IFFR 2022: Big Talk Amanda Kramer

'Ik begrijp niets van naturalisme'

Amanda Kramer. Foto: IFFR

In de eerste van vier Big Talks op het IFFR ging underground-filmer Amanda Kramer in op haar werk, dat door het festival in focus wordt gezet.

Is het camp? Is het een brutale ode aan West Side Story? Is het subversieve cinema? Zeker is dat International Film Festival Rotterdam lang geen openingsfilm heeft gehad met zoveel originaliteit en flamboyant lef als Please Baby Please van Amanda Kramer. Een brutale mix van vetkuiven en scherpe eigentijdse ironie over mannen- en vrouwenrollen, compleet met uit de band springende vormgeving.

Kramer is op het festival ook Filmmaker in Focus, en mocht het spits afbijten in de serie van vier Big Talks. Ze is een betrekkelijk nieuwe naam in de filmwereld, en voor het eerst in Rotterdam. Genoeg om nieuwsgierig naar te zijn. Zaterdagmiddag sprak Kramer vanuit haar woning in Los Angeles met IFFR-programmeur Michelle Carey, die ook degene was die Kramer onder de aandacht van het festival bracht.

Please Baby Please

Kramer werd, zo vertelt ze desgevraagd, langs een wat ongebruikelijke route filmmaker. En niet alleen omdat ze jarenlang haar eigen underground dance-label had. Ze komt uit de hoek van het theater. Toneel regisseren, stukken schrijven, dat was haar grote liefde. Daar kwamen de muziek en videoclips bij, en werkend in Hollywood waar de filmindustrie alomtegenwoordig is begon ze ook scenario’s te schrijven. “Plotseling was ik een beeldenmaker.”

Wat niet wil zeggen dat ze met de mainstream meeging, integendeel. Underground-dance was haar ding. “Het klinkt misschien wat afgezaagd, maar ik ben punk en ik leefde als een punk. Slapen op de vloer, betaald krijgen in bier. En omdat ik geen bier drink, kreeg ik dus niets. Performance en dans, daar was ik aan verslingerd. Dans is leven, alweer zo’n cliché. Zo groeide ik als kunstenaar, en dat gevoel probeer ik in mijn werk ook op te roepen.”

Terwijl het niet moeilijk is om in haar werk stijlcitaten uit de jaren vijftig tot tachtig te herkennen, stelt ze toch met nadruk dat ze beslist niet nostalgisch is. Ze is er niet op uit om het verleden weer tot leven te wekken. Het gaat haar vooral om het uitdragen van een unieke visie, de provocatie. Ook het theatrale van haar achtergrond wil ze in film tot uiting laten komen. Waarbij ze opmerkt dat ze heeft ondekt dat er heel veel regels zijn in de filmwereld, en maar weinigen die al die conventies willen doorbreken.

Amanda Kramer tijdens de Big Talk

Hoe uitgesproken haar stijl en opvattingen ook zijn, en hoe enthousiast ze daar ook over vertelt, het zal tijdens de Talk blijken dat ze niet egocentrisch is en haar medewerkers veel credit geeft. Zoals ze zegt: “In de eerste plaats ben ik toch een schrijver. Het voelt niet goed om mezelf op de voorgrond te plaatsen.”

Schrijven noemt ze opwindend. Een lang proces dat begint met een betrekkelijk abstract concept, een droom, een nachtmerrie, iets gevaarlijks, dat vervolgens via veel research en gesprekken tot het uiteindelijke resultaat leidt. Vaak begint het met een moment van angst of ontregeling. Vervolgens zien we wat daaruit voortvloeit.

Aan de hand van de films zoomt Carey in op verschillende aspecten van Kramers werk. Haar eerste lange film (maar door omstandigheden als tweede uitgebracht) is Paris Window (2018). De hechte relatie van een broer en zus raakt daarin verstoort als de zus een vriendje krijgt dat wel heel veel op haar broer lijkt. Een van de dingen die Kramer naar aanleiding van Paris Window aanstipt is het grote belang dat ze hecht aan de samenwerking met haar team. Ze illustreert dat aan de hand van het feit dat de broer en het vriendje in de film door dezelfde acteur worden gespeeld. Dat maakte het opnameproces en de montage spannend.

“Ik zie regie, camera en montage als een driekoppig brein. We zijn ook heel goede vrienden. Ze vormen een klankbord dat me bevrijdt van mijn eigen ego.” Editor Benjamin Shearn noemt ze degene die van haar script een film heeft gemaakt.

Het eveneens in 2018 geproduceerde Ladyworld draait om een feestje van acht tienermeiden dat volledig ontspoort. Wat zich niet alleen uit in het gedrag van de meiden, die bepaald niet aardig zijn voor elkaar, maar ook in de bizarre kapsels en wild uitgesmeerde make-up. “Dat was een van mijn uitgangspunten. Het is niet realistisch, maar het helpt om dingen die in het dagelijks leven verborgen blijven op een Felliniaanse manier zichtbaar te maken.” Elders in de Talk zal ze nog opmerken weinig te begrijpen van naturalisme. “Film is fantasie, spelen met je dromen.” Dat het resultaat haar verwachtingen overtrof wijt ze overigens ook aan de geweldige feminiene energie van de acteurs.

Wat energie betreft mag Please Baby Please, dit jaar de openingsfilm van IFFR, er ook zijn. Een braaf bohémien stel is daarin getuige van een door een ruige bende vetkuiven gepleegde moord. Waarna de nadere kennismaking met deze in leer gehulde lieden onverwachte lusten bij het koppel losmaakt.

Inhakend op de onmiskenbare vijftiger jaren stijlcitaten benadrukt Kramer dat ze aan de ene kant gefascineerd is door die tijd, en vooral de kunstmatigheid en het feit dat veel werd verhuld. Zoals homoseksualiteit. Om daar direct aan toe te voegen dat ze niet geïnteresseerd is in het repliceren van die stijl: “Dat is saai.” Ze ziet meer in een aanpak als die van Julian Temple met Absolute Beginners. Die bekijkt daarin de vijftiger jaren door de bril van zijn eigen tijd en haalt de thema’s naar het heden. Zoals dat in Please Baby Please zijn: Hoe moet je een echte man of vrouw zijn en wat heeft het huwelijk daarmee te maken?

Een ander element in Please Baby Please is het spelen met de aantrekkingskracht van gevaar. Iets wat tegenwoordig, zo merkt Carey op, vermeden wordt. In dat verband getuigt Kramer van haar bewondering voor het werk van Brian de Palma, die dat wel aandurfde zonder er satire van te maken. Het flirten met gevaar en perversie hoort bij het leven, er zitten Freudiaanse kanten aan.

Als filmmaker moet je daar op een verantwoorde manier mee omgaan, beseft Kramer zich. “Ik zou geen verkrachting willen filmen, maar zaken als perversie, voyeurisme en dergelijke zijn niet alleen het domein van mannen. Ook vrouwen houden zich daar mee bezig.” Kramer noemt als voorbeeld Blue Steel van Kathryn Bigelow (1990), over een vrouwelijke agent die gefascineerd is door een man die opgewonden raakt van wapens. Dat soort onderwerpen ziet Kramer als een uitdaging voor filmmakers. “Maar de Amerikaanse film is tegenwoordig heel puriteins.”

Give Me Pity!

Dan is er nog Give Me Pity!, de tweede film van Kramer die op het IFFR in wereldpremière is gegaan. Over een jonge performer die mag schitteren in haar eigen tv-show, maar gaandeweg begint die show steeds meer op een bizarre hallucinatie te lijken. Volgens Kramer een film over vrouwelijke ijdelheid en onzekerheid, en wat er allemaal kan gebeuren als dat aan de oppervlakte komt. Maar ook een film waar het maakplezier vanaf spat, zoals Carey constateert. Kramer: “In vijf dagen gedraaid, een feest om te doen. De hele crew heeft de performance van Sophie Von Haselberg ademloos gadegeslagen. We hebben geen audities gehouden, zodra ik haar ontmoette wist ik dat zij het moest zijn. Ik heb haar nauwelijks geregisseerd, vooral naar haar gekeken.”

Wie Give Me Pity! ziet, snapt ook dat Kramer zichzelf een kind van de jaren tachtig noemt. Ze ziet zichzelf daarbij als een collagekunstenaar, iemand die graag met allerlei stijlen en genres speelt. En wat de toekomst betreft: “Mijn doel is om radicaal te zijn. Ik wil graag rare films blijven maken.”


De vier genoemde speelfilms, aangevuld met vier korte films van Kramer, zijn t/m 6 februari te zien via iffr.com.