Peter Pontiac (1951-2015)

Illustratie Peter Pontiac

Muziek was zijn passie, maar film snapte hij even goed: Peter Pontiac. Striptekenaar, illustrator, aimabel mens. In de Filmkrant-reeks Niet te Filmen bracht hij telkens een nooit gemaakte speelfilm alsnog tot leven. Een terugblik op een eigengereid kunstenaar, die onlangs overleed.

“Hé Mark, ik heb nog eens nagedacht over een boekje.” Het was eigenlijk vaste prik als ik me bij Peter Pontiac (geboren Polmann) meldde voor een tekening. Hij maakte de illustraties bij mijn Niet te Filmen-serie. En na verloop van tijd vonden we allebei dat daar een verdomd leuke publicatie in zat. Verhalen over nooit gerealiseerde projecten van bekende en minder bekende Nederlandse filmmakers. Gefnuikte ambities, verstoorde dromen, door Peter met enorm veel fantasie tot leven gewekt: zo’n boekje zou toch prachtig passen naast de kassa’s van de betere boekhandel? Maar geen uitgever zag er brood in. Tja, filmboeken in Nederland.

Voor mij was de serie om een heel andere reden belangrijk geworden. Het betekende minstens één keer per jaar op bezoek gaan bij Peter Pontiac, en dat was altijd een feestje. Bijpraten, biertje (later kruidenthee) binnen handbereik, luisteren naar de oude blues waar hij zo gek op was. Peter kon mooi vertellen, en zich ook heerlijk opwinden over misstanden in de wereld. Dan kwam de oude activist in hem boven. Niet vreemd dat elk beginnend punkbandje bij hem kon aankloppen voor een hoesontwerp, zelfs al was daar amper budget voor.

Spuuglok
We begonnen de reeks in 2002. Ik had Adriaan Bijl gesproken over diens vruchteloze pogingen om Donald Sutherland te strikken voor een filmversie van Tonke Dragts De torens van februari. Sutherland was welwillend maar vroeg zes ton, geld dat Bijl niet bij elkaar wist te krijgen. Pontiac tekende de acteur in de geest van het boek als een verdwaalde figuur, met in plaats van een naamplaatje een prijskaartje om zijn nek.

Ik was erg gecharmeerd van de elegante zwart-wit­illustraties die hij bij de muziekcolumns van Roel Bentz van den Berg (De Luchtgitaar) in NRC Handelsblad had gemaakt. Zo moest het er ongeveer uitzien. Het was zo’n beetje de enige opdracht die Peter letterlijk uitvoerde. Altijd legde hij het door mij voorgestelde idee naast zich neer, en kwam met iets veel beters op de proppen. Zoals bij het ter elfder uur afgeschoten Paul Verhoeven/Arnold Schwarzenegger-spektakel Crusade. Peter vond het wel geestig om Paul opzij te laten duwen door Arnolds echtgenote Maria Shriver. In zijn ogen had die politiek gevoelige film geen schijn van kans door Schwarzeneggers banden met de Kennedy-clan.

Pontiac probeerde meestal de regisseur in de afbeelding te verwerken, zij het vaak in de marge. Theo van Gogh, rokend in een afzakkende tuinbroek (Sjors & Sjimmie). Fons Rademakers, met ouderwetse spuuglok en vlinderdasje (An Instant in the Wind). Een onverstoorbaar doorfilmende Lodewijk Crijns, belaagd door Ajax-hooligans (Amsterdam mietjes). Voor Exhibition liet hij mede-­Filmkrantuitgever Jan Doense de gracht afrennen, achtervolgd door boze monsters en scriptrevisies. Niet vreemd dat regisseurs soms vroegen of ze de tekening van Peter mochten kopen.

André van Duren zal daar geen gebruik van hebben gemaakt. In de illustratie bij het verhaal over diens vruchteloze Joe Speedboot-verfilming liet Pontiac hem armpje drukken met schrijver Tommy Wieringa. In mijn verhaal was André de morele winnaar, maar Peter liet Tommy triomferen. Wieringa was een held voor hem, niets aan te doen.

Hard beeld
De laatste keer dat ik bij Peter over de vloer kwam, was maart vorig jaar. Een behandeling voor zijn hepatitis C was niet aangeslagen. Zijn lijf verzette zich hevig tegen de medicatie, zijn lever was kapot. Werken viel hem zwaar, maar er moest gewoon brood op de plank komen. Die laatste plaat was even goed als alle anderen. Anne Frank op de rug gezien, die bij de grens met Nederland tegen wordt gehouden door koningin Wilhelmina. Een hard beeld, maar het was hoe Peter het verhaal over Ben Verbongs gefnuikte Anne Frank-film had geïnterpreteerd.

Peter Pontiac was bepaald geen klager, ook niet toen het er somber voor hem begon uit te zien. Hij nam even zijn gezondheidstoestand met je door, maar ging al snel over op leukere onderwerpen. En hij betuigde geen spijt over het rock ’n roll-bestaan van decennia terug dat zich nu kwam wreken. No regrets.

Nou ja, behalve dan misschien over dat nooit verschenen boekje van ons.