Verslag vijfde lezing This Is Film!

De eigen stem van Afrika

Soleil Ô

De Filmkrant doet verslag van de openbare collegereeks This is Film! Film Heritage in Practice, een reeks lezingen plus films die Eye Filmmuseum in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam organiseert. Met gastsprekers over audiovisuele archivering in wereldwijd perspectief. De vijfde lezing ging over het African Film Heritage Project, met als blikvanger de vertoning van het uitdagende Soleil Ô, de eerste gerestaureerde titel van dit project. Als het veiligstellen van filmerfgoed ergens urgent is, dan is het wel in Afrika.

Vol optimisme stapt de naamloze zwarte hoofdpersoon (Robert Liensol) van Soleil Ô (1970) in Parijs uit de trein. Zijn West-Afrikaanse geboorteland, een voormalige Franse kolonie, laat hij zonder aarzeling achter zich. “Het voelt als thuiskomen”, zegt hij tegen zichzelf. Maar dat duurt niet lang. Wanneer hij met een krant vol personeelsadvertenties in de hand op zoek gaat naar werk wordt hij overal afgeblaft. Zijn goede opleiding ten spijt. “Het is hier geen souk“, krijgt hij brutaalweg te horen.

De in 1959 naar Frankrijk geëmigreerde acteur en filmmaker Med Hondo debuteerde in 1970 met deze eerste lange speelfilm, die goed ontvangen werd in Cannes en bekroond met een Gouden Luipaard in Locarno.

Sommige details zijn uiteraard gedateerd, maar wat vooral opvalt is hoe schokkend herkenbaar dit verhaal over discriminatie en migratie nog steeds is. Niets veranderd in die halve eeuw!

Dat iedereen dat nu zelf kan vaststellen was lang niet vanzelfsprekend. Het had gemakkelijk gekund dat Soleil Ô, net als veel andere Afrikaanse films uit het zicht was verdwenen. In een interview met Martin Scorsese over het African Film Heritage Project (AFHP) herinnert deze zich hoe Ousmane Sembène, wel de vader van de Afrikaanse cinema genoemd, in 1995 geen idee had waar sommige van zijn eigen films gebleven waren. Daar verschijnt dus het AFPH op het toneel, een project dat zich ten doel stelt vijftig belangrijke Afrikaanse titels te restaureren en weer beschikbaar te maken. Dit filmconserveringsproject komt voort uit de Pan-Afrikaanse Federatie van Filmmakers (FEPACI) en wordt gesteund door Martin Scorsese’s Film Foundation en UNESCO.

FEPACI werd in 1970 in Tunis opgericht in een tijd dat veel Afrikaanse landen zelfstandig werden en het jonge continent stond te trappelen zijn plaats in de wereld in te nemen. Een club die zich zou ontwikkelen als een strijdbare organisatie van Afrikaanse filmmakers.

Aboubakar Sanogo tijdens de lezing

Filmwetenschapper Aboubakar Sanogo, die namens FEPACI leiding geeft aan het African Film Heritage Project, vertelde in Eye (via Zoom) iets over die achtergrond. Een belangrijke drijfveer was los te komen van de koloniale verhoudingen en een Afrikaanse productie en distributie te bevorderen. De Afrikaanse film een eigen stem te geven. Ook het filmerfgoed en filmarchieven zijn van belang voor de Afrikaanse identiteit.

Zo ontstond het ambitieuze plan om een collectie van vijftig historisch en cultureel belangrijke titels te restaureren en weer toegankelijk te maken. Veel materiaal blijkt heel moeilijk te vinden. Wat er aan kopieën of negatieven over is moet vaak opgespoord worden in Europese archieven. Volgende stappen zijn afspraken met rechthebbenden, de filmmakers zelf er bij betrekken en na de restauratie het werk via festivals weer de wereld in brengen. Sanogo is er trots op dat het belangrijke pan-Afrikaanse filmfestival FESPACO veel ruimte maakt voor werk uit de archieven. Verdere vertoning in Afrika is nog een enorme uitdaging.

Toch blijft een eigen Afrikaanse cinema een lastig te realiseren ideaal, zo is te proeven uit Sanogo’s verhaal. En niet alleen vanwege de gebrekkige infrastructuur aldaar. Ik kan gemakkelijk een paar voorbeelden noemen. De goede bedoelingen ten spijt, is de support van het Fonds van Martin Scorsese toch weer een link met het Westen. De zeer met de Afrikaanse zaak begane Sanogo zelf is docent aan Carleton University in Canada. Soleil Ô is een Frans-Mauretaanse productie terwijl de restauratie in Italië werd uitgevoerd door de Cineteca di Bologna. Wachten tot dit in Afrika zelf had gekund was geen optie, antwoordde Sanogo na zijn inleiding desgevraagd.

Dat deze toch wat ongemakkelijke kwestie hem raakt bleek wel uit het vuur waamee Sanogo, vanaf het filmscherm in zaal 2 van Eye, uit de doeken deed hoe scheef de verhoudingen nog steeds zijn. Nog altijd ziet het Westen zich als centrum van de wereld, gemakkelijk vergetend dat ooit Afrika grote en belangrijke culturen herbergde. Huidig Afrika is niet arm, maar verarmd, stelt hij met nadruk. Als de verhoudingen eerlijk waren geweest zou het nu een rijk continent zijn. En als Afrikaanse filmmakers noodgedwongen met Europese producenten samenwerken trekken ze, met name financieel, aan het kortste eind. Wat niet wegneemt dat hij vol lof is voor het werk dat in Bologna is gedaan.

Wat dat betreft sloot de vertoning van Soleil Ô daar perfect bij aan, want de (post)koloniale verhoudingen komen ook daarin aan de orde. In een als theaterstuk gefilmde ouverture wordt de dwingende en gewelddadige invloed van kolonisator Frankrijk en de katholieke kerk uitgebeeld. Elders treffen we onze door Parijs dolende hoofdpersoon aan bij een sfeervol haardvuur waar hij in discussie is met een Fransman over de beste aanpak van de vele werkzoekende Afrikanen. Die je ook geciviliseerde slaven kan noemen. Alle argumenten die we tegenwoordig horen om de zogenaamde vloedgolf in te dammen komen daar al voorbij. Op straat kijken mensen om als een zwarte man en een witte vrouw hand in hand lopen. Op de muren staat ‘Stop de negro-arabische invasie!’ gekalkt.

De vrijmoedige manier waarop filmmaker Med Hondo dit mede op eigen ervaringen gebaseerde filmisch commentaar in elkaar heeft gezet, oogt op zichzelf al als een daad van protest. Geen conventioneel gestructureerd drama, maar eerder een losse reeks ontmoetingen, situaties en sketches met de zwerftocht van de steeks meer in verwarring rakende hoofdpersoon als rode draad. Soms ingetogen, soms uitbundig, van bijna documentair naar wrang satirisch of potsierlijk komisch, toewerkend naar een einde waarin nachtmerrie zich vermengt met wanhoopskreten.

Allerlei vertrouwde vooroordelen passeren de revue. Waaronder een verleidingsscène met een vrouw die, aangespoord door grappen van haar vriendin, nu zelf wel eens wil uitvinden of een zwarte man zo goed in bed is. Daarnaast dan weer grimmige impressies van politieke verhoudingen, uitbuiting en corruptie, waarbij Afrikaanse politici niet buiten schot blijven. Een poging om samen met lotgenoten te protesteren levert weinig op en ook goedwillende Fransen helpen niet echt.

Dat Soleil Ô – de titel verwijst naar een lied over de pijn van zwarte slaven – een project is waar Hondo vier jaar aan werkte met een superlaag budget, laat zich hier en daar wel voelen. Maar dat het wat geïmproviseerd oogt doet weinig af aan de zeggingskracht en de door muziek en zang onderstreepte energie. We begrijpen helemaal dat deze hartekreet door sommigen in 1970 werd toegejuicht als een nieuw Afrikaans geluid.


Soleil Ô is binnenkort te zien op de Eye Film Player. Het laatste college in de reeks vindt plaats op 18 mei. Opnamen van alle lezingen worden over enkele weken online gezet.