Lichting 2014: Silvie Konings over Grijze muren
‘Afwijkingen bepalen wie we zijn’
Deze zomer neemt de Filmkrant het jonge regietalent onder de loep. Wekelijks verschijnt een interview met een afgestudeerde regisseur uit de lichting van 2014. Er wordt een selectie gemaakt uit het werk van de Nederlandse Filmacademie, de Hogeschool van de Kunsten Utrecht en de Willem de Kooning Academie. Dit keer vertelt Silvie Konings (WdKA) over haar fictiefilm Grijze muren: "Ik vind ouderen zo mooi, met al die groeven in hun lijven."
Grijze muren en je vorige film Stromen hadden beide homoseksualiteit als thema en bejaarden in de hoofdrol. Waar komt die interesse voor ouderen vandaan? Ik hou van ouderen om dezelfde reden dat anderen van kinderen houden. Ik zie de onschuld en puurheid die men bij kinderen prijst, bij ouderen terug. Als je volwassen wordt, leer je hoe je je hoort te gedragen. Wanneer je eenmaal oud bent, komt je kinderlijkheid terug, maar dan inclusief je bagage en levenswijsheid. Er wordt niet meer van je verwacht dat je je aanpast, dus zo kun je worden wie je echt bent. Ik zit regelmatig in het bejaardentehuis om koffie te drinken en met de bewoners te praten. Ik schuw geen enkel onderwerp. Op die manier kwam ik in contact met een vrouw die gepest werd vanwege haar geaardheid. Toen besefte ik dat homoseksualiteit voor veel bejaarden nog steeds verre van normaal is. Als gevolg van hun gevecht is er in latere generaties meer acceptatie en herkenning gekomen, maar op het niveau van hun eigen generatie is er weinig veranderd. Het is een stukje verantwoordelijkheid van de filmmaker om iets aan te snijden dat maatschappelijk relevant is. Je kunt zoveel maken — dan is het mooi meegenomen als iemand aanzet tot nadenken.
Je wisselt in Grijze muren tussen realisme en groteske nachtmerries. Je hebt oog voor esthetiek en het verhaal lijkt voor jou niet vanzelfsprekend het belangrijkst. Hoe benader je filmische middelen als de cameravoering, en de muziek? Beeld en geluid zijn voor mij zeker niet ondergeschikt aan het verhaalverloop. Ik werk meestal met dezelfde mensen en iedereen brengt vanuit zijn eigen discipline iets mee. Als je ervoor kiest om alles in dienst te laten zijn van de plot en die filmische middelen te zeer bij elkaar aansluiten, dan voegen ze niets extra’s toe en zie je bovendien het medium niet meer. Ik vind het niet erg als je je er bewust wordt van dat het film is. Ik zoek bijvoorbeeld graag het theatrale op in mijn werk. Mijn werelden lijken op het dagelijks leven, maar zitten op de rand van een eng sprookje. In de overlap tussen film en theater is veel te halen. Ik wil sowieso nog een dansfilm maken, omdat je op het gebied van symboliek en gevoel zo veel verschillende kanten uit kunt. Cinema en dans kunnen elkaar tegenwerken, maar als ze elkaar uitdagen en versterken, dan kun je het verhaal loslaten en een vertelling maken die op gevoelsniveau werkt.
Wat heb je naast die dansfilm voor andere toekomstplannen? Waar sta je over vijf jaar? Ik begin deze zomer aan een locatieproject met live video. Het wordt een moderne dansvoorstelling met een confrontatie tussen dansers en acteurs. Verder ben ik een idee aan het uitwerken over de ziekte van Parkinson bij jonge mensen. Die krijgen een apparaatje ingeplaatst die de ziekte onderdrukt, maar dat heeft nog flink wat mankementen. Ik wil ook iets maken over eetstoornissen, omdat het onbegrijpelijk is voor een buitenstaander. Ik heb er zelf mee te kampen gehad en toch vind ik het moeilijk te begrijpen hoe ik indertijd redeneerde. Daarnaast wil ik aan de slag met een plan dat gaat over mensen met een persoonlijkheidsstoornis of een psychose. Ze worden, ondanks dat ze daar niets aan kunnen doen, door de maatschappij aan de kant gezet. Ze zijn bijzonder en hebben een eigen manier van voelen. Ik vind het jammer dat daar een label op geplakt moeten worden om ze maar in een hokje te kunnen plaatsen. Afwijkingen bepalen wie we zijn. Als iedereen zich meer open zou stellen, zou de wereld er mooier uitzien.
Laura van Zuylen