Boudewijn Koole over Verdwijnen

'Ik wil ruimtes openen om in te verdwalen'

  • Datum 28-02-2017
  • Auteur
  • Deel dit artikel

Foto Geert Snoeijer

In Boudewijn Kooles derde speelfilm Verdwijnen bezoekt fotografe Roos na lange tijd haar moe­der in Noorwegen. Het is de opmaat voor een existentiële zoektocht; en niet alleen voor de personages. ‘Ik ben nieuwsgierig naar hoe we betekenis aan ons leven toe­kennen. Vinden we die inderdaad in de hoogtepunten?’

Door Guus Schulting

Dat de verhoudingen tussen fotografe Roos (Rifka Lodeizen) en haar in Noorwegen wonende moeder (Elsie de Brauw) scheefgegroeid zijn, is vanaf hun eerste ontmoeting duidelijk. Roos’ jaarlijkse komst naar het noorden wordt niet alleen met een kil gezicht begroet, moeder wil eigenlijk ook meteen weten wanneer dochterlief weer denkt naar huis af te reizen. Na zijn veel geprezen en Gouden Kalf-winnende W.F. Hermans-verfilming Beyond Sleep, trok regisseur Boudewijn Koole voor Verdwijnen wederom naar de Noorse bossen. Maar liep Hermans alter ego Alfred nog gedesoriënteerd door de nachtloze Noorse toendra, voor Verdwijnen is de dichtbesneeuwde boswereld van het noordelijke Tromsø-gebied decor voor een complex en vastgeroest moeder-dochterconflict. Want ja, de ontvangst is kil, maar Kooles film onderzoekt hun relatie als een existentiële kluwen van liefde, haat, verdriet en teleurstelling. Waar begint de ene emotie, en houdt de andere op?

Het drama tussen Roos en haar moeder is veelal non-­verbaal. We leren hun scheefgegroeide relatie tussen de regels door kennen. "Een belangrijke inspiratiebron was een slideshow van fotografe Leonie Hampton, die ik ooit in het FOAM zag. Voor die fotoserie ging ze een jaar lang bij haar aan dwangstoornissen lijdende moeder wonen, om haar te helpen en haar leven vast te leggen. Wat ik er vooral fascinerend aan vind, is Hamptons manier van kijken. Haar focus op wat ik de ’tussenmomenten’ noem — situaties waar we normaal gesproken overheen kijken of die we niet belangrijk vinden. De troep na een verjaardagsfeestje of het schilmesje waarmee je moeder ooit een peer schilde. Vergeten beelden die vaak een interessant verhaal vertellen. Daar wilde ik mee aan de slag. Daarbij maakte die tentoonstelling me nieuwsgierig naar hoe we betekenis aan ons leven toekennen. Vinden we dat inderdaad in de zogenaamde hoogtepunten? Die keer dat we een berg hebben beklommen of ons zwemdiploma hebben gehaald — of zit het toch helemaal anders? Thuis heb ik bijvoorbeeld tien plakboeken vol met foto’s van mijn dochters verjaardagen. Dat zijn telkens soortgelijke afbeeldingen met familieleden en vrienden, meestal poserend rondom de verjaardagstaart. Per album komt er dan telkens een kaarsje bij en worden de vaste gasten steeds ouder. Dat verloop van de tijd is natuurlijk prachtig om te zien, maar ik breng m’n dochter ook dagelijks naar school. Daar heb ik geen foto’s van, maar wellicht is die herinnering me op het eind van m’n leven wel veel dierbaarder. Of dat zo is en op welk moment je je dat realiseert, vind ik fascinerend."

Hoe vertaal je zo’n concept naar een film? "Daarvoor ben ik naar scenarist Jolein Laarman gegaan, met wie ik eerder al heel fijn aan Kauwboy had gewerkt. Zij had er meteen veel affiniteit mee. Jolein heeft leukemie gehad, waar ze gelukkig weer helemaal van genezen is, maar is daardoor erg ziek geweest. Ter voorbereiding op het schrijfproces las ze me uit haar dagboeken voor die ze tijdens haar ziekte schreef. Dat waren hele heftige sessies, waarin ze het over haar angst voor de dood had. Onverwachte dingen worden dan ineens heel belangrijk. Met dat gevoel zijn we aan het werk gegaan en hebben we, met enkele tussenposes, zo’n twee jaar aan het scenario geschreven. Vaak hebben we ons daarvoor ook in een huisje ergens in het noorden van Zweden afgezonderd. Dat is voor mij een belangrijke plek waar ik al jaren kom wanneer ik inspiratie nodig heb. Op die manier hebben we elkaars verhalen dichter bij elkaar proberen te brengen."

Is het belangrijk dat zo’n verhaal persoonlijk is? "Sterker nog: ik zou nooit zomaar een scenario van iemand anders kunnen verfilmen Een verhaal moet voor mij altijd een persoonlijke urgentie hebben. Meestal heeft dat de vorm van een zoektocht. Je hebt een idee dat je wilt onderzoeken. Voor Verdwijnen hebben Jolein en ik ons bijvoorbeeld afgevraagd hoe het is om in existentiële eenzaamheid te leven, hoe verschillende emoties een moeder-dochterband kleuren. En wat gebeurt er wanneer het verleden werkelijk contact tussen mensen in de weg staat? Het mooie aan film is dan dat het een gezamenlijke zoektocht is. Een acteur kan bijvoorbeeld een scène zo spelen dat die belangrijker wordt dan ik ooit voor mogelijk hield.  Een cameraman kan iets zo filmen dat juist andere details binnen het beeld gaan opvallen. Een editor kan beelden zo aan elkaar snijden, dat nieuwe verbanden ontstaan. Dat niet-weten wat er gaat gebeuren, daar ben ik als regisseur telkens naar op zoek.
"Tijdens het schrijfproces bijvoorbeeld besloten Jolein en ik om Elsie de Brauw en Rifka Lodeizen al wat scènes voor te laten spelen. Gewoon om te kijken waar we nou eigenlijk mee bezig waren. Voor die sessie hadden we elkaar nooit eerder ontmoet, maar Elsie en Rifka hadden de door hun te spelen scènes al wel goed bestudeerd. Toen ze bij mij in het atelier aankwamen, heb ik ze meteen in character ondervraagd — niet eerst acclimatiseren, maar direct aan het werk. Wat vind je ervan als je dochter zegt dat ze het vervelend vindt dat je haar nooit hebt voorgelezen? Zou je nu een slaapliedje kunnen zingen? Acteurs van zulk niveau reageren dan heel instinctief, waardoor die personages nog veel meer tot leven komen dan wij ooit in een scenario zouden kunnen vastleggen. Dat is voor mij de magie van film. Je kunt de omstandigheden zo vormen dat moeder Louise en dochter Roos zomaar ontstaan, dat fictie voor eventjes werkelijk wordt."

Ben je dan zelf ook verbaasd over het eindresultaat? "In Berlijn draaide Verdwijnen vorige week op een heel groot doek. Ik zag ieder dingetje. Hoe Elsie en Rifka non-verbaal op elkaar reageren, hoe dialogen binnenkwamen en wanneer ze geraakt werden. Wat is-ie stil, dacht ik toen, en wat gebeurt er toch veel onderhuids — dat was me eerder nog niet zo sterk opgevallen. Jij noemde het een onuitgesproken film. Dat vind ik een mooie beschrijving, want volgens mij zijn er veel te veel uitgesproken films. Al die voorgekauwde Hollywoodfilms — ze laten geen enkele ruimte aan de kijker over. Met mijn films wil ik juist ruimtes openen, zodat de kijker er vervolgens in kan verdwalen. En ik dus ook."