Stanley Kolk over De terugkeer van de wespendief

'Film ontstaat op de montagetafel'

De Terugkeer van de Wespendief

De komende zes weken verschijnt iedere woensdag een nieuwe Nederlandse film op televisie. Editor Stanley Kolk opent deze editie Telefilms met zijn regiedebuut De terugkeer van de wespendief. "Vaak speelde ik boeken waar ik een film in zag door aan bevriende regisseurs, maar daar kwam nooit iets van terecht. Bij de graphic novel De terugkeer van de wespendief dacht ik: deze is van mij."

Een serieuze thuisbioscoop, een paar luie stoelen, posters van Vertigo en Blue Velvet en op de bank een originele McDonalds-clown. Regisseur Stanley Kolk heeft een werkruimte waar elke filmliefhebber van zou smullen. Hij maakt een reep Tony Chocolonely open. "Ik ben een zoetekauw." Op zijn bureau, beplakt met Lego-steentjes, staan poppen uit The Muppets uitgestald en een miniatuurversie van de Millenium Falcon, dat ruimteschip uit Star Wars. "Ik zit hier zo veel; je moet er toch iets van maken."

Kolk is hier zo veel omdat hij van huis uit editor is. Met de Telefilm De terugkeer van de wespendief debuteert hij als regisseur. Kolk: "Ik monteer al twintig jaar en durfde nooit te regisseren. Regisseren was voor mij: Martin Scosese, dat intimideerde me. Maar ik kom uit een nest van filmfans en op m’n twaalfde wist ik wel al dat ik iets met film wilde. Uit boeken begreep ik dat monteren een soort regie was en toch anders. Cinema ontstaat immers pas op de montagetafel."

Dat Kolk ervoor koos om nu juist een graphic novel te verfilmen is toeval. Aimée de Jonghs literaire strip De terugkeer van de wespendief is als een film gemonteerd, maar het was de vertelling zelf die Kolk zo aansprak. Het verhaal schetst de vergaande gevolgen van pesterijen. Het hoofdpersonage Simon (in de film vertolkt door Benja Bruijning) en zijn jeugdvriend waren als kind slachtoffer van gruwelijk getreiter. "Ik heb wat geplaagd, ben wat geplaagd, van echt dichtbij heb ik het niet meegemaakt," vertelt Kolk. "Ik viel weleens buiten de groep. Jaren later kwam dat gevoel terug op een feestje toen ik even alleen stond. Het viel me op hoe lang mensen de pijn van gepest worden nog met zich meedragen. Aimée’s beeldverhaal vat dat leed prachtig. Philip [Delmaar, de scenarist; LvZ] en ik kozen er daarnaast voor om de antagonist een grotere rol gegeven om ook zijn gevoelens te onderzoeken. Ik geloof oprecht dat pesters eveneens worstelen met wat ze iemand hebben aangedaan."

Kolk vertaalde de zwart-wit tekeningen naar gekleurde live action. "De omslag naar live action was makkelijk. Het verhaal is realistisch en animatie is niet mijn expertise," verklaart Kolk. "En wat betreft het zwart-wit; Aimée’s tekeningen zijn écht zwart-wit. Ze gebruikt geen grijstinten. Als je dat overneemt in film, wordt het te grafisch, te extreem, zoals Sin City. Het leek me zonde als het zo duidelijk een strip bleef. Je loopt het risico dat het een gimmick wordt, terwijl het verhaal z’n wortels in het realisme heeft." Toch hint Kolk wel naar de stripachtergrond. Kolk: "Het koffiehuis heet ‘Koffiehuis.’ Dat gebeurt veel in strips. Alex van Warmerdam doet het overigens ook. Een winkel in zijn films heet ‘Winkel’. De peepshow in Abel heet ‘Naakte Meisjes’."

Net als in strips dragen de personages in De terugkeer van de wespendief de hele film lang dezelfde kostuums. "Suske en Wiske hebben al honderd jaar dezelfde pakjes aan," lacht Kolk, "en het was voor ons een mooie manier om een parallel te trekken tussen de volwassen Simon en de jonge Simon in de flashbacks. En er speelde nog iets anders mee. Twintig jaar monteren brengt frustratie met zich mee. Soms merk je dat een scène elders in het verhaal beter zou werken, maar je zit klem, omdat de continuïteit moet kloppen. Door in alle scènes dezelfde kleding te gebruiken, bouwden we vrijheid in voor tijdens de montage. Het heeft bovendien een symbolische waarde. Het weerspiegelt hoe Simon vastzit in het verleden. Hij is door zijn jeugdtrauma’s nooit volwassen geworden."

Simon was als kind een boekenwurm en heeft nu een boekhandel. Jeugdklassiekers als Alice in Wonderland (Lewis Carroll, 1865), Le petit prince (Antoine de Saint-Exupéry, 1943) en De tuinen van Dorr (Paul Biegel, 1969) nemen een prominente rol in. Kolk ging voor de selectie te rade bij cast en crew. Dat typeert zijn werkwijze als filmmaker. Kolk: "Als je van een afstand kijkt, is de regisseur de kapitein van het schip. Hij houdt koers, stuurt bij, maar is er vooral om te zorgen dat de bemanning op zijn best kan presteren. Ik vond het belangrijk dat iedereen op de set zich gekend voelde. Elke dag ging ik de mensen langs om een hand te schudden en een praatje te maken. Ik weet niet of de lichtjongens daardoor beter licht maakten. Ik ben er wel zeker van dat ze vol overgave aan dit project werkten."

Zijn ervaringen als regisseur hebben hem gerijpt als editor, zegt Kolk. "Ik richtte me hiervoor vooral op het tempo, de dramaturgie en de scènes waar het spel het beste in uitkwam. Door Wespendief heb ik meer oog gekregen voor production design, make-up en kostuums. En ik begrijp waarom regisseurs soms zo moeilijk afstand kunnen nemen van een gesneuveld shot. Ik weet inmiddels hoe het is om op hete kolen, in gevecht met de klok, nog een scène te draaien. Tegelijkertijd is het de taak van de editor om juist bij dit soort shots een schone blik te houden. Een shot dat niet werkt, moet eruit."