Where Do We Go Now? Arabische vrouwen achter de camera

Tijd voor verandering

  • Datum 03-06-2015
  • Auteur
  • Deel dit artikel

Er waait een vrouwelijke wind door de Arabische filmwereld. Sinds de Tunesische Moufida Tlatli in 1994 met Les silences du palais als eerste Arabische vrouw een lange speelfilm maakte die inter­nationale bekend­heid kreeg, verschijnen er steeds meer films van vrouwelijke regisseurs, acteurs en kunstenaars uit deze regio. Veel daarvan zijn te zien in het programma Where Do We Go Now? — Arabische vrouwen achter de camera in EYE. Kenners en makers vertellen over het belang van deze films.

Door Sacha Gertsik

De golf van vrouwen achter (en voor) de camera in de Arabische wereld bleef de afgelopen jaren niet onopgemerkt: hun films winnen internationale prijzen en de vrouwen zelf krijgen steeds meer bekendheid. Regisseur Ahd, wier Sanctity in EYE vertoond zal worden, zegt daarover: "De toenemende aanwezigheid van vrouwelijke filmmakers is voelbaar. Ik was afgelopen februari voorzitter van de jury bij het Saoedische Film Festival in Dammam en zowel de eerste als tweede prijs werd gewonnen door een vrouw. Tijdens dit festival heb ik weer veel beginnende vrouwelijke filmmakers ontmoet. Het is een hele spannende tijd."
De film I Am Nojoom, Age 10 And Divorced van Khadija Al-Salami opent het programma. Al-Salami: "Ik denk dat de opkomst van vrouwelijke filmmakers in het Midden-Oosten te maken heeft met de drang van deze vrouwen om hun eigen verhalen en standpunten te delen." Hala Abdallah, wier documentaire I Am the One Who Brings Flowers to Her Grave (2006) ook in EYE te zien zal zijn: "Deze filmmakers zijn erg inspirerend. In hun werk richten ze zich tegen de geldende maatschappelijke en seksenormen. Thema’s en kwesties die niet eerder werden aangekaart, worden zo langzaam onderdeel van het collectieve bewustzijn."
De opkomst van vrouwelijke makers is allereerst te verklaren door culturele factoren. Filmwetenschapper Stefanie van de Peer, wier onderzoek zich toespitst op de film- en videopraktijk in Arabische landen, stelt dat de grote hoeveelheid vrouwen die werkzaam zijn in film onder andere het resultaat is van de manier waarop er in die regio tegen het vak van filmmaker wordt aangekeken. De Peer: "We zien dat films regisseren in landen zoals Libanon echt wordt gezien als een baan voor vrouwen." Jane Williams, directeur van de coproductiemarkt van het Dubai International Film Festival, valt haar bij: "Film maken wordt niet gezien als serieuze baan." Van de Peer: "Mannen zijn er gewoon niet zo erg in geïnteresseerd als vrouwen, omdat ze meer geassocieerd worden met ‘mannelijke’ banen zoals lichamelijke arbeid, management, economie. Vrouwen daarentegen zijn meer geïnteresseerd in de kunstwereld en hebben traditioneel de rol van verhalenverteller."

Sjeika
Ook financiële factoren spelen een rol. In de afgelopen jaren kwamen in Arabische landen steeds meer filmfinancieringsfondsen op. Vooral opvallend daarbij is de rol van sjeika Al-Mayassa uit Qatar: zij nam het voortouw om vrouwen in de regio te ondersteunen, waaronder ook regisseurs via het Doha Film Institute. Bijna de helft van de te vergeven middelen van dit fonds gaat ondertussen naar vrouwelijke makers. Maar niet alleen in deze regio veranderde de visie op financiering van Arabische films. Van de Peer: "Arabische films worden vaak gesponsord of gefinancierd door Franse productiehuizen, en die hebben wel degelijk een voorkeur voor vrouwelijke Arabische regisseurs. Voor hen zijn vrouwelijke makers namelijk beter ‘verkoopbaar’, vooral in de context van westerse opinies over de onderdrukte Arabische vrouw. Een film gemaakt door een Arabische vrouw wordt heel duidelijk als iets uitzonderlijks beschouwd en beschreven, en op die manier lokt men een groot publiek in het Westen. Kijk naar het voorbeeld van Wadjda."
Deze opvallende toename aan vrouwelijke makers was voor curator Ludmila Cvikova, voormalig hoofd programmering van het Doha Film Institute in Qatar, echter niet de belangrijkste reden om deze films bij elkaar te brengen: "Ik schrok toen ik begreep hoe mensen in het Westen denken over deze regio: vluchtelingen, gesluierde vrouwen, ongeschoolde vrouwen met tien kinderen, oorlog. Er is ook een andere kant. Een prachtige, intellectuele, betoverende kant die net zo goed realiteit is. Om de beeldvorming over deze regio te veranderen moeten we naast de beelden die we van het Journaal kennen ook culturele beelden tonen. Dit is ook het Midden-Oosten: prachtige, sterke vrouwen, die prachtige, sterke films maken."

Open ogen
Het is überhaupt nog maar de vraag of het hier wel om een golf gaat, stelt Van de Peer: "In essentie denk ik dat die ‘golf’ eigenlijk een kwestie is van een veranderende Westerse perceptie. Eindelijk hebben we ‘open ogen’ vanuit het Westen. Eindelijk is er interesse voor de Arabische wereld. Die vrouwelijke filmmakers zijn er altijd geweest — we hebben hen gewoon nooit echt gezien omdat wij in het Westen een idée fixe hebben over Arabische vrouwen: dat ze onderdrukt worden. Dat is op politiek gebied zeker waar, maar in de culturele wereld in het Midden-Oosten hebben vrouwen altijd een erg centrale rol gespeeld. De eerste echt Egyptische film bijvoorbeeld, Layla, werd geproduceerd door een vrouw, Aziza Amir, in 1927."
Volgens Amal Al-Muftah, wier korte documentaire Al Hamali te zien is in EYE, heeft vrouw-zijn als filmmaker ook een voordeel: "De samenleving in Qatar is erg gesteld op privacy, en de vrouwelijke helft van de bevolking heeft dat het sterkst. Als vrouwelijke filmmaker heb ik juist het geluk dat ik toegang heb tot dit onderdeel van de samenleving."
Daarmee is niet gesteld dat vrouwelijke filmmakers in deze regio het makkelijk hebben. Cvikova: "Zonder toestemming van familie is niets mogelijk, vrouwen mogen niet eens alleen reizen." En dat is lang niet het grootste probleem. Sommige makers, waaronder de Syrische Abdallah, kunnen niet terugkeren naar hun land van herkomst, zonder gevaar voor eigen leven. Maar deze onderdrukking dient volgens Williams juist als motivatie om films te maken: "Vrouwen zijn meer gemotiveerd, omdat ze verhalen te vertellen hebben en dingen willen veranderen."

Wapen tegen misstanden
Nog een reden dus om Where Do We Go Now? te vertonen. Cvikova: "Als deze vrouwen internationale erkenning krijgen dan wordt hun positie in de maatschappij ook beter. Hun kwetsbare positie maakt die internationale erkenning des te belangrijker." Abdallah beaamt dit, maar ziet het in een bredere context: "Niet alleen fungeren documentaires als een wapen tegen misstanden, ze zijn ook essentieel in de heropbouw van een land: bij het herstel van de vrijheid van het volk en de opbouw van de democratie."
In landen met weinig politieke vrijheid kan film ook op een andere manier de heersende macht ondermijnen. Hoe kritisch de inhoud ook is, als een film internationaal succesvol blijkt, wordt deze vaak alsnog omarmd door de machthebbers. Hoewel vol kritiek op de heersende mores werden zowel Wajdja als Caramel de officiële Oscar-inzendingen voor respectievelijk Saoedi-Arabië en Libanon. Zoals filmwetenschapper Patricia Pisters stelt, wordt film zo niet langer een representatie van een al bestaande realiteit, maar een aanjager van een nieuwe realiteit.
Naast de politieke drijfveren en trends valt er nog iets op aan de films binnen het Where Do We Go Now?-programma: de thematiek en de problemen waar de personages mee te maken hebben zijn heel herkenbaar. Behalve dat ze ons als westerse kijker een inkijk bieden in een kant van de Arabische wereld die wij minder vaak te zien krijgen, slaan ze een brug. Deze mensen hebben te maken met dezelfde kwesties en situaties, die niet voorbehouden zijn aan een land, taal of cultuur. Ahd: "Ik ben een kunstenaar die toevallig afkomstig is uit Saoedi-Arabië, maar ik hoop dat mijn films niet alleen verbonden zijn met mijn eigen land. Want dat is juist de kracht van verhalen: ze vervagen de grenzen en tonen ons dat we uiteindelijk weinig van elkaar verschillen. We zijn allemaal mensen."

Het programma Where Do We Go Now? Arabische vrouwen achter de camera is van 5 t/m 21 juni te zien in EYE, Amsterdam | Voor meer informatie eyefilm.nl/now

Drie Arabische films uitgelicht

Het programma Where Do We Go Now? wordt geopend door I Am Nojoom, Age 10 and Divorced (2014) van Khadija Al-Salami uit Jemen. Ze verfilmde het autobiografische boek van de Franse schrijfster Delphine Minuoi, over de strijd die ze voert om te scheiden van een veel oudere man aan wie ze als kind werd uitgehuwelijkt. Ook de regisseur zelf ontvluchtte als kind een gearrangeerd huwelijk. "Net als Nojoom ken ik ook de pijnlijke ervaring van een gedwongen kinderhuwelijk. Daarom heb ik mijn leven gewijd aan de strijd tegen de ondraaglijke omstandigheden die jonge meisjes en vrouwen in traditionele gemeenschappen te verduren krijgen."
Het was voor Al-Salami dus belangrijk om het verhaal van Nojoom te verfilmen. Daarvoor moesten echter flinke obstakels worden overwonnen: "Tegelijk met mij probeerde een bekende Franse filmmaker de rechten van het boek te verkrijgen. Ik wist dat het moeilijk ging worden, omdat dit mijn eerste fictiefilm was, en het project nog niet was gefinancierd." De andere filmmaker had duidelijk betere papieren, maar Al-Salami kende hetgeen waar het boek over vertelde van binnenuit. "Ik wilde dit verhaal recht doen, het naar waarheid vertellen door onder andere in Jemen te filmen, ondanks de vele uitdagingen die dat zou opleveren. Tot mijn grote verbazing koos de uitgever ervoor mij de rechten te geven, waarmee hij een groot financieel en promotioneel risico nam."
Die moeilijkheden tijdens het filmen kwamen er ook: "Omdat het verhaal Jemenitisch is, wilde ik dat het gespeeld zou worden door Jemenitische acteurs in Jemen. Filmen in Jemen was een nachtmerrie, maar ik was vastberaden om door te zetten. We werden weggestuurd uit dorpen waar ik wilde filmen. Er was geen elektriciteit, waardoor we een generator moesten huren. De generator werd vervolgens ‘ontvoerd’, waarop we met de ontvoerders moesten onderhandelen, en hen uiteindelijk losgeld moesten betalen uit onze steeds verder slinkende middelen. Hadden we de generator eenmaal terug, bleek de diesel die we hiervoor nodig hadden op te zijn. Dagen zochten we naar brandstof, om het uiteindelijk op de zwarte markt voor belachelijk hoge prijzen te moeten kopen. Toen we eindelijk in staat waren om een dorp ’s nachts uit te lichten, kwamen menigtes mannen uit omringende dorpen op het licht af, omdat ze dachten dat dit een wonder was. De rustige straten die ik had willen filmen waren gevuld met luidruchtige mensen. Eén man klom op zijn dak om het licht te bekijken, gleed uit en kwam droevig genoeg dodelijk ten val. Zijn familie eiste vervolgens het traditionele bloedgeld van mij, omdat ze vonden dat ik het ongeluk had veroorzaakt door het dorp uit te lichten." Het was voor Al-Salami uiteindelijk een zwaar leerproces: "Elke dag weer leerde ik dat het maken van een film net zoveel te maken heeft met het succesvol oplossen van problemen als met artistieke visie."

Caramel

Naast een groot aantal speelfilms, draaien er ook een aantal korte films die een bijzondere showcase van talent uit de Arabische regio vormen. De film Sanctity (2013, Saoedi-Arabië) van Ahd is er hier één van. Ahd: "Ik wilde echt iets maken over mijn strijd als Saoedi-Arabische vrouw. In Saoedi-Arabië moet iedere vrouw een mannelijke voogd hebben. Omdat ik wees ben, worstelde ik hiermee. Gelukkig heb ik vier broers, die mij erg steunen. Maar dat is niet het geval voor veel andere vrouwen. Sanctity is gebaseerd op de simpele vraag: wat moet een Saoedi-Arabische vrouw doen als ze geen man in haar leven heeft? Tijdens het maken van deze film werd ik vooral erg aangenaam verrast door de reacties en hulp van buitenstaanders. We hebben gefilmd in een arme wijk in Jeddah en in het begin was ik bezorgd of de bewoners hier geen bezwaar tegen zouden hebben. Maar de buurt verwelkomde ons als een van hen en was juist blij dat we dit verhaal vertelden. Sommigen hebben uiteindelijk zelfs een rol gespeeld in de film."

Caramel (2007, Libanon) is de eerste speelfilm die actrice Nadine Labaki regisseerde. In deze film is Beirut niet een stad in oorlog, maar een kleurrijke, levendige plek vol alledaagsheden en pasie. Caramel werd geselecteerd voor het Quinzaine des Réalisateurs-­­­programma in Cannes en bracht opvallend veel op: de film kostte ruim 1,6 miljoen dollar en bracht internationaal uiteindelijk meer dan 14 miljoen op.

SG