Edson da Conceicao over Porfotto en Mania
‘Ik wilde een stem geven aan de jongens uit Spangen’
De hele zomer interviewt de Filmkrant wekelijks vers afgestudeerd filmtalent van verschillende academies. Eerste in de reeks is Edson da Conceicao (Filmacademie), regisseur van ‘straatfilm’ Porfotto en het visueel overweldigende Mania over een jonge vrouw met een postnatale depressie, is op zoek naar menselijke verhalen: “Nu zijn dat meestal arthousefilms en die mogen in mijn ogen best wat commerciëler.”
Productiviteit kan Edson da Conceicao (32) niet ontzegd worden. Hij studeerde af aan de Nederlandse Film en Televisie Academie met twee fictiefilms, die qua stijl en inhoud niet verder van elkaar af konden liggen. In Mania, ontwikkeld als visitekaartje voor de afdeling visuele effecten, worstelt een jonge vrouw met de psychische gevolgen van het moederschap. We zien haar door diverse, bijzonder fraai vormgegeven ‘werelden’ gaan, waarin ze zich probeert te ontworstelen aan haar innerlijke demonen.
Heel andere koek is misdaadthriller Porfotto, waarin drie Rotterdamse jongens een overval plegen en met de opbrengst hopen af te rekenen met hun problemen. Maar zoals dat gaat in het genre, brengt elke handeling een nieuw probleem met zich mee. Da Conceicao: “Het zijn jongens die geen andere keus hadden, mede door hun omgeving. Ze komen echter al snel tot de conclusie dat ze met geld bar weinig kunnen veranderen aan hun thuissituatie. Ze denken even het mannetje te zijn, maar worden door de sterke vrouwen in hun omgeving snel weer terug op aarde gezet. Het moment waarop dat besef ze na een kort moment van euforie vol in het gezicht raakt, dat is voor mij de schurende realiteit die Porfotto kenmerkt.”
Je bent zelf opgegroeid in Spangen, de Rotterdamse wijk waar Porfotto zich afspeelt. Is het daarmee ook je meest persoonlijke project? “Toen ik werd aangenomen op de Filmacademie wist ik al dat ik een film als Porfotto zou gaan maken. Ik omschrijf het zelf als ‘straatfilms’. Die draaien niet uitsluitend om criminaliteit, maar veel meer over de mensen en ‘wie’ die mensen precies zijn. Films waarin we een kijkje achter de voordeur krijgen. Mania heeft dat ook, maar op een andere manier. Met die film heb ik ook een connectie, maar met Porfotto net wat meer, ook omdat ik zelf ben opgegroeid in Spangen.”
Heb je voor Porfotto geput uit eigen ervaringen? “Ik ben wat dat betreft heel braaf: ik heb zelf nooit zoiets gedaan als deze jongens. Maar om mij heen heb ik wel veel van dit soort verhalen gezien of gehoord. Ik heb overigens ook reacties gehad van mensen uit Spangen die zeiden: waarom vertel jij een negatief verhaal over de buurt, terwijl die zo positief aan het veranderen is? Ik zie de film echter niet als een negatieve vertelling, maar juist als een realistische vertelling, waarin ik dit type jongens een stem wil geven. Dat heb ik bijvoorbeeld ook gedaan met mijn derdejaarsfilm, waarin een terrorist een tram wil opblazen, maar door een gesprek met een andere Marokkaanse man besluit om dat niet te doen. Ik ben een maker die een inkijk wil geven in wie zo’n clichématig personage is, om het daarmee wat menselijker te maken.”
Is dat iets wat je mist in het Nederlandse filmlandschap? “Wat mij in Nederlandse films vaak opvalt, is dat personages clichés blijven. Ze maken weinig ontwikkeling door en blijven daardoor vrijwel altijd platte karakters: je bent crimineel en dus blijf je dat. Vaak schuilen er echter zoveel meer nuances in. Geef die personages dan die lagen, maak ze menselijk! Anders blijven ze plat en is het alleen maar een kwestie van good guy versus bad guy. Zo is het in de realiteit natuurlijk helemaal niet.”
Dat uit zich natuurlijk niet alleen in de personages; ook het straatbeeld is in Nederlandse films vaak weinig divers. Is dat iets wat jij als maker wilt toevoegen aan het filmlandschap? “Ik wil proberen af te stappen van wat we gewend zijn. Rotterdam is veel meer dan de Euromast en de Erasmusbrug. Bij een achterbuurt denken mensen, mede door films die zich in Amsterdam afspelen, vaak aan hoge flatgebouwen, maar in Spangen is dat bijvoorbeeld helemaal niet het geval: die wijk bestaat vooral uit laagbouw met maximaal vier verdiepingen. Ik wilde dus een andere kant van het straatleven laten zien dan het beeld dat we kennen uit andere films. Dat zie je bijvoorbeeld ook terug in de straattaal: we hebben er heel bewust voor gekozen om geen ABN-variant te gebruiken, waarmee de kijker het wellicht makkelijker had kunnen volgen. Ik wilde het juist zo een-op-een mogelijk kopiëren: dit is immers hoe die jongens echt praten. Ik denk dat je in Nederland dan ook weinig films als Porfotto kunt aanwijzen. Films waarin het niet per se om criminaliteit draait, maar veel meer over menselijke personages met een maatschappelijk probleem.”
Is dat ‘menselijke’ ook wat je aantrok in Mania, op het oog een heel ander soort film dan Porfotto? “Qua stijl verschillen ze behoorlijk en dat was ook onze bedoeling. Bij Mania ging de aandacht vooral uit naar de visual effects, waarmee ik wil aantonen dat ik van meerdere markten thuis ben. Maar dat maatschappelijke element zit er óók in. Relatief weinig mensen weten dat één op de acht vrouwen te maken krijgt met een postnatale depressie. Wat mij triggerde is de vraag hoe de wereld van een vrouw die daar doorheen gaat eruitziet, hoe zij dat ervaart.”
Als ik je zo hoor, ben je dus vooral een filmmaker die onderbelichte verhalen en werelden naar de mainstream wil brengen. “Ik denk dat we in Nederland te weinig menselijke films maken. Ze worden wel gemaakt, maar dat zijn vaak toch vooral arthousefilms, die in mijn ogen dan weer best wat commerciëler mogen. Het lijkt mij als maker heel tof om die grens tussen arthouse en commercieel vaker op te zoeken. Maar ik moet er eerst maar eens achter komen of het publiek wel staat te popelen voor een filmmaker zoals ik.”
Diverse afstudeerfilms zullen te zien zijn op het Nederlands Film Festival dat van 27 september t/m 5 oktober plaatsvindt in Utrecht. Dit interview werd geschreven in het kader van Filmkrant Lab 2019, een workshop voor jonge filmcritici.