Lichting 2016: Stefanie Kolk over Clan

'Tussen de laboranten in Japan was ik de creatieve losbol'

Stefanie Kolk

Zoals elke zomer gaat de Filmkrant op zoek naar vers afgestudeerd filmtalent van de verschillende academies. Vierde in de reeks is Stefanie Kolk, die aan de Nederlandse Filmacademie afstudeerde met de intrigerende buitensluitingsfilm Clan, die inmiddels is geselecteerd voor de internationale korte filmcompetitie van het filmfestival van Locarno. “Buitensluiting heeft voor mij een heel fysieke, non-verbale kant. Stel dat er nu iemand bij ons tweeën aan het tafeltje komt staan die we niet kennen of er niet bij willen, dan kunnen wij dat met onze ogen en lichaamshouding met elkaar afspreken.”

In Clan zien we hoe de leden van een commune zich geen raad weten met de komst van een buitenstaander. Ondanks hun pogingen haar te negeren, bepaalt die aanwezige Ander toch steeds meer de sfeer binnen de groep. Stefanie Kolk is zelf na vele omzwervingen pas laat op de filmacademie beland.

Is het buitenstaanderschap iets waarmee je verwant bent?  “Elke film die je maakt staat dicht bij jezelf. Voordat ik naar de Filmacademie ging, heb ik biofysica gestudeerd en twee jaar in Japan gewoond, onder andere om in een lab te werken. In die omgevingen was ik thuis, maar tegelijk een buitenstaander. Tussen de laboranten in Japan was ik de creatieve losbol, terwijl ik tussen de filmmensen waar ik nu mee werk misschien weer de wetenschapper ben. Daardoor heb ik groepen altijd met interesse geobserveerd. Ik vind het fascinerend hoe mensen met elkaar omgaan. Veel van wat ons samenzijn bepaalt, wordt helemaal niet uitgesproken. Dat wilde ik in beeld zien te brengen.”

Voorafgaand aan de persvertoning noemde je dat non-verbale proces ‘de dans van het buitensluiten’. Wat bedoel je daar precies mee?  “Buitensluiting heeft voor mij een heel fysieke, non-verbale kant. Stel dat er nu iemand bij ons tweeën aan het tafeltje komt staan die we niet kennen, of er niet bij willen hebben, dan kunnen wij dat met onze ogen en lichaamshouding met elkaar afspreken. Denk ook aan het moment dat de Polaroid-verkoper langskomt: vlak voor iemand van je vriendengroep hem vriendelijk weigert en iedereen zich wegdraait, maken mensen even oogcontact met elkaar: ‘Jullie ook geen zin in een Polaroid? Nee? Oke.’
“Het gemak waarmee dit gebeurt fascineert me. En omdat het een collectief proces is, dat niet uitgesproken hoeft te worden, is ook niemand in zijn eentje verantwoordelijk voor de buitenstaander. In Clan zien we dat de meeste mensen in de groep het liefst afwachten tot iemand anders iets onderneemt. Elkaar aankijken en afwachten dus. Op grote schaal speelt dat natuurlijk in onze hedendaagse samenleving, maar wij wilden ons juist concentreren op de menselijke schaal. De dans van blikken en lichaamshoudingen is voor mij al bijna van zichzelf cinematisch, en dat wilde ik in beeld brengen. Het verhaal over een afgelegen commune die door een onbekende wordt bezocht, paste daar het best bij.”

Focust de camera zich daarom ook veel op fysieke details? Op blikken, terloopse interacties, het werken op het land? Dat vond ik fascinerend aan je film: hoe je de kijker eerst deelgenoot maakt van een groep, en die vervolgens door hun passiviteit uit elkaar laat vallen. Hun onvermogen om met de verder onschuldige indringer om te gaan, is ook het onvermogen van de kijker. Ik voelde me ongemakkelijk.  “In eerste instantie was het de bedoeling om de film vanuit het perspectief van de buitenstaander te vertellen. Maar dat werd te psychologisch. We wilden juist observeren wat er in die groep gebeurde. Toen hebben we het omgedraaid: laten we vanuit de uitsluitende groep kijken. Hoe reageren zij op de komst van een vreemdeling? Om dat beeldend te maken heb ik nauw samengewerkt met cameraman Roy van Egmond. Ons doel was een stijlvaste film te maken, die desondanks zijn ongrijpbaarheid niet verliest. Eentje in ieder geval waarin de kijker meer observeert, dan een verhaal volgt. Daarom hebben we veel gespeeld met wat zich binnen en buiten het kader afspeelt. Ook praten de personages constant over dingen die niet belangrijk zijn voor het verhaal. Voor een fictiefilm is dat niet echt gebruikelijk. Daar ben je toch gewend dat de dialogen een functie hebben. Nu zijn het gewoon momenten die geobserveerd worden.”

Geldt dat ook voor de muziek die je gebruikte? Die was moeilijk te plaatsen. Het klinkt als percussie, maar tegelijkertijd ook niet.  “Dat onplaatsbare was inderdaad het idee. Samen met mijn componist Jelle Verstraten zijn we op zoek gegaan naar een uniek geluid, naar een sound die specifiek voor deze filmwereld zou zijn. De muziek moest zowel beklemmend, spannend als melancholisch tegelijk zijn. Maar hoe doe je dat? Uiteindelijk hadden we al van alles geprobeerd, toen Jelle met het idee kwam om op gitaren te trommelen. Dat is dus wat je hoort: getrommelde gitaren die per scène anders gestemd zijn. Het heeft inderdaad een vervreemdend effect, maar paste heel goed bij de sfeer. Ik ben er erg blij mee. Sowieso vind ik muziek een van de meest fascinerende dingen van het filmproces. Vooral omdat het zo ongrijpbaar is. Dat je ervoor een eigen jargon ontwikkelt met je componist.”

Daarbij heb je Clan helemaal op een afgelegen locatie gedraaid op het platteland bij Landgraaf in Zuid-Limburg. Hoe was dat?  “Een hele organisatie. Omdat het voor ons vanuit Amsterdam zo ver rijden was, hebben we daar de hele draaiperiode ook geslapen. Zo werden we in het echt ook een soort commune. Dat was fijn: overleggen met de crew, werken, gezamenlijk eten. Een paar keer hebben we ’s avonds laat nog gerepeteerd met de groep, soms met een wijntje op. Het draaien zelf was zwaar. Om een voorbeeld te geven: de akker waarop het grootste deel van het verhaal zich afspeelt werd door het slechte weer echt een modderveld. Zo erg zelfs dat je laarzen zich vastzogen in de bodem. Dat leverde voor iedereen een hoop gedoe op. Wanneer ik voor een take nog snel wat aanwijzingen wilde geven, moest ik al ploegend door dat veld heen. Dat duurde dan weer enkele minuten. Een tijdrovend proces, maar ik ben wonder boven wonder gelukkig nooit onderuitgegaan.”