Hollandse Nieuwe 2017: Pieter Verhoeff over Tokyo Trial

Portret Angelique van Woerkom

Het Nederlands Film Festival is in volle gang. De Filmkrant stelt iedere dag vijf vragen aan een regisseur wiens film op het festival in première gaat. Vandaag: Pieter Verhoeff over Tokyo Trial.

1. Waar gaat je film over? Over het Tokio Tribunaal, de pendant van de Neurenberger Processen, waar 28 Japanse militaire en politieke leiders terechtstonden. Ze werden beschuldigd van oorlogsmisdaden. Er waren elf rechters afkomstig uit de landen die in oorlog met Japan waren geweest (onder andere Amerika, het Verenigd Koninkrijk, India, Australië, China en Nederland). Een van de rechters was de Nederlander prof. Bert Röling, de jongste van het stel. De film draait om de vraag of het deze mannen met zulke verschillende culturele en politieke achtergronden gaat lukken om tot een eenduidig eindvonnis te komen. De eigenzinnige Röling (Marcel Hensema) is het hoofdpersonage en speelt in dat proces, aanvankelijk samen met de Indiër Pal (Irrfan Khan), een dissidente rol, waardoor hij in een geïsoleerde positie terecht komt.

2. Waarom wilde je hem maken? Ik werd gevraagd door producent Hans de Weers, die op zijn beurt door de Japanse publieke omroep NHK werd benaderd om Tokyo Trial te coproduceren. Hans vroeg mij omdat ik eerder films had gemaakt gebaseerd op historische gebeurtenissen (waaronder De dream en Nynke). Het leek mij een belangrijk verhaal waarvan ik weinig afwist. Bovendien was ik meteen gefascineerd door de rol van de jonge, onervaren en eigenzinnige Röling, die als hartstochtelijk amateurmuzikant zijn viool had meegenomen naar Tokio. Daar ontmoette hij een Duitse pianiste, de voor de oorlog in haar land beroemde Eta Schneider (Hadewych Minis), die omdat hij zo’n hoge positie bij het Tribunaal bekleedde wel met hem wilde samenspelen. Die muzikale relatie werd ingewikkeld toen later bleek dat zij connecties had met familie van een van de verdachten.
Ik beschouwde het als een uitdaging om een boeiende film te maken waarin geen sprake is van romantische verwikkelingen van de hoofdpersoon, maar waar het drama is gebaseerd op de worsteling van een groep rechters met volkenrechtelijke kwesties.

3. Mijn volgende film wordt nu eens… Als ik carte blanche zou hebben, dan zou ik graag een film of documentaire maken die gaat over het complexe proces van het produceren van een internationale coproductie. Bij de productie van Tokyo Trial bijvoorbeeld speelden zoveel uiteenlopende belangen een rol waardoor het maakproces zelf filmwaardig is geworden. Ik heb sinds 2010, toen we met dit project startten, dagboeken bijgehouden, waar ik zo een film uit zou kunnen distilleren. Het wordt een film over de uitdagingen van internationaal coproduceren, maar ook over de kloof tussen de investerende partij die zo dicht mogelijk bij de historische feiten wilde blijven en de makers, die met respect voor de feiten, een dramatisch interessant verhaal wilden vertellen. Het gaat over een man die het gevecht aangaat om zijn artistieke identiteit te behouden.
Een ander langgekoesterd filmproject zou, zeker sinds mijn ervaringen met de tv-serie Sien van Sellingen, het maken van een bijzondere jeugdfilm zijn.

4. Dit zou de Nederlandse film nodig hebben… Moeilijk te zeggen. De situatie is complex. Meer overheidsgeld. Natuurlijk. Maar alle genres, commerciële en meer kunstzinnige, hebben recht van bestaan en vormen samen de Nederlandse filmcultuur. De romkoms trekken betrekkelijk veel publiek, maar de meer persoonlijke films kunnen al nauwelijks meer een distributeur vinden, omdat het publiek het laat afweten. Zelfs de jeugdfilms schijnen het niet zo goed meer te doen.
Komt het door de overheersing van de Amerikaanse blockbusters? Blijven de mensen liever thuis om naar de soms voortreffelijke Netflix-series te kijken dan naar de bioscoop te gaan?
Hoe dan ook. Elke filmmaker kan niet meer dan met zo groot mogelijke inzet en hartstocht de films maken die hem het beste liggen. Voor de rest lijken we overgeleverd te zijn aan (internationaal bepaalde) marktmechanismen waar we nauwelijks invloed op kunnen uitoefenen.

5. Dit was een bepalend filmmoment in mijn leven… Kort voor het maken van mijn eerste speelfilm Het teken van het beest werd ik door de distributeur en de producent uitgenodigd voor een dringend gesprek. Ik wilde Gerard Thoolen en Marja Kok in de hoofdrollen. Dat vonden ze niks. Ik zou Rutger Hauer, die graag de rol van IJje Wijkstra wilde spelen, moeten nemen. Wat wilde ik in godsnaam met die ‘dikke homoclown’ Thoolen en met Kok, ‘die geen tieten heeft’? Ze dreigden het project stop te zetten. Ik heb toen voet bij stuk gehouden en gezegd: “Dan gaat de film toch niet door, heren?” Ik dacht als ik nu al om ga, dan wordt het nooit meer wat met mijn films. Ze vielen van hun stoel, maar hebben toch eieren voor hun geld gekozen en mij de film laten maken. Het werd geen commercieel succes. De film won wel, ook tot mijn eigen verbazing, een aantal prijzen (de eerste Gouden Kalveren voor beste film en actrice) en werd uitgenodigd voor de Camera d’Or-competitie in Cannes. Dat gaf de filmburger moed.