Bill Plympton over Cheatin’

'Mijn film zit vol fouten. En dat is goed.'

Cheatin’

Bill Plympton maakte min of meer in zijn eentje zeven lange animatiefilms. De liefdesthriller Cheatin’ opent op 19 maart 2014 het Holland Animation Film Festival. “Cheatin’ zit vol fouten. Fouten in het verhaal, fouten in de animatie, fouten in de continuïteit, fouten in de ontwerpen – overal vind je fouten. En dat is goed. Ik houd van die fouten. Want dat is wat het menselijk maakt.”

Het valt goed te verdedigen dat animatie, waarin elk detail de uitdrukking is van een creatieve beslissing van de makers, de hoogste vorm van filmkunst is. Terwijl cinema, als Gesamtkunstwerk dat theater, literatuur, schilderkunst, fotografie, architectuur en muziek verenigt, zelf reeds de hoogste plek bezet in het Pantheon der Kunsten.

Maar de lange animatiefilm stelt ons daarbij voor een probleem. Kunst als ‘de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’, zoals dichter Willem Kloos het omschreef, laat zich moeilijk verenigen met het groepsproces dat het maken van een lange animatiefilm nu eenmaal is. Nog meer dan bij een speelfilm moet een regisseur daarbij delegeren. Zelf alles tekenen is, uit praktische overwegingen, uitgesloten.

“Sommige mensen noemen me dom, dat ik het doe”, zegt Bill Plympton dan ook opgewekt. “Maar ik heb er lol in. En meestal verdien ik er ook nog wat mee.”

Want Plympton, de grootste naam uit de New Yorkse onafhankelijke animatiescene, doet het wel: in zijn eentje lange animatiefilms maken. Of bijna in zijn eentje: “Ik had voor Cheatin’ iemand die het geluid deed, iemand voor de muziek, een editor en mensen voor het inkleuren en samenvoegen van de losse tekeningen. Maar elke tekening die je ziet is door mij gemaakt.” Plympton maakte zelfs geen gebruik van inbetweeners, de handwerkers die doorgaans de ‘tussentekeningen’ maken nadat de hoofdanimator de sleutelmomenten in de beweging heeft geschetst. “Nee, ik teken alles zelf. Personages en achtergronden. En ik schrijf het verhaal, doe de regie, produceer – met mijn eigen geld – en maak de storyboards en lay-outs.”

Liefdesthriller
Plympton is niet de enige die in zijn eentje lange animaties creëert – we hebben het, in ons telefonische interview, over Nina Paley, Signe Baumane en de opkomst van thuisanimatoren in het digitale tijdperk – maar hij kan zelf niemand verzinnen die er zo veel heeft gemaakt. Plymptons Cheatin’, een melodramatische liefdesthriller die op woensdag 19 maart 2014 het Holland Animation Film Festival opent, is nummer zeven. “Dat is wel uniek, geloof ik. Nina Paley deed voor Sita Sings the Blues [2008] nog meer dingen zelf dan ik doe. Maar zij is er na één film mee gestopt.”

Het is dan ook nogal wat. Plympton maakt zo’n 30 tot 40 duizend tekeningen per lange film. Hij moet dus ontzettend snel zijn. “Vergeleken met andere tekenaars wel. Maar je moet niet vergeten dat ik niet elk frame animeer, zoals Pixar en Disney doen. Ik teken gemiddeld elk derde frame. Daarom zit er iets schokkerigs in mijn animatie.” Het klopt dat je bij Plympton, als je erop let, vaak de afzonderlijke tekeningen kunt zien waaruit de beweging is opgebouwd. Dat lijkt een doodzonde in animatie, dat het moet hebben van de ononderdrukbare neiging om snel afgewisselde losse tekeningen te ervaren als vloeiende bewegingen. Maar vreemd genoeg stoort dat bij Plympton zelden. Het blijkt allebei tegelijk te kunnen: je ziet de losse tekeningen en je ziet de vloeiende beweging die door die tekeningen, laten we zeggen, wordt opgeroepen.

Heeft Plympton daar een verklaring voor? “Het helpt dat mijn tekeningen zachte randen hebben. Omdat het vager is, is het gemakkelijker voor de kijker om de ene tekening in de ander te zien overgaan.” Dat klinkt aannemelijk: vagere informatie maakt het gemakkelijker om wat ontbreekt zelf in te vullen. En Plympton behoort tot de school die zijn potloodschetsen niet wegwerkt in het uiteindelijke ontwerp. Die krasserige lijntjes laten het oog ruimte om zelf de figuur en zijn bewegingen af te maken. Dat gaat onbewust, natuurlijk, maar het effect is sterk. Omdat Plymptons personages daardoor ook minder hard zijn afgebakend van de achtergrond, ogen ze minder plat en in feite realistischer — want mensen hebben nu eenmaal geen strak geïnkte buitenlijnen.

Meester
Maar behalve de suggestieve kracht van onaffe lijnen, schuilt er nog iets anders in die schetsmatige tekeningen: de hand van de meester. Ik vertelt Plympton hoezeer ik houd van de originele potloodtekeningen van de grote Disney-meesters, voordat ze door medewerkers werden geïnkt voor gebruik in de film. Die geanimeerde potloodtekeningen kun je tegenwoordig gelukkig vinden op dvd’s, blu-rays en online. Er schuilt leven en ja, om Disney’s term maar eens te gebruiken, magie in die tekeningen.

“Dat klopt. En je bent zeker niet de enige die die potloodtekeningen mooier vindt dan het eindresultaat. Het is ook de reden waarom ik niet van computeranimatie houd. Het is te perfect. Het ziet eruit alsof het door machines is gemaakt en dat maakt het saai. Toch willen de meeste jonge animators na hun afstuderen meteen naar Pixar, DreamWorks of Disney – en dat had ik misschien ook gedaan, als ik nu jong was geweest.”

Maar Plympton is de jongste niet meer. Hij leerde zijn vak in andere tijden. “Ik beschouw mezelf niet als een nostalgicus, ik doe gewoon wat ik het leukste vind. Als tweejarige begon ik met potlood en papier en dat doe ik nog steeds.” Aan zo’n schuine tekentafel, met papieren die door pinnen op hun plek worden gehouden, net als de traditionele Disney-tekenaars? “Precies zo. Het enige wat echt is veranderd is dat ik de tekeningen daarna niet meer onder een filmcamera leg, maar op de scanner.”

De onafheid en ruwe directheid van potloodtekeningen is deel van een grotere visie die Plympton heeft op zijn vak. “Ik zal je wat vertellen: Cheatin’ zit vol fouten. Fouten in het verhaal, fouten in de animatie, fouten in de continuïteit, fouten in de ontwerpen — overal vind je fouten. En dat is goed. Ik houd van die fouten. Want dat is wat het menselijk maakt. Daarin schuilt het leven van het werk.”

Oogballen
Het gaat om het verschil tussen analoog en digitaal. Dat Plympton een kind van het analoge tijdperk is, de tijd van celluloid en filmcamera’s, blijkt ook uit een visueel grapje aan het einde van Cheatin’: een uit de bocht vliegende agent verlaat horizontaal de filmstrook, schiet in een boog door de bioscoopzaal om aan de andere kant weer de filmstrook in te duiken. Een filmstrook! Terwijl Cheatin’ waarschijnlijk overal digitaal zal worden vertoond. Zullen jonge mensen in het publiek die grap überhaupt snappen? “Haha, dat is de vraag. Het is mijn eerbetoon aan Tex Avery, van wie ik de grap heb overgenomen.” Een persoonlijk idool? “Zeker, hij en Disney zijn mijn grote helden.” Een mooie verwijzing naar Tex Avery (de bedenker van Bugs Bunny en Daffy Duck) zit ook in Plymptons eerdere I Married a Strange Person! (1997), als iemands oogballen razendsnel groter worden dan de hele aardbol en weer krimpen tot normaal formaat. “Ja, dat was het overdrijven van Tex Avery. Wat nog niet gemakkelijk is!”

Een ander soort visuele referentie in Cheatin’ is een schilderij van de twintigste-eeuwse Italiaanse schilder Giorgio de Chirico, met een onmogelijk perspectief – iets waar Plympton altijd graag mee speelt. Plympton tekent vaak wegen die naar de einder lopen, handen en gezichten die naar de camera toe bewegen, in uitvergroot perspectief, alsof ze door een groothoeklens zijn gefilmd, met soms tot in extreme mate gekromde horizons. “Dat klopt, en dit keer heb ik dat sterker gedaan dan ooit. Vooral bij de scènes als de man aan het grasmaaien is. In die shots zitten geloof ik wel tien verschillende horizons. Het effect is als een droom.”

Dat grote aantal verschillende shots tekent het werk van Plympton. Meer dan andere animatoren maakt hij veelvuldig en nadrukkelijk gebruik van het hele instrumentarium zoals dat in live-action cinema is ontwikkeld. Neem de openingsscène van Cheatin’, waarin we de vrouwelijke hoofdpersoon van het verhaal, met een grote hoed op en haar gezicht in een boek geduwd, door een galerij zien lopen. Plympton gebruikt zo ongeveer alle traditionele shots die je kunt verzinnen. Van boven, van onder, hij filmt haar schaduw, hij filmt haar in silhouet, hij neemt een close-up, hij laat de camera om haar heen draaien, hij houdt de camera laag bij haar voeten et cetera. Maar: allemaal shots die in theorie ook in live-action gebruikt zouden kunnen worden.

Pantoffels
Het onderstreept hoe Plymptons animatie gegrond blijft in een minimale vorm van realisme. Daarbinnen laat hij dan regelmatig zijn fantasie de vrije loop – bijvoorbeeld wanneer zijn personages in het verhaal dromen of fantaseren. Neem een andere scène, iets verder in het verhaal, wanneer onze heldin met onze held (als hij eenmaal klaar is met grasmaaien) gaat dansen op operamuziek. Nu zien we de ene transformatie na de andere: ze draaien door de ruimte, veranderen van kleur, veranderen in abstracte delen en weer terug naar zichzelf, worden groter en kleiner, zitten het ene moment in een gondola in de wasbak en het volgende moment gezamenlijk in een van haar pantoffels en op zeker moment duikt zij zelfs dwars door hem heen, waarna hij, in een beweging waarmee zijn gezicht haar blijft volgen, zichzelf binnenstebuiten keert. Een feest van vormen en transformaties waarvan feitelijk geen enkel shot in live-action mogelijk was geweest.

“Daarom doe ik ook geen live-action meer”, zegt Plympton, die in het verleden ook enkele speelfilms maakte. “De beperkingen staan me te zeer tegen. Terwijl je bij animatie echt kunt doen wat je wilt.”

Maar waar al die mogelijkheden zich bij zijn eerste lange films vooral uitten in whacky humor en extreme absurditeiten, heeft Plympton gaandeweg meer aandacht gekregen voor drama, melodrama en personages, zoals in het jaloerse liefdesdrama Cheatin’. “Dat kwam doordat critici zeiden dat ik alleen maar grappen kon maken en geen verhaal kon vertellen. Ik wilde nu eens een film maken die iedereen mooi zou kunnen vinden. Met meer aandacht voor mijn personages en hun persoonlijkheden. Daarom denk ik dat Cheatin’ mijn beste film is geworden.” Betekent dat ook dat hij in deze richting verdergaat? “Nee, want het is te duur. Cheatin’ heeft me vier jaar gekost en ik heb hem alleen dankzij crowdfunding kunnen afmaken. Nee, mijn volgende twee films worden weer gewoon snel, goedkoop en grappig.”

Biografie

Bill Plympton (1946) werd bekend met zijn eerste korte animatiefilm, Your Face (1987), die direct een Oscar-nominatie kreeg. Het uitgangspunt van gezichten die, terwijl ze zich beleefd gedragen, op vreemde manieren vervormen, zou in zijn oeuvre regelmatig terugkeren. Zoals in korte filmpjes als The Wiseman en Push Comes to Shove (beide 1991 en opgenomen in zijn eerste lange animatiefilm The Tune, 1992), die groot succes hadden bij uitzending op muziekzender MTV, net als filmpjes als 25 Ways to Quit Smoking (1989) en How to Make Love to a Woman (1996). Plympton bleef komische animatiefilms maken, waarbij hij zich doorgaans hield aan ‘Plymptons Dogma’: houd het kort (maximaal vijf minuten), goedkoop (zijn korte films kosten zo’n duizend dollar per minuut) en grappig, waarbij Plymptons humor voor een belangrijk deel leunt op seks, geweld en lichamelijk ongemak. Een van zijn grootste commerciële successen behaalde hij met de Dog-reeks (Guard Dog, 2004; Guide Dog, 2006 et cetera); van zijn eerdere lange animatiefilms vallen vooral de bloederige sciencefictionkomedie Mutant Aliens (2001) en het duistere Idiots & Angels (2008) op. Die laatste kent net als Cheatin’ geen dialogen en mag gelden als Plymptons meest Lynchiaanse werk. In deze aardige presentatie van ruim een uur door Plympton (op slippers) aan de Amerikaanse Full Sail University, op 15 mei 2013, inclusief enkele korte animatiefilms, verklaart hij onder meer ‘Plymptons Dogma’ en hij vertelt waarom hij een aanbod van Disney van een contract voor één miljoen dollar (zijn ‘jeugddroom’) toch maar afwees.


Het Holland Animation Film Festival wordt gehouden van 19 t/m 23 maart 2014.