Dansplaining #3 (XL)

Het routineuze racisme van de cultuurmachine

The Lion King

In dit zomernummer een XL-versie van de column van Dan Hassler-Forest, over de alom-tegenwoordigheid van racisme in onze cultuurgeschiedenis. “Voor mij was dit inzicht zoiets als Neo die de rode pil kiest in The Matrix.”

Precies een jaar geleden schreef ik een opiniestuk voor The Washington Post. Op Twitter had ik voor de zoveelste keer opgemerkt dat The Lion King (Roger Allers & Rob Minkoff, 1994) een volstrekt racistische film is, en de krant vroeg me of ik daar een artikel over wilde schrijven. Dit inzicht was noch nieuw, noch origineel – maar het uitbrengen van een grote nieuwe remake en een heropleving van het fascisme in de politiek vormden een samenloop van omstandigheden waardoor een dergelijk chargerend stuk waardevolle clicks kon opleveren.

En dat deed het. Binnen een paar uur ging het stuk viraal en vervolgens werd ik wekenlang via e-mail en sociale media bedolven onder reacties van mensen die het stuk hadden gelezen, of op zijn minst de kop hadden gezien. De overgrote meerderheid van de reacties was boos, vaak zelfs woedend. Hoe kwam ik erbij dat een onschuldige en geliefde Disney-klassieker een racistisch wereldbeeld verspreidde? Wist ik soms niet dat de film op Hamlet was gebaseerd? Wat hebben dieren met fascisme te maken? Uit alle hoeken en gaten doken mensen van allerlei pluimage op die deze geliefde tekenfilm wilden verdedigen.

Een jaar later, te midden van de wereldwijde Black Lives Matter-protesten, is deze discussie op grote schaal opgelaaid. Het gaat daarbij niet alleen om politiegeweld, maar ook om de alomtegenwoordigheid van racisme in onze cultuurgeschiedenis. Deze ontketening van antiracistische energie zorgt ervoor dat de maatschappij met andere ogen naar cultuurmonumenten gaat kijken. Hoe lang willen we genocidale ‘helden’ als Columbus en Jan Pieterszoon Coen op een voetstuk blijven zetten? Wat gebeurt er met ons wereldbeeld als we onze geschiedenis door een anti-racistische bril leren bekijken?

Indiana Jones and the Temple of Doom

Vernederend nepaccent
De grote transformatie die we daarbij ondergaan, komt voort uit het inzicht dat alle media een wereldbeeld uitdragen – en dat we dat meestal pas opmerken wanneer dat wereldbeeld sterk verschilt van ons eigen. Als witte heterojongen die opgroeide in de jaren tachtig zag ik bijvoorbeeld niets bezwaarlijks in mijn favoriete film uit die periode: Indiana Jones and the Temple of Doom. Voor mij was het een overdonderende en volledig apolitieke avonturenfilm, een soort achtbaanrit die je echt niet kritisch moest gaan interpreteren. Maar zoals sommige wanstaltige karikaturen in De Efteling getuigen van een akelig kolonialisme, geldt dat natuurlijk ook voor Hollywood-blockbusters.

Bij mij viel dat kwartje pas toen ik van anderen hoorde hoeveel schade zo’n film kan aanrichten. Een personage als het Chinese jongetje Short Round had ik zelf nooit racistisch genoemd – hij was immers een van de helden van het verhaal! Maar toen een Chinees-Amerikaanse vriend een keer vertelde hoe vaak hij op school werd gepest en vernederd met het karakteristieke nepaccent van dat personage, zag ik in dat ook dit soort ‘positieve’ representaties van niet-witte minderheden enorm bijdragen aan routineus racisme.

Voor mij was dit inzicht zoiets als Neo die de rode pil kiest in The Matrix (The Wachowski’s, 1999), of Roddy ‘Rowdy’ Piper die voor het eerst een zonnebril opzet in John Carpenters They Live (1988): er gaat een andere wereld voor je open wanneer je naar media gaat kijken als een verlengstuk van sociale macht. Omdat witte heteromannen in onze samenleving met afstand de hoogste sociale status hebben, voelt het ook vanzelfsprekend dat de belangen en identiteit van deze groep meestal centraal staan. Alle films waarmee ik ben opgegroeid, van Star Wars en Ghostbusters tot The Lord of the Rings en Back to the Future, bevestigden het vanzelfsprekende belang van die identiteit, en gaven me een heerlijk gevoel over mezelf – ze waren immers letterlijk voor mij gemaakt.

Vandaar dat het voor witte heteromannen als ik ook zo makkelijk is om blind te zijn voor de manieren waarop sociale macht in media doorwerkt. Als je zelf met jouw groep bovenaan de piramide staat, kun je je nogal verkijken op hoe het voor andere groepen is, die zichzelf veel minder vaak terugzien in de media om ons heen. Dan mis je misschien dat het niet alleen gaat om de regelmatige aanwezigheid van negatieve stereotypes, maar ook de systematische manier waarop zwarte en bruine mensen (net als vrouwen en LHBT-ers) secundaire en ondergeschikte rollen innemen in Hollywoodfilms. Op dit moment zitten we midden in deze discussie. Zelfs de VVD kon er recent niet meer onderuit en moest schoorvoetend toegeven dat institutioneel racisme bestaat, en dat Zwarte Piet eigenlijk ook niet zo onschuldig is.

Gone with the Wind

Niet om te lachen
Wat zie je dan op het moment dat je racisme niet meer definieert als een individueel gedragsprobleem maar als een wezenlijk onderdeel van sociale macht? En hoe gaan we verantwoordelijk om met film- en televisieklassiekers die racistische ideeën en praktijken reproduceren? Dat blijkt in het streaming-tijdperk nog best ingewikkeld. De beslissing van een paar mediabedrijven om uit voorzorg in te grijpen, deed al erg veel stof opwaaien.

Zo besloot het Amerikaanse platform HBO Max de in-en-in racistische filmklassieker Gone with the Wind (Victor Fleming, 1939) tijdelijk te verwijderen, verdween in Groot-Brittannië voor korte tijd een aflevering van de serie Fawlty Towers (1975-1979) waarin pijnlijk racistische taal wordt gebruikt, en sneuvelden ook de blackface-afleveringen van Little Britain (2003-2006) uit het aanbod – in dat laatste geval overigens met instemming en zelfs excuses van de makers.

Deze vrij bescheiden acties schoten veel ridders van het vrije woord in het verkeerde keelgat. In allerlei toonaarden werd “CENSUUR!!” geroepen, en de inmiddels hoogbejaarde komiek John Cleese liet weten dat ook hij hier niet om kon lachen. Het traditionele liberale weerwoord is dat iedereen zelf moet kunnen uitmaken wat wel of niet racistisch is: overheden of andere instituten die dat voor ons gaan uitmaken, zijn betuttelend en zelfs gevaarlijk. mAg Je tEGenWoORdiG DaN NiKs MeER zeGgEn?

De ironie is dat het in deze gevallen juist niet gaat om overheden die censuur plegen op ‘onwelgevallige meningen’, of de vrijheid van meningsuiting op wat voor manier dan ook in de weg zitten. Noch is het zo dat hier sprake is van ‘doorgeschoten activisme’. Er is immers geen enkele actiegroep geweest die eiste dat Gone with the Wind op zwart ging, of dat Fawlty Towers op de brandstapel moest. Maar nu streaming-diensten gigantische media-archieven op afroep beschikbaar stellen aan abonnees, slaat de vertwijfeling bij deze bedrijven toe. Wil HBO zijn merknaam wel associëren met films die het slavernijverleden romantiseren? Wil de BBC sitcoms beschikbaar blijven stellen waarin het n-woord wordt gebruikt?Mediabedrijven zijn in deze situatie al doende aan het uitvinden hoe ze op een verantwoordelijke manier met racisme in hun media-aanbod om willen gaan. Dat ze hierbij soms het zekere voor het onzekere nemen, valt ze moeilijk te verwijten.

Diep verankerd
Volgens sommigen is het hele debat rondom de beschikbaarheid van oude films en tv-series iets wat afleidt van het echte onderwerp: institutioneel racisme en politiegeweld. Maar dan gaan we voorbij aan het feit dat ons wereldbeeld voor een belangrijk deel gevormd wordt door media, en dat elke maatschappelijke discussie over racisme in films of tv-series ons daar bewuster van maakt.

Ik zou het zelfs willen omkeren: pas wanneer we ons bewust worden van de vele manieren waarop film en televisie een racistisch wereldbeeld normaliseren, kunnen we begrijpen waarom het zo moeilijk is om ervan af te komen. Laat het debat rondom mediageschiedenis dan ook vooral gaan over hoe diep racisme verankerd zit in de westerse cultuur. Als steeds meer mensen door deze bril leren kijken, kunnen we samen lering trekken uit deze geschiedenis.

In The Lion King moet Simba leren dat de wereld helemaal om hem draait, en dat hyena’s inferieure wezens zijn die onder de duim moeten worden gehouden. Witte mensen leren nu herkennen waarom dit wereldbeeld zo schadelijk is. Een anti-racistische bril geeft ons een andere kijk op de filmgeschiedenis, zodat we niet meer blindelings de leugen van ons eigen gelijk van witte vader op witte zoon doorgeven.

Geschreven door Dan Hassler-Forest