IDFA 2021: Filmmaker Talk Mai Masri

'Oorlog doopte mij als filmmaker'

Mai Masri (rechts) en moderator Pamela Cohn tijdens de Filmmaker Talk. Foto: Maricke NIeuwdorp

Zeker zeven films maakte de Palestijnse filmmaker Mai Masri over Palestijnen in de door Israël bezette gebieden en in vluchtelingenkampen in Libanon. Mai Masri: “Ik wordt fysiek ziek van het idee dat ik als filmmaker niets doe.”

De Palestijnse Mai Masri (1959) staat bekend als vrouwelijke filmpionier in het Midden-Oosten. Ze won vele prijzen voor haar documentaires over menselijke veerkracht – en die van vrouwen en kinderen in het bijzonder – in het aangezicht van oorlog of onderdrukking.

Vers afgestudeerd aan de filmacademie in San Francisco reisde ze begin jaren tachtig met haar Libanese man Jean Khalil Chamoun (1942–2017) terug naar Nablus, een belangrijke stad uit haar jeugd waar veel Palestijnse vluchtingen wonen. Net op dat moment vond de Israëlische invasie van Libanon plaats. “We begonnen instinctief te filmen, midden in die apocalyps te filmen”, vertelde Masri gisteren in haar Filmmaker Talk op IDFA. “Het was een turbulente realiteit waar geen enkele opleiding me op had voor kunnen bereiden. In die zin ben ik als filmmaker gedoopt door de oorlog. Sindsdien draaien al mijn films om dit thema.”

De Amerikaanse schrijver, producer en programmeur Pamela Cohn (o.a. Filmmaker Magazine) leidde Masri tijdens dit tweegesprek aan de hand van clips uit Masri’s filmoeuvre door haar bestaan als filmmaker met een missie. De grote gemene deler in Masri’s documentaires en fictiefilms is dat ze de verhalen vertellen van Palestijnse vrouwen en kinderen die in bezette gebieden woonden, in de Israëlische gevangenis zaten of onder armzalige omstandigheden in vluchtelingenkampen in Libanon verbleven. En altijd – vanaf haar eerste film in 1983 tot aan haar meest recente uit 2021 – bevonden deze mensen zich in oorlogssituaties. Of ze leefden met de oorlogserfenis van hun ouders. Geweld, angst, woede, verdriet, armoede en onderdrukking liggen altijd op de loer in de films van Masri. Maar ook: levenslust, dromen en de creatieve manieren die mensen bedenken om met oorlog om te gaan.

Een clip uit War Generation (1988) toont een groep kinderen die middenin Beiroet oorlogje speelt. Masri vertelt daarna dat dit haar buurkinderen waren, die als tweede generatie oorlogskinderen hun situatie verwekten. “Op die speelse manier probeerden ze controle over hun leven te krijgen en hun angst, woede en verdriet te bezweren. Dat was hun therapie als het ware. Net zoals filmen míjn therapie is.”

Waar Masri aanvankelijk werkte met analoge film, bood de opkomst van (digitale) video haar de gelegenheid om te spelen met vorm en invalshoek. Zo kon ze voor de opnames van Children of Shatila (1998) camera’s lenen aan Palestijnse kinderen in het vluchtelingenkamp in Beiroet. “Ik was benieuwd hoe zij hun realiteit zouden filmen. Want zulke beelden tonen zo veel meer dan alleen hun dagelijks leven. Het laat ook de poëzie achter hun verhalen zien.”

Een andere vorm vond Masri, zo constateert Cohn na de vertoning van een clip uit 3000 Nights (2015), in een fictiefilm over een Palestijnse vrouw die bevalt in een Israëlische gevangenis en haar kind daar samen met andere vrouwen opvoedt. “In zekere zin zijn ál mijn films anders van vorm. En dit drama was gebaseerd op echte verhalen. De acteurs speelden naast gewone vrouwen die deze situatie zelf hadden meegemaakt en we konden in een echte gevangenis filmmen. Omdat velen konden putten uit hun eigen trauma werd het een bijna therapeutisch proces.”

Beirut: Eye of the Storm

Ook haar nieuwste film, Beirut: Eye of the Storm (2021), is in zekere zin een echte samenwerking, waarin de verhalen en invalshoeken van diverse vrouwen aan bod komen. Masri volgt hierin vier jonge vrouwen die in 2019, net als vele andere burgers, geweldloos tegen de overheid in opstand komen op de straten van Beiroet. “Vrouwen waren een enorme factor in die burgeropstand. Hun benadering was bevlogen en creatief en ze legden hun ziel op tafel. Ze hebben ieder op eigen manier bijgedragen aan de invalshoek van de film: de een als cameravrouw, anderen als zangers of journalisten.”

Masri liet hun verhalen en beelden op organische wijze de vorm van deze film bepalen. “Deze mediamakers zijn echt de stem van een nieuwe generatie. Ze zijn zó veerkrachtig! Er is geen geld, geen elektriciteit en machteloosheid alom, maar deze vrouwen blijven van zich laten horen en zien.”

Zelf dacht ze voor haar niet-chronologische film nadrukkelijk na over de vorm en montage. Het werd kleurig wanneer dat kon en zette verstilde beelden in als dat moest. “Het blijft pijnlijk om een film te maken over een situatie die nog altijd gaande is. Het is nog niet voorbij.” Want dat er daarna óók nog een pandemie en een gruwelijke explosie in de haven van Beiroet zou plaatsvinden, had niemand kunnen verzinnen. Masri: “Het is natuurlijk veel groter dan mijzelf. Maar één ding staat vast: steeds als er iets groots gebeurt heb ik het gevoel dat ik niet passief kan toekijken. Ik word fysiek ziek van dat idee.”

Masri hoopt nog jaren films te kunnen maken over de creativiteit, levenskracht en standvastigheid van mensen in die regio. “Zelfs als er geen oorlog is, is er altijd iets aan de hand. Elk moment kan er iets misgaan.” Masri legt uit hoe belangrijk ze het vindt om als filmmaker van binnenuit te blijven werken en om oorlogssituaties te laten zien vanuit menselijk oogpunt. “Dat is iets anders dan journalisten die ingevlogen worden, een reportage maken en weer vertrekken.” Daarbij zijn deze lokale films ook een soort wapen, zo stelt ze. “Films breken barrières door, ze verbinden en inspireren mensen en ze zijn historisch belangrijk. Geschiedenisboeken vertellen niet altijd het verhaal van de gewone mensen.”


Beirut: Eye of the Storm is nog te zien op IDFA.