IDFA 2024: Basel Adra en Yuval Abraham over No Other Land
‘We lijken zo op elkaar en toch zijn onze rechten zo verschillend’
De Palestijnse journalist Basel Adra en zijn Israëlische vakgenoot Yuval Abraham maakten een kritische, overweldigende en tedere documentaire over hoe het Israëlische leger een Palestijnse gemeenschap probeert weg te vagen. “Nederland doet hier niets aan.”
Al van jongs af aan ziet de nu 28-jarige Palestijn Basel Adra met lede ogen aan hoe Israëlische troepen woningen met de grond gelijk maken in het bergachtige Masafer Yatta, een conglomeratie van bedoeïenendorpjes op de Westelijke Jordaanoever. De eeuwenoude gemeenschap moet plaatsmaken voor een militair oefenterrein, terwijl Isaëlische kolonisten eveneens azen op het gebied.
In de openingsscène van No Other Land – onder meer bekroond met de prijs voor beste documentaire op de Berlinale – vertelt Adra over een van zijn vroegste herinneringen. Hij is vijf jaar oud als hij ’s nachts wordt gewekt door een fel licht. Soldaten komen met een arrestatiebevel voor zijn vader, een bekende activist die acties voert tegen Israëlische annexaties.
Inmiddels is Adra als een soort activistische journalist in de voetsporen van zijn vader gestapt. Met zijn videocamera als zijn belangrijkste instrument verzamelt en deelt hij bewijs van Israëlische wanstaltigheden. In 2019 raakt de jonge Palestijn bevriend met de Israëlische onderzoeksjournalist Yuval Abraham. Die spreekt Arabisch en probeert vanuit Masafer Yatta zijn landgenoten te informeren over het onrecht dat de Palestijnen wordt aangedaan.
Adra en zijn dorpsgenoten kijken eerst nog met argusogen naar Abraham. Is hij wel te vertrouwen? Een man merkt op dat de Israëliër onderdeel is van een volk dat “Palestijnse huizen sloopt”. Het duurt evenwel niet lang voordat er een band ontstaat tussen de twee. Samen met twee coregisseurs, Palestijn Hamdan Ballal en Israëliër Rachel Szor, maakten ze een film met als doel om een waarheidsgetrouw beeld te geven van de illegale Israëlische activiteiten op de Westelijke Jordaanoever.
Als we tijdens IDFA in Amsterdam tegenover de twee zitten, valt op dat ze broers van elkaar hadden kunnen zijn, en niet alleen qua uiterlijk. Ze vullen elkaars zinnen aan en voelen zich zeer op hun gemak bij elkaar. Maar, benadrukt Abraham: “We zien er misschien uit als broers, maar we zijn niet gelijk. Ik kan gaan en staan waar ik wil en Adra niet.”
In eerdere interviews vertelden jullie al dat Adra een stuk langer onderweg is naar filmfestivals, omdat hij via Jordanië moet vliegen. BA: “Dat geldt voor alle Palestijnen. De enige manier om het land uit te komen is via Jordanië.”
YA: “Vanaf mijn huis ben ik in 25 minuten op het vliegveld van Tel Aviv. Geen checkpoints, niets. Basel mag die luchthaven niet gebruiken. Het kost hem zo’n tien uur om naar het vliegveld in Jordanië te reizen, via een Israëlisch checkpoint én een Jordanees checkpoint, waar het leger beslist of hij überhaupt de grens over mag. Dat is elke keer weer een verrassing. Dan volgt het gecompliceerde Jordanese visumproces en de zoektocht naar aansluitende vluchten. Wanneer we op onze bestemming aankomen, is hij al uitgeput. De discriminatie raakt dus elk aspect van onze vriendschap en van onze levens. Tegelijkertijd brengt dit beleid ons ook dichter tot elkaar in alle facetten van ons leven. We delen dezelfde waarden en streven naar een andere toekomst. Een toekomst waarin niet de ene groep de andere domineert, met gelijkheid en mensenrechten voor iedereen.”
Die onrechtvaardigheid zit ook in het dna van de film. YA: “We lijken zo op elkaar en toch zijn onze rechten zo verschillend. Onze film benadrukt dat. Ik denk dat mensen worden geboren met een bijna natuurlijk gevoel van rechtvaardigheid. Dat gevoel verdwijnt geleidelijk als ze opgroeien, onder meer door partijen die de realiteit maskeren. Met onze film, die draait om een gemeenschap die wordt verwoest, willen we dat onrecht, ook in emotioneel opzicht, invoelbaar maken.”
Dat invoelbaar maken doen jullie onder meer door naast de gewelddadigheden ook het dagelijks leven in Masafer Yatta te tonen. Hoe vind je daarin de juiste balans? BA: “De film draait een de ene kant om kinderen die opgroeien onder een bezettende macht. En om Israëlische militairen die het inpikken van land door kolonisten faciliteren. De bevolking lijdt hieronder, dat staat buiten kijf. Maar kinderen blijven ook naar school gaan. Mijn moeder heeft ervoor gestreden om een school te hebben waar mijn broertjes en zusjes kunnen worden opgeleid. Het is een genot om te kunnen constateren dat je ondanks alle tegenslagen toch zoiets weet te realiseren. Bovenal wilden we de gemeenschap laten zien, in al haar facetten. De balans die je noemt is dus heel belangrijk: de kijker moet ook een emotionele connectie krijgen met de dorpelingen. Dat kan niet met 96 minuten vol geweld en schietpartijen. Vreugde is belangrijk voor de kijker en voor de film.”
Hoe was de dynamiek tijdens het filmen met vier regisseurs? Waren er veel discussies? YA: “We zijn gewend om het altijd over een leider te hebben – Nelson Mandela, Martin Luther King. Zo werken verhalen blijkbaar: een genie leidt de beweging en maakt alle beslissingen. Dat is ingebed in onze cultuur. Maar het streven naar verandering is een collectieve inspanning. Een film verandert de wereld niet, een protest evenmin, maar wanneer mensen samen beginnen te werken, dan kan je die verandering inzetten.”
Tegelijkertijd komt er een hoop voorbij in die 96 minuten. Hoe besluit je welke beelden je wil gebruiken? BA: “We hebben een beeldarchief dat meer dan twintig jaar omvat. Uiteindelijk kozen we ervoor om de sterkste beelden te gebruiken. Zoals bijvoorbeeld de gewelddadige bestormingen van de kolonisten die ertoe leidden dat ik onder schot werd genomen.”
Jullie zelf zijn eigenlijk wandelende metaforen in de film – Abraham staat voor een minderheid in Israël die streeft naar een tweestatenoplossing; Adra voor het lot van de Palestijnen. YA: “En ook Ilan, de Israëliër die leiding geeft aan de gedwongen uitzettingen – hij staat voor het Israëlisch rechtssysteem. Sowieso willen we meer tonen dan vertellen. De kijker moet ruimte hebben om zelf na te denken, zodat de film in je gedachten kan groeien. Dat is belangrijk voor ons omdat we ernaar streven om ook mensen die het niet met ons eens zijn te raken. In de hoop dat ze, al is het een beetje, van mening veranderen.”
In jullie dankwoord bij het winnen van de documentairepijs op de Berlinale eeder dit jaar gebruikte Abraham ten aanzien van de situatie in Palestina de term ‘apartheid’. Dat leidde tot ophef, terwijl idereen die No Other Land ziet precies zal begrijpen waarom je dat woord kiest. YA: “Wij zijn twee mensen die op min of meer dezelfde plek leven en dezelfde leeftijd hebben, maar we vallen onder verschillende rechtssystemen. De één kan stemmen, de ander niet. De één kan vrij bewegen en woont in een erkend land, de ander niet. En dat is niet tijdelijk, deze situatie is permanent. Israël stelt dat dit de toekomst is, voor ons en voor onze kinderen en kleinkinderen. Je kan dit geen democratie noemen, omdat een deel van de inwoners niet deelneemt aan het democratisch proces. En Nederland doet hier niets aan. Jullie hebben Palestina niet eens erkend als land, terwijl dat de meest basale stap is die je kan zetten. Ik hoop dus dat veel mensen onze film zien en zullen begrijpen waar ik het over heb.”
No Other Land eindigt net na de gruwelijkheden op 7 oktober 2023. Is jullie perspectief op dit onderwerp sindsdien veranderd? Is er nog iets van optimisme te bespeuren? BA: “Nee, geen optimisme. Als je ziet hoe wij leven, dan kan je niet over optimisme of hoop spreken. Je kan niet optimistisch zijn als dagelijks zonder consequenties mensen worden vermoord. En het lijkt er ook niet op dat de internationale gemeenschap, die hieraan medeplichtig is, haar verantwoordelijkheid zal nemen. De enige oplossing is een interventie vanuit de internationale gemeenschap. Er moet druk gezet worden op de landen en regeringen die Israël financieel en militair steunen.”
No Other Land is nog vijfmaal te zien op IDFA 2024 en draait vanaf 9 januari 2025 in de bioscoop.