Venetië 2025: Van ouders en kinderen
De overdracht van vernietiging
Kabul, Between Prayers
Rode draad in de 82e editie van het filmfestival van Venetië is de vraag met welke wereld we volgende generaties opzadelen – een vraag die aan het begin van het festival persoonlijk was en richting het einde politiek werd.
Soms kan je op een festival het gevoel krijgen dat de programmeurs heel bewust films in een bepaalde volgorde in première laten gaan, dat er een opbouw in het programma zit. Ook al kan dat eigenlijk niet – daarvoor werken veel te veel variabelen op de programmering in, van de wensen van studio’s en programmeurs tot de beschikbaarheid van sterren.
Maar toch: door het competitieprogramma van het filmfestival van Venetië leek de afgelopen week een doorlopende lijn verweven. Eén waarin steeds dezelfde vraag op steeds grootser en indringender wijze invulling kreeg. De vraag wat we overdragen aan volgende generaties en met welke wereld we hen opzadelen.

Het begon met filmster Jay Kelly, gespeeld door filmster George Clooney, die in Noah Baumbachs aimabele film, genoemd naar het personage, overdenkt hoe hij de jeugd van zijn twee dochters heeft gemist. Het was er in Orphan (Arvá), de enigszins tegenvallende derde film van Hongaar László Nemes (Son of Saul, 2015; Sunset, 2018), waarin een jongen van joodse komaf in de jaren na de Tweede Wereldoorlog zijn complexe familiegeschiedenis ontrafelt. Het kwam opborrelen in de generatiekloof in Luca Guadagnino’s After the Hunt, waar we eerder deze week al over schreven.
Volop ruimte ook voor de keerzijde van die vraag: hoe breken we los van de fouten en trauma’s van voorgaande generaties? Meermaals bleken jeugdtrauma’s de achterliggende reden voor het gedrag van personages – zwartkomisch in The Last Viking van Anders Thomas Jensen; als gotische horror in Guillermo del Toro’s Frankenstein; in overtrokken melodrama bij het Chinese Girl (Nühai).
Jim Jarmusch richtte zich het meest direct op getroebleerde gezinsrelaties in Father Mother Sister Brother. Dat drieluik rond familiebezoekjes van volwassen kinderen aan hun ouders is helaas, om het zacht uit te drukken, niet Jarmusch’ beste. Met de cast zit het wel snor: Jarmusch heeft weer een flink deel van zijn vaste troupe op laten draven en aangevuld met enkele nieuwe namen. In het eerste deel gaan kinderen Adam Driver en Mayim Bialik in New Jersey langs bij vader Tom Waits; vervolgens gaan dochters Cate Blanchett en Vicky Krieps op de thee bij moeder Charlotte Rampling in Dublin; en ten slotte gaan Indya Moore en Luka Sabbat een laatste keer naar het lege huis van hun onlangs overleden ouders in Parijs.

Er valt genoeg te grinniken in de film – om de stekelige relaties tussen deze ouders en kinderen, of om de grapjes rond schijnbaar willekeurige elementen die in elk van de drie ‘variaties’ terugkeren – shots van skaters in slowmotion; het woord Nowheresville; gedoe over al dan niet neppe Rolex-horloges. Maar de scènes komen niet tot leven en thematisch ontstaat uit de opstapeling van variaties eerder een gevoel van herhaling dan de verdieping die Jarmusch ongetwijfeld voor ogen had.
En dan was er, buiten competitie, nog de documentaire Kabul, Between Prayers van de Afghaans-Nederlandse regisseur Aboozar Amini. Hoewel de overdracht hier niet van ouder op kind gaat, maar van broer op broer, biedt Amini de meest urgente versie van de vraag hoe deze cyclussen te doorbreken zijn. Zijn film draait om Samim, een 23-jarige voetknecht in het Afghaanse Taliban-bewind. Hij wisselt zijn tijd af tussen het leven met zijn gezin in een klein dorpje en zijn werk als zwaarbewapende straatwacht bij een checkpoint in Kaboel. Zijn meest vurige wens is om ooit een martelaar voor de goddelijke zaak te kunnen worden. Om zichzelf op te blazen, dus.
Het is ronduit schokkend hoe kalmpjes Samim en zijn collega’s praten over het martelaarschap. Als Samim aan een goede vriend vraagt om een gedicht voor te dragen, zoals hij dat vroeger zo mooi deed, zegt die: “Poëzie is verleden tijd voor me, het enige wat ik nu wil is zelfmoordterrorist worden.” Maar het knappe van Amini’s film is dat hij door deze taal van vernietiging heen prikt en de menselijkheid van Samim de boventoon laat voeren.
Wat kan er ooit worden van een maatschappij waarin vrouwen worden gedwongen uit beeld te blijven (Samim is getrouwd en woont in bij zijn ouders, maar zijn partner en moeder komen niet in beeld) en waarin voor mannen zelfvernietiging het hoogste doel is? Dat is de vraag die Amini boven zijn film laat hangen. Ondertussen zien we hoe Samims jongere broer Rafi, een lieve en wat verlegen jongen, ook wordt klaargestoomd voor de strijd. “Je moet niet alleen leren een pen te gebruiken, maar ook een geweer”, houdt Samim hem voor.
Op een gegeven moment bezoeken Samim en Rafi samen de plek waar tot 2001 de Boeddha’s van Bamyan stonden, twee immense standbeelden die door de Taliban werden vernietigd omdat ze ‘afgoderij’ waren. “Ze zijn echt goed vernietigd”, zegt Samim met zowel bewondering als spijt in zijn stem. “Er is alleen nog een leegte over.” De leegte die overblijft als vernietiging het enige is dat wordt overgedragen, dat is wat Kabul, Between Prayers in beeld brengt.