Centraal: Aiman Hassani over Khata

'Vanuit walging kan je geen personage schrijven'

De nieuwe reeks Centraal verzamelt zes verhalen van veelbelovende makers die beginnen en eindigen op station Rotterdam Centraal. In aflevering vier, Khata, komt een tiener van Marokkaanse komaf terecht in de wereld van de jongensprostitutie. Regisseur en scenarist Aiman Hassani: “Het Centraal Station sloot voor ons naadloos aan. Het is vaak het werkveld van zulke jongens.”

Het startpunt van Khata zat in een klein artikel. Aiman Hassani las over jongensprostitutie in de krant en zocht contact met degene die erin aan het woord kwam. Hij hoorde het verhaal van de zorginstantie aan, maar helaas kwamen ze er samen achter dat ze weinig voor elkaar konden betekenen. Er was geen budget en de landelijke politiek negeerde het probleem. Toch bleven ze contact houden en Hassani raakte op de hoogte van het ene heftige verhaal na het andere. Nog voor er sprake was van Centraal, zo’n twee jaar geleden, stapte hij naar zijn producent. Hij moest hier iets over maken. “In het begin dachten we aan een docu, maar ik heb met heel veel jongens contact gehad en niemand wilde er op camera over praten. Met geluk zou je ze alleen onherkenbaar in beeld krijgen. Dat zou geen recht doen aan het verhaal. We wisten dus al snel dat we het in fictie moesten oplossen.”

Jouw onderwerpen en manier van werken klinken heel maatschappelijk betrokken. “Mij moet een onderwerp echt iets doen, het moet me raken. Het maken van een film is een lang en intensief project. Als iedereen moe is, dan moet ik kunnen zeggen: ‘Jongens, hier doen we het voor.’ Maar het is niet zo dat ik een Centraal heb gemaakt waarvoor ik ingehuurd ben door het goede doel. Helemaal niet. Het is een problematiek die me aanspreekt. Dat soort hulpverleners inspireren me. Zij gaan bijvoorbeeld echt naar zulke homo-ontmoetingsplekken toe, de bosjes in. Zulk veldwerk is ook de enige manier om erachter te komen. Jongensprostitutie is minder goed in statistieken weer te geven omdat veel jongens zichzelf minder snel als slachtoffer zien. Die zeggen bijvoorbeeld dat ze het alleen voor het geld doen.”

Je bent zelf van Marokkaanse afkomst, wist je al snel dat je dit probleem wou toespitsen op Kamal, een jongen in een Marokkaans gezin? “Vooropgesteld: dit probleem speelt in alle lagen van de bevolking. De reden dat ik hiervoor gekozen heb, is omdat ik allemaal geanonimiseerde casussen te lezen kreeg, en één daarvan ging over twee Marokkaanse broers waarbij de een de ander meesleepte in dit milieu. Dat greep me heel erg aan, want ik heb zelf een twee jaar jonger broertje. Ik ben nu eenendertig en ik bescherm hem nog steeds alsof hij een fragiel vogeltje is. Voor mij was het dus eerst onmogelijk om me voor te stellen hoe het was om mijn broertje hierin mee te trekken. Pas toen ik dat kon loslaten, ging ik meer vanuit de nieuwsgierigheid te werk: wat zou er moeten gebeuren wil je je broertje erin mee trekken.
“Vervolgens heb ik zo waarachtig mogelijk een Marokkaans gezin in beeld proberen te brengen. Daarbij heb ik natuurlijk veel elementen van mijn eigen jeugd gebruikt. Mijn moeder, mijn vader, hoe het thuis was. Mijn ouders zapten bijvoorbeeld altijd weg als mensen dreigden te gaan zoenen, waardoor dat alleen nog maar interessanter werd.”

Je geeft al aan dat je het eerst moeilijk vond in te beelden hoe de werking is binnen zo’n prostitutiemilieu. Waar zat de switch, hoe ben je vervolgens te werk gegaan? “Wat er in het begin nogal mis ging, is dat ik veel medelijden had met die jongens, de slachtoffers, en walging voor wie ze aan het werk zette. Maar je kan geen personage schrijven vanuit walging of medelijden, dan worden het geen personen maar platitudes. Pas toen ik het in een verhaal kon gieten, vielen verschillende elementen op zijn plek. Wat bijvoorbeeld veel voorkomt bij dit fenomeen is dat de mensen die onderdrukken, de pooiers, op hun beurt ook weer worden onderdrukt. Er zit een netwerk boven. Ik heb voor het verhaal dus geprobeerd de mensen, de spelers uiteen te zetten. Vervolgens keek ik naar de verschillende settings en onderzocht ik vanuit de personages hoe dat milieu maar ook die familie werkt. Voor mij was het ramadan-aspect bijvoorbeeld heel belangrijk, omdat een gezin in die maand ook echt bij elkaar zit, net als westerse gezinnen met kerst. Verder is de film bijna volledig op realiteit gebaseerd. Zelfs het Centraal Station waar iedere aflevering in deze reeks bij begint en eindigt paste heel nauwsluitend. Zulke openbare maar anonieme plekken zijn ook echt het werkveld van zulke jongens.”

In een eerder interview gaf je al aan dat het lastig was om jonge acteurs te vinden die bereid waren een homoseksuele prostitué te spelen. Nu komt de volgende stap, dat het daadwerkelijk wordt uitgezonden. Wat verwacht je qua reacties? “Ik maak me meer zorgen over Akram [Tanna, de hoofdrolspeler – AZ]. Ik heb zelf vorig jaar een documentaire gemaakt, Maar je Achternaam is toch Marokkaans?. Mijn insteek daarvoor was superpositief was, maar die film op zich was genoeg om zelfs doodsbedreigingen te krijgen. Sommige mensen noemden me een landverrader, dat ik slecht over Marokko sprak. Maar als ik ze vroeg waar in de film ik iets slechts zei, dan was het bij herkijken niet te vinden. Volgens mij is die ophef simpelweg het gevolg van werk dat publiekelijk naar buiten wordt gebracht.”


Khata wordt vrijdag 22 november om 21.30 uur uitgezonden op NPO3