New York Film Festival 2021, blog 2

Over ergens bij horen

Passing

Drie debuterende filmmakers – alle drie vrouw, twee van hen tevens acteur – verkennen identiteit en de vraag hoe ver mensen willen gaan om ergens bij te horen.

In Passing, Rebecca Halls verbluffende regiedebuut, komen twee zwarte vrouwen, beiden licht getint, elkaar tegen in een luxe hotel in New York. De omstandigheden van van hun reünie zijn vreemd. Beide vrouwen zijn ‘passing’, de term die gebruikt wordt om de daad te beschrijven van het doen-alsof-je-wit-bent te om privileges te verkrijgen. Het verschil tussen de twee is dat een van beide heeft besloten om voor altijd zo te leven.

Irene (Tessa Thompson in een precieze, melancholische rol) staat op het punt om naar huis te gaan in Harlem, naar haar zwarte echtgenoot, een arts (Andre Holland) en hun twee kinderen. Clare (Ruth Negga, betoverend en energiek) bezoekt de stad met haar witte, racistische echtgenoot uit Chicago. Clare heeft zowel haar echtgenoot als iedereen om haar heen ervan overtuigd dat ze wit is.

Deze toevallige ontmoeting en de discussie die erop volgt, maken in Clare iets wakker. Ze voelt een diep verlangen om zichzelf weer te verbinden met dat wat ze heeft weggestopt om economisch en sociaal vooruit te komen. Ze verbindt zich met Irene’s familie en sociale contacten en komt in een even bevrijdende als beslissende wervelwind terecht. Clare is niet de enige die losgeslagen raakt door de ontmoeting. Ze voelt zich aangetrokken tot de levenslust van Irene en begint te twijfelen aan haar privileges en haar levenskeuzes.

Hall heeft de gelijknamige novelle van Nella Larsen uit 1938 liefdevol en met gepaste eerbied naar het scherm gebracht. Passing geeft een prikkelend tijdsbeeld van de verhoudingen tussen zwart en wit, de vriendschap tussen vrouwen en seksualiteit in een intens verdeeld Amerika. Het is een intieme verbeelding met aandacht voor de kleinste details, dankzij het camerawerk van Eduard Grau. De keuze voor zwart-wit dient een functie: die geeft het verhaal fluïditeit en gewicht en draagt zo bij aan de intersectionele observaties die de film maakt over ras, geslacht, klasse en zelfs seksualiteit. De spanning tussen Irene en Clare tintelt doordat Hall en haar actrices die zo ambigu mogelijk maken.

Als een land of een samenleving wordt ingericht op basis van ras en de kleur van je huid bepaalt of je toegang hebt tot bepaalde middelen, zijn de gevolgen immens en complex, en zullen die op meerdere generaties van invloed zijn. Passing beslaat niet al die thema’s – en ambieert dat ook niet – maar de film bevraagt dat systeem wel, fijntjes maar onwrikbaar: hoe beïnvloedt het de levens van de twee hoofdpersonages en de mensen om hen heen? De film stelt pittige vragen over identiteit en ergens bij- en thuishoren. Wie mag erbij? Hoe dienen ze zichzelf te presenteren? Hoe ver moeten ze gaan om erbij te horen?

Hester Street

Door zulke thema’s aan te pakken, vertoont de film enige verwantschap met Hester Street uit 1974, die in een 4K-resatauratie ook op het festival te zien was. Geregisseerd door Joan Micklin Silver, wordt Hester Street beschouwd als een van de beste portretten van Joods leven in de VS en het moet gezegd dat de film geenszins gedateerd voelt. Gebaseerd op de novelle Yekl: A Tale of the New York Ghetto van Abraham Cahan uit 1896, vertelt Hester Street het verhaal van een jong Osst-Europees Joods stel dat eind negentiende eeuw in de Lower East Side van Manhattan komt wonen.

Yankel (Steven Keats) voelt zich direct aangetrokken tot zijn nieuwe thuisland en ontdoet zich waar hij kan van zijn Joodse identiteit om vooruit te komen in de samenleving. Amerikaan worden oefent een magische aantrekkingskracht op hem uit, waarvoor hij een verschrikkelijke prijs zal moeten betalane, een die te hoog is voor zijn echtgenoot Gitl (Carol Kane).

Zij slaagt minder in het assimilatiespel en worstelt om te aarden in dit nieuwe land. Hester Street draait om het conflict in hoe het stel langs de obstakels van hun nieuwe leven navigeert. Amerika is een prikkelend personage op de achtergrond in Hester Street, een plek die nieuwe mogelijkheden biedt maar wel een offer vraagt.

The Lost Daughter

Ergens bij horen – maar van een andere, meer introspectieve aard – is ook de focus van The Lost Daughter, eveneens een opmerkelijk debuut van een nieuwe vrouwelijke filmmaker op basis van een veelgeprezen novelle. Actrice en nu filmmaker Maggie Gyllenhaal is inventief  en eloquent in haar adaptatie van Elena Ferrante’s gelijknamige tekst uit 2008 en draait om de vrouwelijke blik en ervaring.

Het is de blik van Olivia Colmans personage Leda, een hoogleraar Taal en Literatuur die op werkvakantie gaat naar een idyllisch Grieks eiland. Gyllenhaal toont meteen al het volste vertrouwen in de stille maar krachtige aanwezigheid van haar hoofdpersonage, wanneer Leda in een aantal vroege scènes op het strand eigenlijk niets anders doet dan de wereld om haar heen observeren.

Als Leda een jongere vrouw ontmoet (Dakota Fanning) die er met haar gezin op vakantie is, dwingt dat een innerlijke reis af. Oude trauma’s komen weer boven en Colman en acteur Jessie Buckley (als de jongere Leda) werken samen met Gyllenhaal om het idee van vrouwelijkheid als ultiem offer te ondermijnen.

Vrouwen wordt geleerd dat ze aan iedereen om hen heen toebehoren – gezin, echtgenoot, kinderen, geliefde – maar niet aan zichzelf. The Lost Daughter is een pleidooi om vrouwen die keuze zelf te laten maken en zelf door de gevolgen van die keuze heen te werken. Op een manier die ze zelf willen.