Deauville 2021

Amerikaanse indies en Franse glamour

Down with the King

Het ‘American Film Festival’ van Deauville was in haar 47ste editie Franser dan ooit. Toch bleek de Amerikaanse onafhankelijke cinema uiteindelijk de grote winnaar, vooral met dank aan upcoming talent (en Paul Schrader).

“Het Amerikaans Filmfestival van Deauville heeft zich van begin af aan gezien als een brug tussen de twee oorsprongslanden van film”, benadrukte festivaldirecteur Bruno Barde begin september bij de opening van editie 2021. Om meteen een bruggetje te slaan naar een nieuwe programmasectie die een ‘venster op de Franse cinema’ bood, en de voortzetting van de samenwerking met Cannes die in 2020 werd gestart, toen een aantal films van het geannuleerde festival in Deauville werden vertoond. “Die gelukkige cohabitatie weerspiegelt de ambitie van Deauville”, stelde Barde: “all cinemas embrace one another.”

Deauville was dit jaar dan ook een beetje ‘Cannes on tour’ met de vertoning van een zevental films vers van de Croisette (o.m. Stillwater, La fracture, The Worst Person in the World en Grand Prix-winnaars Compartment No. 6 en Un héros) en een optreden van Thierry Frémaux. Samen met de rodelopermomenten rond de Franse films, met onder meer L’amour, c’est mieux que la vie! van Claude Lelouch, en mediagenieke juryleden als Charlotte Gainsbourg en Clémence Poésy bezorgde dat Deauville een zekere glamour.

Dune

Gehypnotiseerd
Dat beetje glamour was broodnodig, want Amerikaanse filmsterren zakten al ruim voor Covid nog maar amper af naar de Normandische badplaats. Dit jaar kwamen enkel Johnny Depp (die in City of Lies als obsessieve politie-inspecteur eindelijk nog eens acteert), Oliver Stone (wiens JFK Revisited: Through the Looking Glass warm onthaald werd door het Franse publiek, dat van de regisseur de waarschuwing meekreeg “Jullie moeten stoppen gehypnotiseerd te worden door Amerika”), en de met een Talent Award gelokte acteur Michael Shannon (fijn om Friedkins Bug nog eens terug te zien).

De enige grote première was die van Dune, een week na de wereldpremière in Venetië. In Deauville zorgde het op de vooravond van de 9/11-herdenking voor hectische toestanden, maar helaas bleek de ambitieuze blockbuster van Denis Villeneuve een lang uitgesponnen trailer voor een zichzelf op de borst kloppende ‘artistieke’ franchise. “Wat een saaie film”, liet acteur/filmmaker Jim Cummings zich ontvallen toen we hem interviewden over zijn samen met P.J. McCabe geregisseerde thriller/Hollywood-satire The Beta Test. “Dat soort films hebben we toch echt niet nodig.”

Cummings koestert de indie spirit: “In studiofilms zit geen echt geweld, echte seks of grof taalgebruik. Dat geeft onafhankelijke cinema de kans om mensen aan te spreken; het is de enige plek waar vrijheid heerst. Ik behoor tot de indies die willen concurreren met al die superheldenfilms.”

The Beta Test

Platform
De grote troef van Deauville blijft dat het American Independents zoals Cummings een platform geeft – een bekroning in Deauville hielp zijn vorige film Thunder Road aan commercieel succes. Dat is deels noodgedwongen, omdat het festival zijn positie als Europese springplank voor grote Amerikaanse films al jaren geleden verloor aan Venetië en de grote Amerikaanse studio’s zich sinds de pandemie eerder op streamingplatforms richten dan op filmfestivals. Maar Deauville koos er al langer voor om nadrukkelijk de schijnwerper te richten op onafhankelijke filmmakers. Onder meer via een competitie voor werk van jonge, vaak debuterende, cineasten.

Daarnaast vertoont Deauville ook interessante documentaires, met als blikvangers dit jaar de aanklacht The State of Texas vs. Melissa (Sabrina Van Tassel) en het sterke roadmovieportret Michael Cimino, God Bless America (Jean-Baptiste Thoret). Tussen de premières zaten naast enkele middelmatige ‘made for streaming’-films (Kate van Cedric Nicolas-Troyan; Oslo van Bartlett Sher) ook indies die racisme (Barry Alexander Browns Son of the South) en toxisch Hollywood (The Beta Test) aankaarten. Of die, zoals Paul Schraders The Card Counter trauma’s, pijn, tristesse, verlossing en symboliek mixen in een intens, karakter gedreven drama.

Pig

Competitiefilms die gemaakt moesten worden
Het goedkope effectbejag in de zielloze spookthriller The Night House (David Bruckner), die we toevallig als eerste competitiefilm zagen, deed het ergste vrezen, maar gelukkig voelden de andere twaalf aan als films die gemaakt moesten worden. Verhalen die de filmmakers kwijt wilden, personages die ze wilden schetsen of werelden die ze tot leven wilden brengen. Niet altijd perfect maar vaak authentiek en steeds enthousiast gebracht. De tragiek van geadopteerden die met deportatie bedreigd worden in Blue Bayou van Justin Chon); de pijn en woede van familieleden van ontvoerde meisjes in Catch the Fair One van Josef Kubota Wladyka; de verstrengeling van individuele en collectieve trauma’s in We Burn Like This van Alana Waksman; of de obsessieve fysieke en psychologische overlevingstocht van een roeister in The Novice van Lauren Hadaway.

Af en toe werd er ook driftig buiten de lijntjes gekleurd, met prettig gestoorde verhaaltjes. Over een man die off-grid gaat en zijn comeback maakt wanneer zijn truffelvarken ontvoerd wordt in Pig van Michael Sarnoski, met een briljante Nicolas Cage. Over een Russische moeder en zoon die het verschil tussen film en realiteit ontdekken in Potato Dreams of America van Wes Hurley. Over illegale immigranten die zich verbonden voelen met aliens in We Are Living Things van Antonio Tibaldi. Over een negentiende-eeuwse outlaw die een vloek teniet wil doen in The Last Son van Tim Sutton. Of over een dertienjarige die zijn disfunctionele gezin in een put opsluit in John and the Hole van Pascual Sisto.

Dat laatste debuut werd bekroond met de Ontdekkingsprijs, terwijl de Grote Prijs in de wacht werd gesleept door Down with the King. In Diedo Ongaro’s film speelt rapper Freddie Gibbs een rapper wiens creatieve crisis ook een identiteitscrisis wordt wanneer hij van New York naar The Berkshires verhuist, van de stad naar het platteland, en levensvreugde herontdekt dankzij het boerenleven en een lokale vrouw. De Juryprijs ging ex aequo naar twee films over pornosterren. Regisseur Sean Baker balanceert na The Florida Project andermaal subtiel op de grens tussen fictie en realiteit met de humane fabel Red Rocket, terwijl Ninja Thyberg in Pleasure het seksisme en de ontmenselijking in de pornoindustrie illustreert met een bij momenten hyperrealistisch allegorisch drama.

De impact van Covid was voor onafhankelijke filmmakers beperkt, als we makers Sean Baker, Pascual Sisto of Alana Waksman mogen geloven. Werken met kleine crews creëerde minder problemen en volgens Jim Cummings “boden de lockdowns ons de kans om langer en rustiger te werken. Ik denk dat The Beta Test er beter is door geworden.” En Deauville? Dat deed het als klein festival à la Française. Exclusief voor mensen met Covid Safe Pass, met mondmaskers en een verbod op drank en voedsel in de zalen. Maar verder vrij relaxt en met goed gevulde zalen. Zelfs de vaak knorrige Oliver Stone leek te genieten toen hij zijn strandcabine op de planches van Deauville inhuldigde. Het plezier was terug in Deauville. Hopelijk voorgoed.


Prijswinnaars

Grote Prijs: Down with the King van Diego Ongaro
Juryprijs: Red Rocket van Sean Baker & Pleasure van Ninja Thyberg
Ontdekkingsprijs: John and the Hole van Pascual Sisto
Publieksrijs: Blue Bayou van Justin Chon
Persprijs: Red Rocket van Sean Baker