René Daalder (1944-2019)

'Het is nooit mijn bedoeling geweest om begrepen te worden'

Daalder (links) op de set van De blanke slavin

Op de laatste dag van 2019 overleed de eigenzinnige Nederlandse filmmaker René Daalder. Ronald Simons blikt aan de hand van een interview met Daalder uit 2010 terug op diens markante carrière.

De op Texel geboren cineast René Daalder verruilde Amsterdam voor het buitenland na het floppen van zijn speelfilmdebuut De blanke slavin (1969). De vaderlandse pers twijfelde, en noemde de cultfilm met Rijk de Gooyer zowel ‘een prul vol leuterpraat’ als ‘intrigerend en artistiek’. Je leest tussen de regels door onmiskenbaar de teleurstelling, omdat Daalder gold als een grote belofte dankzij een vliegende start op de Filmacademie in de vroege jaren zestig.

De eerste stap in de filmwereld zette Daalder als twintiger in groepsverband. Hij richtte de 1, 2, 3 Groep op met bevriende filmacademiestudenten Rem Koolhaas, Samuel Meyering, Frans Bromet en Jan de Bont. Ze waren anti-establishment en voornemens alles anders te doen. Vooral: geen regels en geen vastomlijnde filmtaal, en al helemaal geen pretentieus auteursgeklets zoals Jean-Luc Godard in Parijs. In hun vijfluik De 1, 2, 3 rhapsodie (1964) wisselden de jonge filmprovocateurs om-en-om van rol als acteur, cameraman, scenarist, geluidsman en regisseur. De filmpjes zijn wild, vol levenslust en geplaag. Het was de tijd van Fluxus en Willem de Ridder, waarin Daalder uitgroeide tot een talent waar veel van werd verwacht.

Na zijn debuutfilm zocht hij zijn heil in de Verenigde Staten. Aangekomen in Hollywood vond hij gelijkgestemden in sexploitatieregisseur Russ Meyer (The Immoral Mr. Teas, 1959; Faster, Pussycat! Kill! Kill!, 1965), LSD-goeroe Timothy Leary, kunstenaar Bas Jan Ader en Sex Pistols-manager Malcolm McLaren: hartstochtelijke dromers die hem steeds op nieuwe paden brachten. Het leverde een handvol cultfilms als Massacre at Central High (1976) en Habitat (1997) op. Daalders passie lag echter bij het filosoferen over de oneindige mogelijkheden van de mens om nieuwe werkelijkheden te ontdekken en omarmen, want “zekerheid is stagnatie en stagnatie is de dood”, aldus Daalder.

De optimistische futurist omarmde begin jaren negentig het internet en groeide uit tot een expert van nieuwe media. Zijn ontdekkingen deelde Daalder enthousiast op het platform SpaceCollective.org. Nooit drammerig of betweterig, maar vol geloof in de volgende stap van de mensheid. Hij vertelde er vol vuur over toen ik hem in 2010 interviewde op het IDFA, waar hij zijn Timothy Leary-documentaire The Terrestrials presenteerde. “Het enige waar ik in geïnteresseerd ben, is de Zeitgeist. Als ik daar niet mee in touch ben, ben ik verloren.”

De 1, 2, 3 Groep, met linksboven René Daalder

Als u nu terugdenkt aan De 1, 2, 3 Groep, waar denkt u dan aan? “Dat we anti-auteurs waren met z’n vijven. We hebben best veel invloed gehad met de 1-2-3 Groep. Denk maar aan het wilde in- en uitgezoom van de camera in die film, dat zag je zeker op de Filmacademie daarna iedereen doen. En ik denk dan terug aan de tijd op de Oudezijds Achterburgwal, toen Willem de Ridder van Hitweek en Fluxus boven mij woonde. Hij was echt als een oudere broer voor mij, die mij enorm heeft beïnvloed. Maar zoals dat gaat in Nederland is iedereen Willem vergeten en schat niemand hem meer op waarde. De meeste mensen denken bij mij ook vooral aan die paar films die ik maakte, terwijl mijn meeste tijd zit in het filosoferen over en werken met nieuwe, digitale werkelijkheden. Ik kom zelden iemand tegen in de wereld die überhaupt snapt waar ik het over heb. Gelukkig is het nooit mijn bedoeling geweest om begrepen te worden.”

Uw oeuvre overziend, zie ik dat u in iedere film een nieuwe, niet-bestaande realiteit creëert. Bent u ontevreden met de bestaande realiteit? “Er zijn vele realiteiten, en ik voeg er gewoon steeds eentje toe. De werelden die ik neerzet, zijn trouwens nooit plausibel. Ik voer het gewoon zo ver door dat je hem plausibel gaat vinden. Dat je er niet aan kunt ontkomen.”

Mijn complimenten dat u me in die bizarre, surrealistische wereld van De blanke slavin weet te trekken. “Ik hou tot op zekere hoogte van surrealisme, maar bij mij gaat het er wel echt om hoe mijn filmwereld een representatie is van de echte wereld. Ik ben niet echt een cinematografische regisseur, ik lever liever commentaar via mijn films. De blanke slavin heb ik met Rem Koolhaas geschreven en we waren natuurlijk aartsprovocateurs. Niets was belangrijk in die tijd dan de kijker op het verkeerde been te zetten en de gevestigde orde te ondermijnen. Daar komt die hang naar surrealisme in mijn vroege werk ook vandaan. We speelden met formaliteiten, maar met als enige doel om ze vervolgens volkomen te ontkrachten. Mijn eerste films zijn een kruistocht tegen de verwachtingen van mensen.”

Niet bepaald de makkelijkste weg, gezien de druk van producenten. “Dat is een grote uitdaging en ik breng mijzelf daar natuurlijk in grote moeilijkheden mee. Laten we Massacre at Central High nemen. Ik werd benaderd door een producent die alleen die titel had en het gegeven dat acht studenten elkaar dood moesten maken. Ik ben toen veel Amerikaanse high school-films gaan kijken en het viel me op hoe vervelend die leraren altijd behandeld worden. Dus mijn enige eis voor ik toezegde was: er komen geen leraren in die film. Toen ze daarmee akkoord gingen, wilde ik een stap verder gaan: er komen helemaal geen volwassenen in de film. Daarmee creëerde ik een compleet implausibele wereld van een middelbare school met nul volwassenen: geen leraren, geen ouders, geen politie.”

Dat schoppen tegen formele benen doet me denken aan VD van Wim Verstappen uit dezelfde tijd als uw vroege werk. “Grappig dat je die link maakt, want VD is gebaseerd op iets dat ik Wim ooit heb verteld. Dat scenario is namelijk een verhaal dat ik grotendeels zelf heb meegemaakt in mijn leven, maar waar ik verder niks over kwijt wil. Ik kan je wel zeggen dat ik te vaak geneigd ben om te ver te gaan in mijn leven, en dat is niet altijd even verstandig.”

U vertrok al snel na uw filmdebuut naar het buitenland. “Klopt. Ik had het geluk dat ik in de Verenigde Staten al snel Russ Meyer tegenkwam. Voor hem schreef ik mijn eerste project in Hollywood. Rem heeft er ook nog een week aan meegewerkt. Het ging over een toekomstig Hollywood, waarin alle acteurs worden vervangen door digitale acteurs. Dus alle acteurs van vlees en bloed werden suïcidaal, moesten worden omgeschoold of zaten bij de psychiater. En Meyer zou de laatste held vlees en bloed spelen. Maar net als vele, vele andere projecten, ging dit door een samenspel van factoren niet door.”

In Los Angeles liep u Bas Jan Ader tegen het lijf. Wat heeft u van hem geleerd? “Bas Jan heeft mij een plek in de kunstwereld gegeven, waar ik daarvoor nog niet toe behoorde. Hij zorgde dat ik een curator kon worden, en ik word nog steeds overal in de wereld door musea uitgenodigd om exposities te maken. Alles wat ik doe, speelt zich altijd op meerdere niveaus af, en Bas Jan heeft er net als Malcolm McLaren, Timothy Leary en Russ Meyer een niveau aan toegevoegd.”

The Terrestrials

In uw documentaire Here Is Always Somewhere Else over Ader legt u een link tussen jullie levens en geeft u de film daarmee een eigen stempel. Bij The Terrestrials miste ik een beetje de René Daalder-stem. “Nou, ik vind het een slechte gewoonte om je als filmmaker altijd op te dringen aan het materiaal. The Terrestrials over Timothy Leary is een samenwerking met mijn dochter, dus ik deed daardoor al direct een stapje terug. Maar de film heeft wel echt mijn stempel, hoor. Alles in mijn leven en werk gaat over transformatie. Er moet altijd verandering optreden. Ik ben niet voor niets een futurist met een absurd, ongeneselijk optimisme, net als Leary. Eigenlijk zoek ik altijd naar transformatieve onderwerpen en gooi die in een mengeling van B-film, rock ’n roll en drugs, maar de ene keer wat persoonlijker dan de andere.”

U provoceert duidelijk niet voor de grap. Wat is uw missie? “Mijn provocaties zijn erop gericht om de bestaande orde te veranderen, want de bestaande orde werkt niet. We willen niet dat morgen hetzelfde is als gisteren. Mijn ambitie is om te tonen dat de huidige wereld niet goed genoeg is. Evolutie bestaat en moet worden aangewakkerd door alle mogelijkheden die er zijn. Hoe het nu gaat, hoe mensen nu zijn, is niet acceptabel.
“Er is een mensentype van agent provocateurs. Daar ben ik er een van, daar is Timothy Leary er een van, natuurlijk Rem Koolhaas en wellicht Bas Jan Ader ook. Maar ook personages zoals de mad scientist in mijn film Hysteria, gespeeld door Patrick McGoohan. Dat provocerende combineer ik met een filosofisch idee dat de werkelijkheid niet is wat mensen denken dat het is. De werkelijkheid van iemand die in God gelooft, is compleet anders dan die van iemand die niet in God gelooft. Beide werkelijkheden zijn voor mij interessant, al vertel ik niemand dat zijn werkelijkheid niet deugt.”

Sinds The Matrix is mijn werkelijkheid echt veranderd. “Tuurlijk. Denk maar eens na over de verschillen tussen alle virtuele werkelijkheden. Je Facebook-persoonlijkheid is een andere dan je MSN-persoonlijkheid. Die bestaan naast elkaar wat mij betreft, en daaruit volgt dat er dus nooit één kan bestaan. En gelukkig komen we nu in een tijd terecht waarin steeds meer mensen dat door hebben. Er is nu zoveel onzekerheid, en dat is goed, want dat betekent dat alles beweegt. Zekerheid is stagnatie en stagnatie is de dood.”

U wil het liefste een revolutie beginnen? “Dat gaat mij waarschijnlijk niet meer lukken, maar je kunt wel revolutionair bezig zijn met media en met revolutionaire media werken. Alles wordt vandaag de dag gelukkig ondermijnd door het internet, dus je kunt wel raden waar ik mij het meeste thuis voel. Voor mij is het onzin om een film van negentig minuten naar een paar bioscoopschermen te brengen en daarna op wat dvd’s te drukken en te distribueren. Maak er een BitTorrent van en je bereikt binnen achtenveertig uur een miljoenenpubliek.”

Heeft u nog een advies voor jonge Nederlandse filmmakers? “De meeste filmmakers blijven hangen in de formaliteit van een film, terwijl film een onderdeel is van zoveel meer. Denk aan merchandising, online games, websites. Je zou alles kunnen doen zonder subsidies, zonder bioscopen. Je hebt die formele structuren niet meer nodig. Musici verdienen ook geen geld meer aan cd’s. Ze touren en creëren live een community. En als je geld nodig hebt, start je een Kickstarter-project en laat je het door je community financieren. We moeten af van die subsidies. Dat verschrikkelijke vadertje staat-idee, waarin alles van boven komt. Dat houdt alleen maar beweging tegen. En je weet nu inmiddels wel wat ik daarvan vind.”