IFFR-blog 2: De fik erin

Wie wakkert het vuurtje aan onder de Tigers?

Piedra sola

Arty en experimenteel: dat is het imago dat het IFFR cultiveert. Maar slechts een deel van de films in de hoofdcompetitie voldoet aan dat profiel; vormexperimenten zijn geen vereiste om genomineerd te worden voor een Tiger Award. Toch hebben juist de films waarin narratieve conventies worden uitgedaagd vaak ook de meest prikkelende thematiek.

Er staat van alles in brand in de films die dit jaar in Rotterdam naar een Tiger Award dingen. Ik had bijna geschreven: er staat opvallend veel in brand, ware het niet dat ik weet dat als je in korte tijd een aantal films ziet er altijd wel een motief is dat, op de voor- of achtergrond, in concrete of meer abstracte zin, in een significant lijkend aantal films opduikt. Vuur is een filmgeniek fenomeen: je kunt ernaar blijven kijken en er allerlei betekenissen aan ophangen bovendien – ik zou me waarschijnlijk net zo goed kunnen afvragen waarom er niet méér in de hens gaat.

Hoe dan ook: het viel me op. Maar dat kwam ook omdat ik de afgelopen weken in interviews een aantal makers hoorde praten over wat in de afgelopen decennia verloren ging en weer teruggebracht zou moeten worden, in de cinema. Waar collega KEES Driessen in een aantal Tiger-nominaties (precies de films die ik zelf dan weer niet zag) al een tendens bespeurde de banden met vaders aan te halen, zag en hoorde ik in de films die ik bekeek een oproep tot het herwaarderen van de artistieke nalatenschap van eerdere generaties. En vervolgens zag ik in alles wat er brandt ófwel een uitdrukking van rouw om iets wat weg is, óf de behoefte iets van nu te vernietigen om iets waardevols van vroeger terug te halen.

Het ene vuur is het andere niet, natuurlijk. Het meest allesverzengende vuur is dat in Beasts Clawing at Straws, een Zuid-Koreaanse zwarte komedie waarin verschillende personages dieper in de misdaad terecht komen dan ze ooit hadden gedacht – met die brand als een van de rampzalige gevolgen. Tegelijk is dit vuur het meest onschadelijke van alle. Het is desastreus voor een van de sympathiekere personages in de film, maar dat is een personage binnen een verhaal dat zich binnen de conventies van het genre binnen de context van een filmvertoning aan de kijker presenteert – lagen en lagen die ons scheiden, en afschermen, van zijn verlies.

Van een andere orde is het vuur waarmee Desterro eindigt. In deze Braziliaanse film weet een jonge vrouw geen andere oplossing voor haar kwijnende relatie dan er gewoon uit te verdwijnen, zonder afscheid, zonder plan. De eindscène, een statisch beeld waarin niets meer beweegt behalve de vlammen van een ontbrandend huis op de achtergrond, is de verwoestende uitkomst van een doodgezwegen bestaan.

Meerdere betekenissen vallen er te verbinden aan het vuur dat tegen het einde van het Argentijnse Piedra sola wordt ontstoken, maar een spirituele interpretatie ligt voor de hand in deze film die gedrenkt is in de levens- en wereldvisie van de bewoners van de Andes-hooglanden. Wat de brand betekent die in El año del descrubrimiento wordt aangehaald (en regisseur Luis López Carrasco aanleiding gaf tot het maken van de film), is duidelijk: volkswoede. Met een niet meer te uit elkaar te filteren amalgaam van documentatie en re-enactment onderzoekt de film waarom arbeiders in de Zuid-Spaanse regio Murcia zich in 1992 door de politiek zo verraden voelden dat zij met molotovcocktails het regionale parlementsgebouw in brand staken, en hoe de arbeidersklasse er een kwart eeuw later voor staat.

So yo fuera el invierno mismo

In haar speelfilm Si yo fuera el invierno mismo kijkt de Argentijnse regisseur Jazmín López ook terug op de geschiedenis, maar dan die van de kunst. De brandende sigaret die Harun Farocki op zijn eigen onderarm uitdrukte in zijn anti-oorlogsdocumentaire Inextinguishable Fire (1969), haalt ze in haar film aan als een van de radicale kunstdaden die een groep jonge kunstenaars onderzoeken en nieuw leven inblazen; en die terugblik doet haar in het genoemde interview verzuchten: waar is het politieke engagement in de kunst van vandaag gebleven?

Dan is het hoopvol dat zij niet de enige is die voor film een rol weggelegd ziet in het doorbreken van structuren. Net als Si yo fuera el invierno mismo is El año del descubrimiento bijvoorbeeld een poging om het verleden opnieuw actueel te maken. Sterker nog: beide makers proberen de scheidslijn tussen die twee geheel op te heffen. Dat experiment met een niet-lineaire opbouw van de vertelling, het laten versmelten van verschillende tijden en werkelijkheden, is ook te zien in de Chinese film The Cloud in Her Room, die de ervaringen weergeeft van een jonge vrouw in een samenleving waarin de samenhang is zoekgeraakt. En in Piedra sola is het niet-lineaire een middel om uitdrukking te geven aan een wereldbeschouwing die verdrongen dreigt te woorden door een westers-rationele visie op de wereld.

Politiek qua inhoud, maar conventioneel qua vorm is de Indiase speelfilm Nasir, waarin het groeiende anti-moslimsentiment de achtergrond vormt van een portret van een winkelbediende in de deelstaat Tamil Nadu. Zijn poëtische inborst en liefdevolle kijk op de wereld contrasteren met de subtiele en minder subtiele uitingen van haat tegen zijn bevolkingsgroep die overal waar hij komt worden gespuid. In de traditie van Ken Loach is de lineaire vertelling geheel gericht op het opbouwen van empathie voor het hoofdpersonage. Dat werkt, maar zal niemand in het publiek echt wakker schudden. Uiteindelijk is Nasir misschien slechts het filmische equivalent van de spreekwoordelijke ‘een van mijn beste vrienden’ die als schaamlap mag dienen voor een verder onverschillige houding ten opzichte van zijn lotgenoten.

Desterro

Daar pal tegenover staat Desterro, die in zijn inhoud én vorm politiek is, en daarmee meteen een stuk minder toegankelijk. De personages in de film zijn a) ongelukkig en b) passief, en die combinatie frustreert. Er zijn misschien wel slachtoffers, maar geen duidelijke daders en ook dat is onbevredigend. En dan is er ook nog een vertelstructuur die het bijna onmogelijk maakt om echt te worden opgenomen in de film. Natuurlijk is dat allemaal precies de bedoeling, want regisseur Maria Clara Escobar wil haar publiek tot een actieve houding aanzetten en hen duidelijk maken dat het een slecht idee is om de boel maar een beetje over je heen te laten komen. Ze woont in Brazilië en kan het weten.

Móeten films een politieke dimensie hebben? Nou, eigenlijk moet er helemaal niets. Maar het is bemoedigend dat de jonge garde die in de Tiger-competitie vertegenwoordigd is zich afvraagt hoe film relevant kan zijn als kunstvorm in het hier en nu. Dat gaat bijna per definitie ook over vorm, en daar horen experimenten bij die goed of minder goed kunnen uitpakken. Interessante experimenten bieden niet gegarandeerd kwaliteit, maar doen iets fundamentelers: ze houden de filmkunst in leven.


In ons eerste IFFR-blog werden al drie andere voor een Tiger genomineerde films besproken.