Margien Rogaar over MAYBE SWEDEN
Verrek, d'r zit een neger in de tuin
Hiervoor maakte ze "redelijk, aardig" werk. Maar met maybe sweden is die tijd voorbij. Al heeft Margien Rogaar ook niet alle antwoorden, en is ze zelf de eerste die dat hardop zegt, de kunst, háár kunst, moet politieker.
Niet de verhullende politiek van duidelijkheid maar de onthullende politiek van twijfel. maybe sweden heet Rogaars eerste speelfilm dan ook, want wie weet in godsnaam waar je belandt als je als uitgewrongen Ghanees aanspoelt op een Spaans strand. Het werd dus een verhaal over vluchtelingen.
Maar zo begon het niet.
maybe sweden begint met een groepje toeristen die voor een leesvakantie ergens in het zuiden van Europa een huis huren. Onderduiken met Houellebecq en uitgebreide diners. Ook vluchtelingen, volgens Rogaar. "Jezelf afzonderen, rust zoeken, ver van alles vandaan. Die idylle staat tegenover het verhaal van mensen die vluchten om te overleven. Een leesvakantie kun je dus elitair noemen. Ze hadden ook vogels kunnen gaan kijken, maar lezen gaat verder: lezen is ‘helemaal in je hoofd zitten’ en ook nog pretenderen dat je de wereld begrijpt."
Maar ook zo begon het verhaal niet.
Wunderbaum
"Ik wilde niet meer via conventionele wegen een film maken", vertelt Rogaar aan haar keukentafel terwijl buiten in de regen winterschilders de boel dichtplamuren. "Ik zag een voorstelling van theatergroep Wunderbaum en vanaf dat moment wilde ik met hen een film maken. Op de manier zoals zij werken: zonder script. Op de eerste dag van de repetitie weten ze ongeveer waar het verhaal over moet gaan, maar dat is alles. Dan begint het pas. Ze beginnen bij nul en aan het eind ligt er een voorstelling. En die maken ze door te praten en teksten en eventueel liedjes en alles wat ze tegenkomen te verzamelen. En als er dan zo’n grove ondergrond ligt, beginnen ze met improviseren. Daaruit groeien de personages en groeit, uiteindelijk, het verhaal."
Geraamte
Natuurlijk werd haar eerste aanvraag voor geld afgewezen. Want hoe kun je nou in godsnaam zonder verhaal tot een film komen, vroeg een verwonderd Filmfonds zich af. Geen uitgewerkt verhaal, geen herkenbare personages?! Maar de VPRO durfde de rit wel aan en Rogaar kon aan de slag. Waarna ook het Rotterdams Filmfonds aan boord klom.
"Ik wilde met ‘niets’ beginnen. Een gevoel, een idee dat we iets wilden met de Romantiek. Nou, da’s behoorlijk vaag natuurlijk. We begonnen van alles daarover te lezen en te bekijken en langzaam ontstond toen een verhaal.
"Dus we zaten anderhalve maand om de tafel en ’s middags lazen we boeken en keken we films. Ik vroeg me soms af of het wel ergens naar toe ging. Maar de acteurs waren helemaal op elkaar ingespeeld. Zij vertrouwden op dat proces. Ze gingen naar huis en kwamen de volgende dag terug met een scène of een deel van een scène. Na twee maanden lag er een geraamte voor het stuk. En toen ging het snel."
Maar ondertussen zat Rogaar iets dwars.
Hockeyen
"Hiervoor maakte ik redelijk, aardig werk. Ik hield het vooral bij mezelf. Da’s niet zo gek. Eindexamenfilms gaan vaak over ‘eigen jeugd’. Of zoiets. Na mijn eindexamenfilm meisje, jongen, ijsje maakte ik een documentaire over hockeyende 60-plussers. Over mannen met een flinke status die stoppen met werken en dan vastlopen omdat ze nooit hebben geleerd om zichzelf te vermaken. Dat was persoonlijk omdat zij net als ik een grote stap maakten, van een geordend naar een vogelvrij bestaan. En het was persoonlijk omdat die mannen leken op mijn eigen vader en op de vrienden van mijn ouders. Daarna kwam de One Night Stand-film au cigogne!, over een herkenbaar gezin op een herkenbare vakantie."
Neger
"Daar sta ik nog steeds achter. Maar ik vraag me steeds meer af waarom theatermakers actualiteit en kunst wél kunnen laten samengaan terwijl dat bij film veel minder gebeurt. Ik zag Wunderbaum bezig en ik bedacht dat zij verder konden komen dan wij als filmmakers. Theater kan beter inspelen op de buitenwereld omdat tijdens de repetities nog van alles kan veranderen. Terwijl film veel langer duurt om te maken. Tegen de tijd dat een film klaar is, is de politieke of maatschappelijke situatie misschien weer heel anders. Dus ik wilde wat Wunderbaum had, ik wilde die vrijheid ook. En dat lukte. Door improviserend, in korte tijd tot een scenario te komen, konden we een politieker verhaal schrijven.
"Maar ik twijfelde, ik durfde niet echt stelling te nemen. Ik ben opgegroeid, net zoals veel mensen van mijn generatie, met het idee dat je geen politieke uitspraken moet doen als je niet precies weet waar je het over hebt. Ik heb een mening over asielbeleid maar ik ga die niet hardop roepen, omdat ik niet alle relevante kennis heb. Het probleem is dat die gedachte verlammend werkt.
"Wunderbaum dacht heel anders over hun eigen ideeën: ‘Wat vind ik en hoe wil ik hiermee omgaan?’ Dat was voor hen genoeg om je mening te mogen verkondigen. En dat is wat we met deze film hebben gedaan. Ik heb het gevoel dat we door ons uit te spreken meer verantwoordelijkheid nemen dan wanneer we aan de zijlijn blijven staan.
"En niet alleen de inhoud is politiek, ook het maken, zoals ik al zei, en de vorm. Zoals Von Trier deed met dogville: hij nam niet alleen een heel eigen onderwerp maar koos ook voor een radicale vorm. Een rauw realistisch drama over een heroïnehoertje is niet meteen politiek, zeker niet als je het op een conventionele manier vertelt. De vorm is cruciaal."
Die vorm is bij maybe sweden eerst rustig, het verhaal bouwt zich langzaam op. Het groepje leest en eet en discussieert een beetje bij ondergaande zon. En dan ligt er plotseling een neger in de tuin.
Laconiek
"Dat lag in de lijn van Wunderbaum. Zij maakten eerder een voorstelling over mensen die asielzoekers in hun tuin opnemen. Maar dat was niet de enige reden voor die keuze in het scenario. In de buurt van ons huisje bestond een grote Ghanese gemeenschap die ooit met de boot naar Spanje was gevlucht. Zo kwamen we met het idee. Vervolgens had dat niet alleen invloed op het verhaal maar ook op de vorm van de film — en niet alleen omdat die Ghanezen zichzelf speelden voor de camera. We zaten een keer in de kroeg en een van die jongens vertelde hoe hij was aangespoeld. Jaren daarvoor. Hij vertelde het verhaal laconiek terwijl wij flink waren aangeslagen. Toen wist ik dat ik het drama in de film ook klein moest houden. In ieder geval het drama dat zij in de film brachten.
"Veel mensen die een genuanceerde mening zouden kunnen hebben, zijn nauwelijks bezig met politiek. Dat is jammer. Ik geloof trouwens niet in de stelligheid van ‘goed’ of ‘slecht’. Of van ‘die mensen moeten hierheen komen’ of ‘wegblijven’. Want dat weet ik niet. Maar ik weet wel dat we ons niet goed verhouden tot vluchtelingen. Het is ook een lastige kwestie: Wat is nog humaan en wat niet? De mensen in de film kunnen hier niet mee omgaan. Ze kunnen geen goeie verhouding vinden tot die anderen. Of ze slaan door. Er is een dictatuur van gesloten grenzen maar ook een dictatuur van goeie bedoelingen. Van kleinerende, goeie bedoelingen. Niet dat vluchtelingen zich daar veel van aantrekken. Die gaan toch hun eigen gang. Welke ideeën wij daar ook over hebben."
Ronald Rovers