Toekomst filmfestivals
'De kaarten opnieuw schudden'
Filmfestivals moeten zich op hun rol bezinnen, nu door digitalisering de productie en distributie maar vooral de consumptie van films verandert. Moeten ze nieuwe wegen inslaan of juist hun huidige positie verdedigen? Festivaldirecteuren geven antwoord.
Lars Henrik Gass
Internationaal Kortfilm Festival Oberhausen
Zal er in de toekomst vraag zijn naar filmfestivals? Met het toenemende samengaan van tv, telecommunicatie en internet zullen films waarschijnlijk vooral via elektronische middelen gedistribueerd en gezien worden. Zelfs de dvd en zijn opvolgers zijn voorbijgaande fasen in dit proces. Dus zijn filmfestivals eigenlijk niet al anachronismen geworden? Ze zouden wel eens juist de plek kunnen worden voor vernieuwingen in de filmwereld. Alleen is het de festivals tot nu toe helaas niet gelukt om zich vanuit een positie waarin ze simpelweg films vertonen te ontwikkelen tot iets heel anders. In de toekomst zal er waarschijnlijk nog steeds, in ieder geval vanuit een klein publiek, vraag zijn naar de belangrijkste functies van festivals: een goed geprojecteerd beeld, de gelegenheid om samen naar film te kijken, een hoogstaande selectie die thematisch is samengesteld, en gelegenheid tot discussie en reflectie. Maar zeker is dat niet.
Wat wel zeker is, is dit: als festivals er niet in slagen hun product verder te ontwikkelen en hun sociale meerwaarde overtuigend en voor langere tijd te bekrachtigen, dan worden ze overbodig. Filmfestivals moeten de beperkingen van plaats en tijd leren overstijgen; ze moeten boeken en dvd’s uitgeven en feesten en conferenties organiseren; ze moeten een betere versie van tv en universiteit worden. Want dat is precies waar de gesubsidieerde televisie faalt, opgejaagd door de kijkcijferterreur, net als de huidige cinema die in sombere staat verkeert en net als de universiteiten, die gerund worden als eenvoudige scholen. Van een marktplaats moeten filmfestivals zichzelf veranderen in een merk en verantwoordelijkheid nemen voor het herfinancieren van hun producten. Het enige dat zeker is, is dat het vertonen van films niet langer genoeg is.
Sandra Hebron
BFI Film Festivals
De verspreiding van ‘user-generated content’ heeft aanleiding gegeven tot discussies over de toekomst van de curator: nu iedereen tegelijk maker, distributeur, criticus en toeschouwer kan zijn, is de vraag welke rol er overblijft voor de culturele poortwachter, de centrale rol die zoveel festivals hun bestaansrecht geeft.
Ik geloof dat er behoefte blijft — misschien zelfs meer dan nu het geval is — aan het curatorschap, vooral wanneer de curator zijn subjectiviteit erkent. Het grootste deel van het hedendaagse publiek is enorm ‘cine-kundig’ (of althans beeld en geluid-kundig) en goed in staat zijn eigen oordeel te vormen over het aanbod. Sterker nog, curatoren zijn al onderwerp van stevige online debatten over de keuzes die ze maken. Een van de grootste waarden van een filmfestival is — betwistbaar — om voer voor discussies te leveren, evenzeer iets om je tegen te verzetten als om te ondersteunen.
Olivier Père
Quinzaine des Réalisateurs, Cannes
Het is de taak van het festival om cinema te begeleiden, er op te reageren en het aan te moedigen — niet simpelweg om het te vertonen. Hoewel de grote festivals lange tijd hebben gediend als een etalage voor cinema van over de hele wereld, volstaat deze functie niet meer. De rol van de artistiek directeur is zonder enige twijfel dezelfde als die van de curator van een tentoonstelling, die eens per jaar een handjevol werken moet selecteren uit duizenden relevante films en de beste moet nomineren — en niet alleen naar esthetische criteria. Zij moet ook de meest gedurfde, unieke en radicale films uitkiezen of in contrast de meest verleidelijke of de meest typische voor het tijdgewricht.
(…)
Staan festivals zoals wij ze kennen op het punt te verdwijnen? Het is de cinema zoals we die kennen die ongetwijfeld een anachronisme zal worden. Maar niet de festivals. In het ergste geval houden die de film van de twintigste eeuw kunstmatig in leven. In het beste geval gaan ze op zoek naar opkomende nieuwe cinematografische vormen van expressie en de belangrijkste representanten daarvan. De filmbeleving in zijn huidige vorm (de collectieve ervaring van projectie op een wit doek in een donkere zaal) zal alleen nog beschikbaar zijn op festivals of filmmusea (kunstcentra en begraafplaatsen voor de cinema in één) terwijl meer en meer multiplexen gebruikt zullen worden voor massaconsumptie van spectaculaire beelden. Ik denk dat de festivaldirecteuren maar vooral de filmmakers van onze tijd de volgende vraag zullen moet stellen: een film die bedoeld is voor één persoon achter een computerscherm — is dat nog steeds de cinema zoals die honderd jaar geleden ontstond?
We voorspellen niet langer de dood van de cinema, maar zijn metamorfose. Die al begonnen is. De festivals waren de eersten die geïnteresseerd waren in nieuwe cinematografische vormen en pasten zich daaraan aan; maar tot cinema opgaat in de virtuele wereld zullen de festivals deze niet kunnen vergezellen zonder zelf virtueel te worden.
Shane RJ Walter
onedotzero festival
De slow food-beweging — een reactie op fast food, neemt ons terug naar kwaliteitsproducten, respect voor voedsel, de bereiding ervan en de bedachtzame, weloverwogen consumptie ervan — is een filosofie die inmiddels op veel andere gebieden in ons leven wordt toegepast en een goed alternatief levert voor de ‘hectiviteit’ (hectische activiteit) van het moderne leven. Misschien zijn festivals wel het equivalent van Slow Entertainment?
Cameron Bailey
Toronto International Film festival
De tijd van begin jaren zestig tot begin jaren negentig toen critici, theoretici en arthousepogrammeurs smaak bepaalden en waarde toekenden, zou wel eens een unieke tijd kunnen blijken. Sinds dat moment maakten video, dvd en downloaden duizenden films toegankelijk voor het publiek zonder tussenkomst van enige autoriteit. Internet gaf kijkers de middelen om hun eigen mening uit te dragen. Smaak vloeit nu naar buiten in alle richtingen in plaats van naar beneden vanuit enkele kenners. In online discussies ver verwijderd van een klaslokaal, bepalen kijkers de waarde van de nieuwe Argentijnse cinema, Kim Ki-duk of mumblecore. Ze zien films eerst op festivals en beoordelen ze vervolgens over de hele wereld. Maar festivals moeten die nieuwe positie nooit als zekerheid gaan zien. Nieuwe online-distributiemodellen zullen ongetwijfeld onze rol veranderen. Onze pogingen bepaalde smaken te cultiveren of zelfs op te leggen — auteurscinema, ‘moeilijke’ cinema — zullen minder effectief worden omdat kijkers kracht zullen gaan vinden in hun eigen oordelen. Het festival dat vast blijft houden aan zijn rol van autoriteit in het bepalen en bestendigen van smaak, zal verdwijnen. Festivals zijn als diners. Iedereen wil een onderhoudende gastheer maar als die gastheer de conversaties gaat overheersen, vertrekken de gasten. In Toronto zijn we van plan te genieten van dit moment van overwicht van het festival, in het volle besef dat niets eeuwig is. Wat we heel goed beseffen is dat het publiek en de individuele toeschouwers er nu meer dan ooit toe doen.
Marco Müller
Biënnale van Venetië
In de loop van hun geschiedenis hebben verschillende festivals de mogelijkheid geopperd om festivals vrijer te benaderen. Ze dompelden zichzelf onder in het afwijkende, in het ongewone dat films te bieden hadden, maar zonder zich te verschuilen achter ideologieën, en vervingen de mythe van een ‘universele’ taal van cinema door een ‘openheid’ naar verschillende vormen van het produceren van films en culturen.
Langs deze lijnen heb ik altijd gewerkt, met een overtuiging die wil kijken, luisteren en overbrengen en die vervolgens verdeelt, kiest en uiteindelijk onderduikt in wat dingen van elkaar onderscheidt. Op de festivals van Pesaro, Rotterdam, Locarno en Venetië was en is mijn doel om prioriteit te geven aan een vorm van cinema die opnieuw de geest van zijn tijd zou worden.
Ik heb geleerd om verschillende tonen te gebruiken, om hoog en laag en experimenteel en populair samen te brengen. Alleen zo kon ik de verdenking voorkomen dat het festival geleidelijk, over tientallen jaren, bij het establishment was gaan horen en kon ik het risico afwenden dat het betekenis was gaan verliezen doordat het zich ofwel had onderworpen aan de promotiestrategieën van dominante filmdistributiesystemen ofwel aan de verleiding had toegegeven om er een grote spectaculaire show van te maken en een instrument te worden voor zelfpromotie, een probleem dat veel festivals kennen.
Wat we nu moeten doen is dit: onze kennis gebruiken die we hebben over de route die festivals in het verleden hebben afgelegd, zodat we nieuwe sporen kunnen ontwikkelen. Daarnaast moeten we systemen vernieuwen waarmee we cinema en de wereld in kaart brengen, en de nadruk leggen op de intuïtie van de waarheid die in die werken verborgen ligt, en als lijm de werken bij elkaar houden. Kwaliteit telt, maar meer nog de narratieve vrijheid, de prachtige vormen, het plezier van het grote doek, het uitdagen van geaccepteerde aannames over de werkelijkheid — het voortdurende bevragen van het idee van fictie of van non-fictie en van de beperkingen van het gezichtspunt van de filmkijker. De kaarten opnieuw schudden betekent onverwachte risico’s nemen, onbeproefde oplossingen uitproberen, en ons opnieuw overgeven aan recente fasen van het ‘nieuwe’ in cinema zodat we dat ‘nieuwe’ opnieuw kunnen beoordelen, en opnieuw een plek kunnen geven in de territoria waar ze thuishoren, maar zonder de ideologie de rug toe te keren.