Lichting 2014: Viktor van der Valk over Onno de onwetende

Viktor van der Valk
‘Onno de Onwetende werkt als gedachtes’
Deze zomer neemt de Filmkrant het jonge regietalent onder de loep. Wekelijks verschijnt een interview met een afgestudeerde regisseur uit de lichting van 2014. Er wordt een selectie gemaakt uit het werk van de Nederlandse Filmacademie, de HKU en de Willem de Kooning Academie. Als tweede vertelt Viktor van der Valk (NFA): "Vroeger maakte ik met mijn beste vriend korte filmpjes met veel schieten. Zijn moeder zei: ‘Zonder pistolen een film maken: dat is de kunst.’ Zij introduceerde het filmhuis. Ik was verkocht."
Afgelegen gebieden, reizen en verloren jongens: ze kenmerken je werk tot nu toe. Waarom? Ik ben geboren op IJsland en ken die lege vlaktes goed. Als ik in Nederland ben, verlang ik naar IJsland en ben ik in IJsland, dan heb ik heimwee naar Nederland. Uit de vraag wat een thuis is, komt mijn fascinatie voor reizen voort. Bovendien vind ik een reis, letterlijk of in je hoofd, symbolisch ook mooi om de zoektocht naar zingeving te verbeelden. Mijn hoofdpersonen, die verloren jongens, proberen via hun reis uit een soort gevangenschap te breken. Ik herken wat mijn hoofdpersonen doen. Ze zijn even oud als ik en lijken qua karakter op mij of iemand uit mijn omgeving. Ik kan me voorstellen dat ik samen met hen opgroei. Ik denk dat film maken mijn manier is om dat gevecht aan te gaan. Via film kan ik mijn gedachtes en gevoel beter verwoorden en daar haal ik, zeker bij Onno de Onwetende, troost uit. Voor mij en mijn personages geldt dat de reis zelf belangrijker is dan de antwoorden. Achteraf gezien bleek deze film een onbewuste zoektocht naar troost.
Je verwijst naar en citeert uit talloze films uit de filmgeschiedenis. De Franse nouvelle vague komt vaak terug. Waarom heb je zo’n cinefiele fascinatie? Ik hou van de uitdrukkelijke hand van de maker en het onderzoek naar film als medium. De Nederlandse theatermakers stellen in hun werk nog wel vragen over het wezen van theater, maar in film gebeurt dat nauwelijks. Daarom kun je zoveel van de filmgeschiedenis leren. In deze tijd wordt alles beoordeeld op zijn functionaliteit en economische waarde en het is bevrijdend om het intrinsieke en het associatieve te onderzoeken. Dat doen die oude regisseurs. In Pierrot le fou gaat Jean-Luc Godard in op een groter onderwerp: zijn twijfels en overdenkingen over de liefde. Dat thema is belangrijker dan de psychologie van de hoofdpersoon. Dat probeer ik ook in Onno.
Je schreef grotendeels het script, gebruikte persoonlijke ervaringen en castte je broer Vincent voor de hoofdrol. Waarom wilde je zo’n persoonlijk project maken? Ik schrijf de scenario’s van mijn films het liefst zelf of met iemand samen, omdat ik dan het meest oprecht kan zijn. Vincent weet precies wat zijn personage beleeft op de verschillende momenten in de film, omdat hij weet wat ik heb doorgemaakt. Dat is bij uitstek belangrijk bij een film met zo’n associatieve, speelse vorm. Die vorm gaf ons de gelegenheid om op het eerste gezicht willekeurige verbanden te leggen. Onno werkt net als gedachtes. Vaak wordt in films de nadruk gelegd op concrete zaken, terwijl juist de dingen die zweven interessant zijn. Ze zijn moeilijk om over te praten, maar in kunst kun je ze vatten en bespreekbaar maken.
Heb je al plannen voor de toekomst? Waar sta je over vijf jaar? Ik heb veel plannen en moet nog onderzoeken wat er nú uit moet, maar er spookt wel een specifiek idee door mijn hoofd. Er is een film van Godard, Vivre sa vie, over een meisje dat in de prostitutie belandt. Haar teksten zijn mooi, intelligent en poëtisch, terwijl ze zich niet bewust is van de kracht van haar woorden. Die film gaat over wat je bestaansrecht is, al ben je een prostituee. Ik wil dat koppelen aan de Nederlandse onderwereld. En dan in de traditie van Gomorra, waar heel gewone jongens in de criminaliteit belanden. Mijn film zou niet zo realistisch worden als Gomorra, maar eerder de filosofische insteek hebben van Vivre sa vie. Ik kom uit Arnhem en op mijn negentiende overleed plotseling een kennis. Hij bleek op het foute pad te zijn geraakt en was door zijn hoofd geschoten. Dat had ik net zo goed kunnen zijn als ik een andere keuze had gemaakt. Misdaad wordt in film vaak geromantiseerd. Bij mij gaat het over wat er diep van binnen borrelt. Dus niet over de maffia als groot instituut, maar over wat de kleine onzichtbare criminelen drijft. Over de mensen van wie je het niet zou verwachten. Niet de Tony Montana’s, maar de Jan en Pietje uit Gomorra.
Laura van Zuylen