Gillo Pontecorvo (1919-2006)

Held van de dekolonisatie

Deze maand stierf in Rome Gillo Pontecorvo, documentairemaker, festivaldirecteur en sociaal geëngageerd tot op het bot.

De Italiaanse filmregisseur Gillo Pontecorvo zal vooral herinnerd worden door zijn zeer krachtige, bijna documentair aandoende speelfilm La battaglia di Algeri (Battle of Algiers) uit 1965. Deze film over de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd trok indertijd sterk de aandacht vanwege zijn rauwe realisme en zijn snoeiharde politieke stellingname. In Frankrijk was de film vijf jaar lang verboden.

Pontecorvo maakte maar weinig speelfilms, maar ze hebben een zeer constante kwaliteit. Eigenlijk is hij bij het filmminnende publiek helemaal niet zo bekend. Dat zal te maken hebben met het feit dat er zoveel geweldige filmregisseurs uit Italië komen dat de bevlogen, ook politiek zeer daadkrachtig filmende Pontecorvo een beetje wegvalt tegen zogenaamd artistiekere filmmakers als Luchino Visconti (die overigens ook communist was, al lijkt iedereen dat alweer vergeten omdat hij veel films over de adel en de bourgeoisie maakte), Ettore Scola en Federico Fellini (om er maar drie te noemen).

De relatieve onbekendheid van Pontecorvo is alleen al onterecht op basis van de speelfilms die ik van hem ken en zijn oeuvre omvat ook nog eens talloze documentaires. Na de herwaardering van het kleine maar zeer fijne oeuvre van Valerio Zurlini dit voorjaar, is na zijn overlijden misschien de tijd gekomen om ook het werk van Pontecorvo te herontdekken.

Antikolonialisme
Thema’s bij Pontecorvo zijn een sterk antikolonialisme (Battle of Algiers, maar vooral ook Queimada! (Burn!, 1969), waarin Marlon Brando zeer antipathiek wordt afgeschilderd als westerse koloniaal die een opstand van zwarte slaven komt onderdrukken op een Caraïbisch eiland), verder maakte Pontecorvo zich sterk als antifascist (Kapo, 1959) en had hij een bijna onkiese flirt met het linkse terrorisme (de baskische vrijheidsstrijders in Ogro, 1980). Reeds in zijn speelfilmdebuut La grande strada azzura (over Italiaanse vissers die nog visten met de traditionele dynamietmethode, 1957) was zijn grote sympathie voor de arbeidende klasse merkbaar.

Je zou op grond van het lijstje thema’s denken denken dat zijn films sterk pamflettistisch zijn maar op zijn beste momenten valt dat reuze mee. Toegegeven, in Queimada! vliegt hij wel een beetje uit de bocht maar bijvoorbeeld in Ogro wordt toch echt wel duidelijk gemaakt dat de ETA-terroristen volslagen buiten de wet staan en keuzes maken over leven en dood waar Pontecorvo niet mee in kan stemmen.

Het maakt van Ogro een sombere, reflectieve film en daar vraagt het thema ook om. Een moderne film ook, wanneer je de huidige berichtgeving over terrorisme een beetje volgt.

Politiek incorrect
Kapo mag dan beschouwd worden als een soort Europese Schindler’s List 35 jaar avant la lettre, toch zijn er wel verschillen. Hoewel het leed van de Joden ook in Kapo centraal staat wordt het nergens een Joodse treurzang. Het politiek ingebedde antifascisme van Pontecorvo is wat anders dan de door slachtoffersentimenten bepaalde ondergangsthematiek van Steven Spielberg. Bij Pontecorvo groeit het Joodse meisje dat eerst met de nazi’s heult als Kapo (afkorting voor kamppolitie) langzaam uit tot heldin. Dit thema is nu politiek incorrect en zou in het Italië van Berlusconi vermoedelijk niet meer zo verfilmd kunnen worden. In Kapo is actrice Susan Strasberg als Joods meisje slachtoffer én dader, bij Spielberg zijn de joden alleen maar slachtoffer.

Pontecorvo kwam relatief laat bij de film. Hij studeerde af in de scheikunde. In het Italië van Mussolini was hij journalist. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vocht hij als partizaan en commandant van een partizanengroep tegen het fascisme in de omgeving van Milaan. Na de oorlog werd hij lid van de PCI (de Italiaanse communistische partij) en bekleedde daarin een functie als jeugdsecretaris. Eind jaren veertig was hij correspondent voor Italiaanse kranten in Parijs. Pas in 1951 begint hij films te maken, eerst als assistent van Yves Allegret, later als documentairefilmer in dienst van de communistische beweging. Pontecorvo’s korte film Giovanna (1955) werd gebruikt als bijdrage aan Die Windrose (1956), een eveneens communistisch geïnspireerd project van de DEFA studio’s in de voormalige DDR. In deze episodenfilm over de sociale positie en strijd van de vrouw in diverse landen werden naast Pontecorvo’s bijdrage films opgenomen van grotendeels vergeten filmmakers als Yannick Bellon, Sergei Gerasimow, Wu Kuo-Yin en Alex Viany, terwijl de artistieke eindverantwoordelijkheid berustte bij de toen in de DDR werkzame Nederlander Joris Ivens en bij de Braziliaan Alberto de Cavalcanti.

Eerder in de jaren vijftig had Pontecorvo al eens samen met Ivens in Italië gewerkt aan een scenario over de sociale strijd in de delta van de rivier de Po maar dat plan werd nooit gerealiseerd. Hij nam als gevolg van de Russische inval in Hongarije in 1956 afscheid van de Italiaanse communistische partij maar zoals velen in dat land bleef hij er toch emotioneel en ideologisch mee verbonden, getuige zijn sterk geëngageerde speelfilm en zijn medewerking aan films als de documentaire L’addio a Enrico Berlinguer (1984) over de voorman van de Italiaanse communistische partij.

Eredoctoraat
Van 1992 tot 1995 was Pontecorvo directeur van het Filmfestival Venetië, het oudste filmfestival ter wereld. Grote speelfilms heeft hij sinds 1980 (Ogro) niet meer gemaakt, maar hij is tot op hoge leeftijd toch zeer actief gebleven. In het jaar 2003 deed hij een co-regie over de Italiaanse stad Florence (Firenze il nostro domani) en in 2001 werkte hij samen met vele anderen aan de antiglobalistische film Un altro mondo e possibile (‘een andere wereld is mogelijk’).

Eind 2003 kreeg deze nog toen 84-jarige nog zeer ‘alive and kicking’ filmmaker een eredoctoraat van de Universiteit van Rome vanwege zijn vernieuwingen in de beeldtaal en vooral zijn gebruik van filmmuziek. Zijn samenwerking met Ennio Morricone bij Battle of ALgiers – waarbij ze allebei componeerden; een ongekende ervaring voor ‘de Mozart van de 20ste eeuw’ (althans volgens Willem Breuker) die wel eens gezegd heeft dat de meeste filmregisseurs weinig gevoel voor muziek hebben – was inderdaad baanbrekend. Ook voor Queimada! en Ogro zou Morricone overigens fraaie scores schrijven.

Pontecorvo mocht nog meemaken dat er in Italië en de Verenigde Staten van al zijn speelfilm prachtige dvd-edities verschenen. Vooral de Amerikaanse 3-disc uitgave van zijn meesterwerk Battle of Algiers door Criterion is wat dat betreft om te watertanden. We zien daarop onder andere een tv-documentaire waarin te zien is hoe Pontecorvo begin jaren negentig terug gaat naar Algerije waar de moslims net de verkiezingen hebben gewonnen en hoe hij er vereerd wordt als held van de dekolonisatie. Dat moet een mooi moment geweest zijn voor de strijdbare cineast. Pontecorvo stierf kort voor zijn 87-jarige verjaardag te Rome.