Venetië 2025: Palestina
Een weergave van de werkelijkheid?
Foto: Alix Stria
Een grote demonstratie tegen de Israëlische genocide in Gaza wist de 82e editie van het filmfestival van Venetië afgelopen zaterdag niet te verstoren. Het festival beroept zich ondertussen op de ‘terugkeer naar realisme’ van de geselecteerde films. Maar is film, zoals artistiek directeur Alberto Barbera stelt, wel een alternatief voor protest?
Op zaterdagavond protesteerden duizenden op het Lido tegen de Israëlische genocide in Gaza. Het was het grootste Palestina-protest op een filmfestival tot nu toe.
De mars begon rond vijf uur bij OV-terminal Lido Santa Maria Elisabetta, liep langs het luxe Ausonia Hungaria hotel (een van de interviewlocaties en de plek waar menig prominent figuur in de filmwereld verblijft) en eindigde voor de politieblokkade vlak voor het festivalterrein, zo’n 500 meter verwijderd van de rode loper van de Sala Grande, waar die avond Guillermo del Toro’s Frankenstein in première zou gaan.
De demonstratie kwam niet als een verrassing. Eerder deze week werd ze aangekondigd met een banner voor het Palazzo del Cinema. Artistiek directeur Alberto Barbera verwachtte bovendien al dat er protesten zouden plaatsvinden. Die zijn onnodig, vertelde hij aan The Guardian, want “de films zelf spreken al over de problemen van de hedendaagse wereld”. Barbera: “We leven in zeer gevaarlijke tijden. Filmmakers reageren hierop met een terugkeer naar een cinema van de realiteit. Ze geven niet altijd antwoorden, maar ze stellen altijd vragen.”
Barbera wijst op de selectie van films zoals The Voice of Hind Rajab van Kaouther Ben Hania, over de vijfjarige Palestijnse Hind Rajab, die in januari 2024 werd vermoord toen de auto van haar familie werd beschoten door Israëlische troepen. Verder is er Olivier Assayas’ The Wizard of the Kremlin, over de opkomst van Vladimir Poetin, A House of Dynamite van Kathryn Bigelow, over de nucleaire dreiging, en de documentaire Cover-Up van Laura Poitras en Mark Obenhaus, over de onderzoeksjournalist Seymour Hersh, die onder andere de oorlogsmisdaden in Vietnam, de martelingen in Abu Ghraib en Watergate aan de kaak stelde. Tegenwoordig houdt hij zich onder andere bezig met de genocide in Gaza.

Maar is er werkelijk sprake van een terugkeer naar de realiteit in de selectie films? Tegenover het aantal geëngageerde films staat een even groot aantal luchtige films. Bijvoorbeeld Anders Thomas Jensen’s The Last Viking, een absurde actiekomedie die tot nu toe het luidste applaus kreeg bij de persvoorstellingen. Sommige van deze luchtige films nemen weliswaar sociale, politieke, ecologische of economische onrust als vertrekpunt, maar blijken uiteindelijk voornamelijk escapistisch vermaak te zijn. Neem Yorgos Lanthimos’ Bugonia, dat het uitsterven van bijen koppelt aan de kapitalistische uitbuiting van werknemers, maar uiteindelijk vooral frivool blijkt. Of No Other Choice van Park Chan-wook, een satire over automatisering die arbeiders verdringt: met marxistische ondertonen, maar bovenal ontzettend goed entertainment. Anders dan collega KEES Driessen stelde in zijn vorige blog, is ook het hypergeconstrueerde After the Hunt volgens mij vooral bedoeld als een reflectie op de discussie rondom MeToo, en niet op seksueel geweld op de universiteit-campus. Niemand komt geradicaliseerd uit zulke films.
Belangrijker nog is dat het idee dat geëngageerde cinema het nut van dergelijke protesten overbodig zou maken, een naïeve gedachte lijkt – een manier van het festival om zelf geen heldere stelling in te hoeven nemen. Precies daarop wezen de demonstranten toen zij de Biennale opriepen om kleur te bekennen. Dat was ook de kern van de oproep van de filmmakers die zich schaarden onder de naam Venice4Palestine in hun open brief, zoals Hugo Emmerzael in zijn openingsblog aanhaalde.
Het festival selecteerde, naast Ben Hania’s film over de genocide, een documentaire over Gaza, Who Is Still Alive, en een korte film, Coyotes, die een analogie is van de genocide. Dat het festival zich op de selectie van deze films beroept, is “een schijnvertoning van idealisme”, zei een van de sprekers tijdens de protestmars. “We vragen de prominenten uit de filmwereld om zich daadwerkelijk uit te spreken.” Volgens Barbera is dat niet nodig: “Venetië is geen gesloten ruimte; het is een ruimte voor confrontatie”, stelde hij in bovengenoemd interview. Die confrontatie speelt zich dus voornamelijk in de discussies rondom films af, maar verlaat ze het festivalterrein ook?

Zoals Noah Baumbach betoogt in zijn tragikomedie Jay Kelly: cinema is niet het echte leven. Baumbach, een belangrijk figuur binnen de new sincerity-beweging, onderscheidt zich van de hyper-ironische films uit de jaren negentig met zijn overtuiging dat het postmodernistische films wel degelijk lukt om echte emoties te raken. De laatste jaren hebben zijn films een hyperrealistisch karakter gekregen. Jay Kelly is een gladde, zelf-reflexieve film vol clichés uit de cinema, die precies gaat over het idee dat film het echte leven overneemt. Jay Kelly gaat over het leven van een filmster, gespeeld door George Clooney, en over zingeving. Maar de film gaat net zo goed over de filmindustrie en over het leven in dit tijdsgewricht, waarvan de werkelijkheid te complex is om in beelden of woorden te vatten.
Zaterdagavond zetten nabijgelegen restaurants en barretjes hun muziek harder om het geluid van het protest te overstemmen, zodat de festivalgangers ongestoord van hun pasta of aperitivo konden genieten. Het geluid zal de muren van de bioscopen niet penetreren. Maar buiten de zalen klonk het door. Nog urenlang kon je “free free Palestine” horen scanderen.