Cannes 2016: Blog 8

  • Datum 20-05-2016
  • Auteur
  • Deel dit artikel

The Neon Demon

The Neon Demon werd uitgejauwd, net als Nicolas Winding Refns vorige film Only God Forgives. Toch is een film als The Neon Demon  precies de reden om naar Cannes te komen. En wat doet dat dode paard in de competitie?

Cannes is van alles. Maar voordat het een markt is, een ontmoetingsplek, een matras voor als je een keer buiten wilt slapen of een plek om vrienden te maken, is het de plek waar je filmmakers als Olivier Assayas en Nicolas Winding Refn tegen wilt komen. Liefst ook persoonlijk, maar vooral in de vorm van de nieuwe film waarmee ze naar het festival zijn gekomen. Meestal hoort daar ook de naam van Xavier Dolan bij, maar dat is dit jaar even niet aan de orde. Dolans toneeladaptatie Juste la fin de monde is een lege huls met getypecaste acteurs die voorspelbare dialogen schreeuwen om te verhullen dat er in het midden van de film leegte en stilte heerst. Een horror vacui.

Refn stuurde The Neon Demon naar Cannes, een stroboscopische orgie van dood en schoonheid die zich afspeelt in de modellenwereld van Los Angeles. Refns film is een allesverslindende hyperbool waarin talentscouts als haaien de geringste onschuld op kilometers afstand ruiken en anorexische omnivoren heersen over een dictatuur van rimpelloze perfectie. Met echo’s van Lynch en Ingmar Bergmans Persona en een beetje horror in de mix goochelt Refn met ideeën over klonen en duplicaten en zodoende de verwaarloosbare verschillen tussen het ene en het andere model, die hij reduceert tot bewegende objecten dansend op de synthesizer soundtrack van hun performance.

Ook al kun je zeggen dat Refn de meer conventionele en veel te trage opbouw naar zijn helverlichte eindspel nodig heeft, de sequenties aan het eind zijn zoveel sterker dan de weg ernaartoe, dat je gaat verlangen naar een film die helemaal rond zulke extravagante sequenties is opgebouwd. Zonder iets te verklappen, de manier waarop in de laatste minuten door de modellen in en uit hun rol wordt gegleden is klasse. Aangekocht door distributeur Cinéart dus binnen afzienbare tijd te zien.

Doordenkend over Refns film en de kritiek die hier in Cannes na de eerste vertoning los kwam, dringt zich de vraag op of je over een oppervlakkige cultuur alleen oppervlakkige films kunt maken. Films als The Bling Ring, Marie Antoinette, Spring Breakers, The Canyons en Refns laatste twee films krijgen steeds weer hetzelfde verwijt, al gebruiken ze uiteenlopende stijlen: ze zijn oppervlakkig, buitenkant, cynisch. ‘Een oppervlakkige ode aan Hollywoods excessen’ (The Guardian over The Bling Ring), ‘stumperig, ranzig en amateuristisch’ (The Daily Mail over Spring Breakers, ‘saai en oppervlakkig’ (Rogerebert.com over The Canyons). Over Spring Breakers en Somewhere zijn ook positieve recensies te vinden maar er lijkt zich onder critici toch een soort waterscheiding af te tekenen: aan de ene kant critici die de neon bubbles van roem en hedonisme nemen als de hyperbole reflecties van een materialistische cultuur, aan de andere kant critici die ze afdoen als zielloos effectbejag.

Misschien heeft het met leeftijd te maken. Misschien met het feit dat het overgrote deel van critici onbekend is met die cultuur. Hier in Cannes, waar men graag de mythe in stand houdt dat films massaal worden bejubeld of weggehoond terwijl de zalen toch echt vooral gevuld zijn met een zwijgende meerderheid, bestaat bij elke persvoorstelling misschien wel de helft van het publiek uit mannen en vrouwen boven de vijfenvijftig. Waar keurige arthousefilms als Patterson van Jim Jarmusch of The Salesman van Asghar Farhadi het goed doen. Waar het idee van diepgang zich beperkt tot psychologische diepgang. Waar het esthetisch ideaal bestaat uit een coherentie visie. Ik denk hardop. Ik ken hun voorkeuren niet goed genoeg. Zulke criteria voelen onnodig beperkend als je de films van Refn c.s.wilt beoordelen. Wat als incoherentie en style-over-substance onze tijd definiëren? Of er op z’n minst een zinnig perspectief op geven?

Op de kruisjeslijst van vakblad Screen, dat in Cannes net als onder meer Variety en The Hollywood Reporter een dagelijkse editie uitbrengt, haalde Sean Penns The Last Face de laagste score ooit. Penn was zichtbaar aangeslagen door de kritiek, maar het is misschien vooral het festival dat zich moet afvragen waarom men zo nodig een dood paard in de competitie moest programmeren. Penns pedante postkoloniale hulporganisatiedrama met klungelige dialogen en een misplaatste romance tegen de achtergrond van — oh ja die er is ook nog — een revolutie in Liberia waarin — oh ja die zijn er ook nog — zwarte acteurs geen enkele rol van betekenis hebben is een affront.

Hij van A seperation faam Asghar Farhadi keerde gisteravond terug naar de Croisette met jawel weer een relatiedrama waarin hij de rules of engagement onderzoekt. Als geraamte gebruikte Farhadi Arthur Millers Death of a Salesman maar die had hij ook prima onder het stof mogen laten liggen. Best degelijk allemaal, nul sexy. Het hele concept voelt belegen en overbodig en het houdt net als eerder genoemd dood paard kostbare slots in de competitie bezet. Snie lief.

Ronald Rovers