Prénom Carmen #12
Uitgebinget
Carmen Felix schrijft over mainstream, genre en niche en gaat heus haar mening niet onder bioscoopstoelen of lounge-banken steken. Ook niet in crisistijd.
Als ik zo’n persoon zou zijn die positief in het leven staat en altijd het beste in mensen en situaties probeert te ontdekken, dan was deze column iets anders gelopen. Dan had ik een relaas getypt over hoe héérlijk het is dat we nu alle tijd van de wereld hebben om eens effe lekker diep in onze vele streamingdiensten te duiken. Eindelijk eens alle seizoenen van je favoriete HBO-serie back to back kijken, je volledig onderdompelen in al die Ghibli-films die sinds een maandje op Netflix staan, alle James Bond-avonturen op Videoland checken of die ouwe zooi die je al maanden uitstelt en op Criterion Channel staat te verstoffen er eindelijk doorheen jagen. Nou, dat werkt dus niet zo bij mij. Ik kon altijd wel genieten van een ordinaire binge-sessie en het onderste uit de kan halen bij al m’n streamboeren, maar sinds Dhr. Covid ons het leven zuur aan het maken is, heb ik nergens meer zin in.
Je zou denken dat dit het perfecte moment is om de gordijnen dicht te doen en je alleen nog maar te focussen op je tv, maar ik mis de bioscoop. En ik mis haar flink ook. Zeker nu mijn aandachtspanne niet verder reikt dan: wat zeggen deze Parool-liveblog, mijn Twitter-feed en mijn acht verschrikkelijke WhatsApp-groepchats vandaag allemaal over het coronanieuws? Een bezoekje aan de bioscoop, zeker als je in het bezit bent van een Cineville- of Pathé-pas, is altijd heerlijk rechtlijnig. Je gaat naar het filmtheater, kiest welke film je wilt zien of hebt dat thuis allang besloten, regelt je ticket, koopt een zak M&M’s, zoekt je stoel, ergert je aan de boomers die door alle trailers praten en geniet van je film.
Het fijne aan die mij zo dierbare bioscoopbezoekjes vind ik – ondanks de luid bijpratende boomers in elk Cineville-zaaltje – dat ik me bijna altijd volledig op een film kan concentreren. Zonder enige afleiding. Thuis op de bank daarentegen, wemelt het bij mij van de afleidingen. Überhaupt een film uitzoeken is al een lang, slepend proces – in je eentje, laat staan met z’n tweeën. Ik ben vast niet de enige die het na anderhalf uur debat over ‘Koreaanse schietfilm’ versus ‘vakantiehuisjeshorror’ vaak opgeeft om maar weer naar m’n telefoon te gaan staren. Sowieso, die telefoon. Als een film ook maar dertig seconden inkakt heb ik al de neiging om op m’n telefoon te kijken wat m’n Instagram-vrienden voor de lunch hebben gehad. En als dat me niet uit m’n concentratie haalt, zijn het wel m’n almaar slinkende voorraad quarantaine-filmsnacks, de ongecompliceerde route naar de wc waardoor je toch wat makkelijker gaat, of de schattige kop van m’n kat die af en toe echt even vol liefde geknepen moet worden.
In dat mij zo dierbare bioscoopje heb je al die afleidingen niet. Dus hoe luxe thuis een film kijken ook voelt en hoe stom het is om juist daar nou over te klagen, ik doe het toch. Ik mis het bioscoopbezoek als activiteit in mijn leven en hoop dat ze het overleven. Geef me nog een maand op de bank en ik ga zelfs de brutale bioscoopboomers missen die door de trailers heen tetteren over hypotheekrenteaftrek en tegelijkertijd een paprika in stukken snijden terwijl ze hun sandalen uit hebben gedaan en hun voeten over mijn armleuning slingeren. Een meid weet past wat ze mist… als het er niet is.