Van Buerens beste
Kijken, zien en alles in je hoofd laten rondtollen
Eind 2016 bestaat de Kring van Nederlandse Filmjournalisten (KNF) vijfendertig jaar. Ter gelegenheid van dit jubileum wil de KNF via het nieuwe online podium ‘De Kleine Kring’ het werk van historisch belangrijke filmjournalisten voor nieuwe generaties ontsluiten. Met als eerste Peter van Bueren (1942), een van de oprichters én eerste bestuursvoorzitter van de KNF.
Van Bueren begon in 1963 bij de katholieke krant De Tijd en stapte in 1974 over naar de Volkskrant, waar hij tot 2002 filmredacteur was. Daarnaast was Van Bueren een tijdlang redacteur bij het filmblad Skoop, een van de initiatiefnemers van het Jaarboek Film en na zijn (vervroegde) pensionering medewerker van filmtijdschrift Skrien.
Op de website van de KNF komen zijn beste vijfentwintig artikelen te staan, geselecteerd door filmcriticus André Waardenburg, in overleg met Van Bueren. Op 22 september wordt dit project gelanceerd op het Nederlands Film Festival, waarna de selectie online komt te staan, voorzien van een toelichtende inleiding en bij vrijwel elk stuk een terugblik van Van Bueren. De Filmkrant mocht alvast een van de geselecteerde artikelen afdrukken, de recensie van Godards Sauve qui peut (la vie) uit 1981.
Door André Waardenburg
Godard leeft en beweegt nog steeds
Ruim tien jaar nadat hij uit de bioscoop verdween, toen elke nieuwe film van hem een financiële strop werd, is Jean-Luc Godard terug. In die afwezige periode is hij zich eerst steeds politieker gaan opstellen — nu zegt hij dat hij als filmer in een verkeerd land terecht kwam — en daarna stortte hij zich op video. Dat laatste heeft hem kennelijk een enorme injectie gegeven en nu is hij sterk genoeg om terug te zijn in zijn eigen wereld, de cinema.
Zijn video-tijd was er een van bezinning en het opnieuw rangschikken van filmbegrippen. Video bleek niet te voldoen aan Godards eigen definitie van film: "Film is waarheid 24 beelden per seconde." De directheid van video bracht hem tot de conclusie dat de videocamera meer als een menselijk lichaam is dan de filmcamera. Een van zijn uitspraken hierover is: "Kodak doet tachtig percent, de camera vijftien percent en de filmer de resterende vijf percent." De elektronische camera heeft veel minder tussenschakels om een filmer direct bij zijn onderwerp te brengen en bekort aanzienlijk de afstand tot wat hij wil laten zien en wat hij ziet, opneemt.
Terug bij de cinema voelde Godard zich als herboren en met een groter bewustzijn dan voorheen ging hij opnieuw aan de slag. Zijn "tweede eerste film" noemt Godard een compositie, alsof hij schildert en meer nog: componeert. Ondertitel van Sauve qui peut (la vie) is slow motion. Letterlijk wordt dat in de film uitgewerkt in slow motion-beelden, die Godard bijna op het punt van de fotografie brengt. Met dit essentiële verschil dat het beweging blijft. De trage beweging onderstreept onder meer het begrip beweging zelf, maar is ook een verzet tegen de regel van een bepaald filmtempo, vooral de vaart die commerciële films bepaalt.
Beweging is ook alles wat er tussen twee feitelijkheden geschiedt. Communicatie beweegt tussen de ene en de andere mens en daar gaat Sauve qui peut ook over: de tussenruimte in verschillende vormen. Aan de ene kant is Sauve qui peut een ontleding van elementen, zoals daar zijn dialoog, beeld, landschap, stad, mens, maatschappij, muziek, licht. Maar tegelijk houdt de film zich met name bezig met wat daar tussen zit. Godard schuift de elementen door elkaar, zodat ze soms een anekdotische en verhalende indruk maken, maar dat verhalende is ondergeschikt aan wat daar achter en doorheen zit. Terug naar de kernregels van film zet Godard tegelijk als eerste regel neer: er zijn geen regels.
Film is beweging en zien. De grootste vijand van film is het woord, zegt Godard. "Je wordt geleerd film te lezen, niet te zien", is een van zijn slogans. Dat lijkt paradoxaal, waar Godard altijd zoveel met teksten in zijn films knoeit. Woorden en teksten hebben bij hem echter niet de functie om een filmverhaal te steunen, om de film als het ware leesbaar te maken, maar het zijn net zulke elementen als lucht en muziek. In feite brengt Godard woorden terug naar beelden.
Dit klinkt allemaal nogal theoretisch, maar toch kun je niet zeggen dat Godard in Sauve qui peut voornamelijk met een vormexperiment bezig is. Film is er voor de communicatie, Sauve qui peut gaat daar voor een deel over, maar al communicerend snijdt Godard meer onderwerpen aan die een meer maatschappelijke betekenis hebben.
De film is verdeeld in vier hoofdstukken, met telkens een bepaald thema. In het eerste hoofdstuk, Verbeelding, trekt een televisiemaakster op de fiets de bergen in voor frisse lucht. Daarna komt Vrees, waarin ene Paul Godard (!) niet kan beslissen om uit de grote stad weg te gaan, of de relatie met zijn ex-vrouw te herstellen, of bang is de relatie met zijn vriendin kwijt te raken. Deel drie gaat over Handel, commercie, en laat de praktijken zien van en meisje van het platteland dat in de grote stad hoer is geworden. In het slot, Muziek, wordt de compositie van de drie aan elkaar geklonken. Dat wil zeggen: ze komen in elkaars verband en worden tegelijk zelfstandig.
Zelfs dat is een maatschappelijke visie: pas in een sociaal verband is een mens zichzelf en tegelijk kan hij in een sociaal verband pas leven als hij zich individueel opstelt. Het gaat in het leven om het vinden van de juiste balans, het midden — of zeg: de ruimte waarin zich de communicatie, de beweging voltrekt. En dat midden is tegelijk het moeilijkst te vinden. Misschien lijkt Godard zelf nog het meest op de man uit Vrees, die niet voor niets Paul M. Godard heet, naar Godards eigen vader. Je kunt Godard echter alleen met die man identificeren, wanneer je hem symbolische trekken toemeet en uitsluitend kijkt naar het oppervlakkige fysiek-menselijke. Godard is pas zichzelf als hij filmt, dat is zijn vorm van leven en communiceren. En de filmer Godard, die de onzekerheid en het onvermogen uitdrukt, doet dat op een manier die zo concreet en helder is, dat van onzekerheid geen enkele sprake is.
Juist waar Sauve qui peut een film van het Zien is, valt hij in een beschrijving nauwelijks anders te vatten dan in een tamelijk abstracte taal, een versimpeling. Over de elementen die Godard kristalliseert kun je stuk voor stuk en uitgebreid over filosoferen. De film zelf gaat over wat er tussen zit, is in feite een analyse van het bewegen, dat je slechts kunt zien. Het gaat alleen wat verder dan het zien op het moment dat je de film kijkt. Het zien zet ook het denken in werken, dat ver na de film doorgaat. Behalve bloedmooie beelden geeft Godard met zijn tweede start een enorme inspiratie. Hij biedt zijn publiek geen toffee om lekker op te zuigen, maar een koude douche die op je hoofd stoot, je adem afsnijdt en dan verschrikkelijk warm maakt. Een confrontatie met Sauve qui peut in woorden, een onmogelijke opgave als je er over schrijven moet, is eigenlijk ondoenlijk. De enige remedie is te kijken, getroffen te worden, te zien en alles in je hoofd te laten rondtollen. Ik heb me zelden zo verkwikt gevoeld als na deze film.
Peter van Bueren | de Volkskrant, 6 februari 1981