Surveillance art

Gezien of niet gezien worden, dat is de vraag

  • Datum 03-07-2014
  • Auteur
  • Deel dit artikel

Banksy

De surveillancesamenleving roept vragen op die nodig hardop gesteld moeten worden. Enter surveillance art.

Door Ronald Rovers

En daar was weer een onderzoek waaruit blijkt dat het mensen weinig kan schelen dat ze door geheime diensten afgeluisterd en bekeken worden. Boeiende kwestie. Want waarom niet? In januari riep zelfs landelijk Officier van Justitie Cybercrime Lodewijk van Zwieten in nota bene het achtuurjournaal, sirene van de natie, de Nederlandse bevolking op om hun webcams af te plakken. Geen idee tot hoeveel mensen de ernst van die opmerking is doorgedrongen, maar het betekent dat je in je eigen huis niet veilig bent. Van onschuldig tot het tegendeel bewezen, verkeren we nu in een permanente staat van nog niet schuldig.
Omdat berichten over schendingen van privacy bijna dagelijks verschijnen — op de ochtend dat ik dit schrijf blijkt Facebook de tijdlijn van gebruikers te manipuleren met negatieve berichten om te zien of dat de stemming van hun posts in de week erna beïnvloedt — en politie en geheime diensten ongekende wettelijke vrijheid hebben om met steeds complexere instrumenten te spioneren, is het op z’n minst nodig dat die vragen hardop gesteld worden.
Enter surveillance art.

Geen objectieve waarheid
Het gaat al lang niet meer om de vraag waar de camera is. Installaties als Nosy uit 2006 van Christian Moeller, dat willekeurige opnamen van voorbijgangers maakte en die in bitmaps op gebouwen projecteerde, zijn achterhaald en kinderlijk onschuldig. Surveillancecamera’s zijn er, duizenden in elke stad, om het nog maar niet over onze mobiele telefoons te hebben. Het gaat om iets anders. In The Conversation liet Francis Ford Coppola in 1974 al zien dat meekijken en afluisteren altijd gemankeerde observaties zijn. Dat is een veel belangrijker besef: dat audio en video geen objectieve waarde hebben maar afhankelijk zijn van perceptie. Dat gaat om meer dan camera’s alleen, het heeft met de fundamentele ambiguïteit van beelden te maken. Hersenscans, vooral fMRI of functional magnetic resonance imaging, vertonen nog steeds dat ene grote mankement: zien dat er iets gebeurt tijdens een bepaalde hersentaak en zien waar dat gebeurt, wil nog niet zeggen dat je begrijpt wát er gebeurt. Precies wat hordes filmmakers, Michelangelo Antonioni in 1966 met Blow-Up bijvoorbeeld, maar recent ook de Duitse filmmakers Christian Petzold, Christoph Hochhäusler en Dominik Graf met Dreileben lieten zien. Dat de waarheid onzichtbaar is, dat in het brandpunt van de lens altijd een blinde vlek zit.
Zien is dus niet geloven. Of zou dat in ieder geval niet moeten zijn. We moeten ons altijd afvragen wie ziet en wat geloven dan is, blijkt uit het verontrustende Low Definition Control uit 2011 van de Oostenrijker Michael Palm. Strikt genomen geen surveillance art maar een documentaire, die laat zien hoe camera’s in de openbare ruimte steeds meer onbemand zijn en controleren via algoritmes die werken met patroonherkenning. Blijft u in een winkelcentrum langer dan dertig seconden stilstaan — bijvoorbeeld — dan laat de computer een alarm afgaan. Omdat bijna niemand zo lang stil staat, dicteert het patroon (lees: big data) dat u een afwijking bent en daarmee een potentieel risico.
Surveillance art laat zien dat de ‘conversatie’ zich niet langer veilig op het bioscoopscherm in een fictiefilm afspeelt, maar dat we daar midden in zitten. Alleen krijgen we nooit te zien wie onze gesprekpartner is. Een paar recente voorbeelden om een idee te geven.

Coversnitch
In april werd bekend dat kunstenaars Kyle McDonald en Brian House met Coversnitch, een apparaat dat minder dan honderd dollar kostte, gesprekken in openbare ruimtes afluisterden, de audio via Amazons Mechanical Turk lieten uitwerken en direct naar het @coversnitch twitteraccount stuurden. Hun doel: vragen stellen over wat openbare versus privéruimte nog betekent in een tijd waarin alles opgevangen en uitgezonden kan worden. De Duitse fotograaf Jens Sundheim vond online vierhonderd webcamera’s met live verbinding, ging ze allemaal langs en poseerde voor de lens. Het project heet Der Reisende. Interessanter dan de aanwezigheid van die camera’s is dat Sundheim door de politie in New York ondervraagd werd toen hij voor een verkeerscamera poseerde. Dat wil zeggen, hij week af van het patroon. Sarah Zimmer en Kim Brickley bieden in het Proceed project voorbijgangers in een drukke straat in Philadelphia gratis selfies aan, bewerken die en zetten ze online. De vraag: hoeveel informatie willen mensen over zichzelf weggeven? Dat weten we al: veel. Zie Facebook. Het wachten is op een kunstenaar die onze foto’s daarvan afplukt en gebruikt.
Maar ook aan zulke projecten kleeft een zekere onschuld. Het blijft Spielerei. Want wat als de camera — net als Facebook — niet alleen kijkt, maar stuurt, manipuleert en gevolgen aan de beelden verbindt?

Harun Farocki
De Duitse filmmaker Harun Farocki maakt al veertig jaar films en installaties die de relatie tussen macht en het beeld bevragen. Denk even terug aan de eerste Golfoorlog toen de beelden vanaf een raket die inzoomde op z’n doel en dat vervolgens vernietigde triomfantelijk de wereld over gingen. Die zetten Farocki aan tot zijn Eye/Machine serie waarin hij suggereerde dat explosieven binnenkort alleen nog een allerlaatste stap in de beheersing van de vijand zijn. Belangrijker is het om een beeld van de vijand te krijgen en om het beeld dat hij van zichzelf heeft te manipuleren.
C3I heet dat: Command, Control, Communications and Intelligence. Het omvat militaire beeldtechnieken zoals wereldwijde tactische waarschuwingssystemen, gebiedssurveillance met seismische, akoestische en radarsensoren, en communicatie van de vijand monitoren en verstoren. Zoek online maar eens naar het Tempest-project. Hoe vinden die beeldtechnieken hun weg naar het civiele leven, vraagt Farocki zich vervolgens af.
Het verlies van het authentieke beeld is dat al genoemd, want er komt geen menselijk oog meer aan te pas. Met als gevolg dat de mens geen getuige meer is van zijn eigen geschiedenis. Die technologieën leveren immers ‘beelden’ op die alleen in het netwerkbrein van computers bestaan.
In een recent artikel in de European Journal of Media Studies schreef de auteur dat Farocki’s werk laat zien dat we ‘van het disciplinemodel van Foucault naar het controlemodel van Deleuze gaan’. Met andere woorden de wetenschap dat we constant onder surveillance zijn, creëert een samenleving die zichzelf censureert. Waarin patronen van beweging en gedrag en misschien ook wel van denken — een afgeleide van uw gedrag online — leidend zullen zijn en afwijkingen onmiddellijk opvallen. Dat u het weet.