Marlies Smeenge over Traag naar de hemel

'Ik heb er een paar oma's bij gekregen'

Traag naar de hemel

In de serie Lichting 2019 interviewt de Filmkrant aanstormend filmtalent van verschillende academies over hun afstudeerfilms. De documentaire Traag naar de hemel van Marlies Smeenge (Filmacademie) draait om drie zusters in een klooster in België. “Normaal gesproken zijn ze met z’n drieën, nu liepen er ineens allemaal jongeren rond.”

Met Traag naar de hemel maakte Marlies Smeenge een tragikomische documentaire over een dagelijkse samenleven die zijn huidige vorm waarschijnlijk niet lang meer zal bestaan. Zusters Benedicta, Bernadette en Noberta zijn de laatste drie overgebleven zusters in een klooster in België, die samen vasthouden aan de oude rituelen terwijl de moderne wereld buiten oprukt.

Waarom wilde je een film maken over de samenleving in een klooster? “Ik heb sowieso een grote fascinatie voor dingen die voorbij aan het gaan zijn, plekken met een hele rijke historie, dus ook kloosters. Juist omdat het kloosterleven zo ver van me af staat, prikkelde het me om er een film over te maken. Ik was ook echt op zoek naar een klooster waar een bepaalde lichtheid in zit want het is natuurlijk het einde van een tijdperk en dat is verdrietig, maar natuurlijk wordt er ook gewoon nog geleefd door zij die er nog wel zijn. Na heel veel kloosters in Nederland bezocht te hebben, vond ik het uiteindelijk in België – bij mijn eerste bezoek dacht ik meteen: Ja! Hier! Dit!”

Marlies Smeenge (foto: Filmacademie)

Het lijkt of de tijd stil is blijven staan in dit klooster. Wilde je een portret schetsen van een generatie die in het verleden is blijven hangen en niet helemaal in connectie staat met het heden? “Ik vond het juist heel grappig dat ze in zekere zin juist echt wel met vandaag verbonden zijn: ze kijken gewoon soaps op televisie, een van de zusters heeft een mobiele telefoon, ze hebben een type hondje dat ik met Paris Hilton associeer. Dus zelfs in dit klooster waar de tijd lijkt vijftig jaar stil te hebben gestaan, zijn er toch wat moderne elementen doorgesijpeld. Tot op zekere hoogde, want ze hebben geen computer en geen internet.
“Ik vond het heel belangrijk om het zusterschap in het klooster te laten zien op de manier waarop de generaties voor ons het gekend hebben, en de manier waarop het er waarschijnlijk niet meer zal zijn in toekomst. Ik heb tijdens de research ook zusters ontmoet die helemaal waren van: ‘Welcome to the new age’; geen sluiers of bijzondere kleding meer, gewoon in een woonhuis ergens in een straat in een stad. Uiteraard nog wel religieus en met heel veel compassie in de projecten die zij deden, maar niet in het typisch soort kloosterleven met een typisch soort kleding in een huis waar al generaties lang zusters hebben gewoond. Ik ben juist op zoek gegaan naar iets dat zowel moderne als oude elementen had.”

Om het dagelijkse leven van de zusters te observeren gebruik je vooral statische, wijde camerabeelden, kaders waarin de zusters zich kunnen bewegen. Waarom koos je deze visuele stijl? “Ik vind het zelf altijd fijn als je gewoon rustig kunt kijken en zelf kunt kiezen waar jouw blik naartoe gaat. Ik werk graag met deze visuele stijl. Je kunt dan ook op subtiele manier met geluid de blik een beetje gaan richten. Ik maak graag films met een lichte toon waar om dingen geglimlacht kan worden, en op de een of andere manier werkt dat beter als je mensen het zelf laat zien. Dan zeg je niet: ‘Kijk, dit is de grap!’, maar dan laat je het gewoon zien en op gegeven moment beginnen de mensen wel of niet te grinniken.”

Hoe gingen de zusters met de camera’s om? “Ik merkte dat ze het graag goed wilden doen voor ons. Dat betekende bijvoorbeeld dat ik niet van achter de camera kon interviewen, want dan bleven zij heel erg op mij gericht, terwijl ik graag wilde dat ze met elkaar in gesprek gingen. Dus ik moest daarin heel helder communiceren.”

Ik kan me voorstellen dat het voor hun ook een omschakeling was om ineens een filmcrew in huis te hebben. “Ik had het van tevoren heel goed met ze besproken, uitgelegd met hoeveel spullen we kwamen, hoeveel dagen het waren, dat ze soms ook echt wel mochten zeggen dat we even niet welkom waren. Maar ze zeiden: jullie zijn hier thuis. Voor mijn gevoel heb ik er een beetje een paar oma’s bij gekregen. We waren er ook tijdens de feestdagen, die vierden we dus niet thuis maar met elkaar en met de zusters. Het schept een heel bijzondere, persoonlijke band wanneer je in die periode van het jaar bij mensen thuis aan het filmen bent.
“We merkten wel dat het draaien voor hen vermoeiend was. Ze zijn normaal gesproken met z’n drieën en dan is het vrij rustig, maar opeens liepen er allemaal jonge mensen rond. We praatten wel zachtjes en we deden wel rustig, maar het is toch anders met je huis zo vol. Maar ze vonden het ook heel bijzonder om de film terug te zien. Ze zijn natuurlijk heel altruïstisch en opeens is er iets gemaakt dat over hen gaat, iets waar wij veel tijd in hebben gestopt.”

Ten slotte: wil je je ook in toekomst met documentaire bezig blijven houden? “Ja, absoluut. Ik heb altijd een grote voorliefde gehad voor echte mensen en hun verhalen, ik ben ontzettend nieuwsgierig. Documentaires maken is een soort excuus om overal binnen te mogen komen en alles te mogen vragen – binnen de grenzen van het redelijke natuurlijk. Ik heb het gevoel dat er heel veel dingen zijn waar mensen aan voorbij lopen, door haast of doordat ze van alles aan hun hoofd hebben, terwijl ze heel erg de moeite waard zijn om naar te kijken. Dat zijn de mensen en de onderwerpen waarover ik graag films wil maken.”


Diverse afstudeerfilms zullen te zien zijn op het Nederlands Film Festival dat van 27 september t/m 5 oktober plaatsvindt in Utrecht. Dit interview kwam tot stand in het kader van Filmkrant Lab 2019, een workshoptraject voor jonge filmcritici.