aanzwengelt, is de terugkeer van een geliefde die 21 jaar geleden plotseling verdween en waarna hij jaren op zoek is geweest.
Sommige flarden in het verhaal verwijzen terug naar Desplechins eigen werk, zoals Ismaëls avontuurlijke alter-ego (Ivan) Dedalus (Louis Garrel) in het scenario waar hij aan werkt. In Desplechins vorige film Trois souvenirs de ma jeunesse uit 2015 heette een van de personages Paul Dédalus, die op latere leeftijd in Rusland van spionage werd beschuldigd. Enfin, de variaties en spiegelingen lijken eindeloos. Paul Dedalus was ook een door Amalric gespeeld personage in Desplechins My Sex Life… or How I Got Into an Argument uit 1996. En bedenk dat je acteur Amalric weer kunt zien als een alter-ego van regisseur Desplechin, een maker die gestaag en consequent — en enigszins verwarrend, bleek gisteren — werkt aan een imposant persoonlijk, artistiek en historisch project. Deels farce, want is niet alles deels farce, deels trouw aan z’n eigen leven: aan Ismaëls leven, dat voor z’n ogen uit elkaar valt en waarvan hij de fragmenten bij elkaar probeert te houden en aan Desplechins eigen leven. Dat doet Desplechin niet alleen met persoonlijke ervaringen maar in een tijdperk waarin intellectualisme als onnodige moeilijkdoenerij of erger opzij wordt gezet, verwijst Desplechin zonder gêne naar poëzie, schilderkunst, literatuur en film (zoals Vertigo, want een van de personages heet Carlotta). Ismaëls/Desplechins geesten zijn niet alleen mensen/personages, het is ook de kunst die hen gevormd heeft: het denken van en de discussies over Pollock, Shakespeare, Griekse mythologie. Ook die geesten verschijnen voortdurend.
Maar nu komt het.
Er bestaan twee versies van Les fantomes d’Ismaël: een kortere versie — die op het festival wordt vertoond — en een versie die twintig minuten langer duurt en die volgens de journalist van Le Monde een hele andere film oplevert. Beide versies worden in de Franse bioscopen uitgebracht maar het festival wilde alleen de kortere versie vertonen.
Doet die keuze recht aan Les fantomes? Zou een festival niet beide films moeten programmeren en de keuze aan het publiek laten? Desplechin maakt ook uitglijers, zeker, denk aan Jimmy P. uit 2013 met Benicio Del Toro en Amalric, maar de korte versie van Les fantomes schreeuwt op z’n minst zachtjes om de lange versie.
Wil het festival geen lange films meer? Zou die 2,5 uur versie van Fantomes het toch al overvolle schema in de war schoppen? Is dat waarom Arabian Nights van Miguel Gomes niet in de officiële selectie maar in de Quinzaine te zien was? Omdat die lang was? Wordt dat langzaam het lot van films die geen hapklare brokken wensen te zijn en die de aandachtsspanne van 1,5 uur durven te trotseren?
Ronald Rovers