Rotterdam-Berlinale Express

Tijgers en Beren op de weg

  • Datum 03-01-2017
  • Auteur
  • Deel dit artikel

JAGDHUNDE

In een kleine maand tijd zagen wij ruim dertig debuutfilms in de Tiger-competitie van het Filmfestival Rotterdam en het Internationales Forum des jungen Films in Berlijn. Talentvolle en energieke nieuwe filmmakers zijn er genoeg. Maar komt het door de druk op debutanten dat er te weinig opwindende vervolgfilms worden gemaakt om de rest van het programma te vullen?

Een debuutfilm is als de lente. De winter is nog niet helemaal afgelopen, maar de natuur is een en al belofte. Een goede debuutfilm is altijd perfect dankzij z’n onvolkomenheden. Er liggen nog halfvergane plantenresten van de vorige herfst op het pad (het juk van de oude meesters en leermeesters! de films waarnaar met hartelust verwezen en uit geciteerd wordt!). Er staat een kruiwagen naast de schuur met veel te veel nieuwe zaden en stekken opgetast van planten die straks in de aarde niet naast elkaar levensvatbaar blijken (al die ideeën die in een eerste film verwerkt móeten worden, want er is altijd die overvloedige creatieve angst dat dit wel eens de eerste én de laatste zou kunnen zijn!). En het gereedschap (de filmische middelen! de traditie! de vernieuwing!) is vaak te zwaar en onhanteerbaar voor de jonge tuinman.
En toch. Als hij daar dan zo staat, met zijn handen vol modder, slecht opgebonden rozen, bot gesnoeide bomen en woekerende bodembedekkers op de grond, dan zie je, dat straks als het zomer is, deze tuin zal bloeien en geuren, vlinders aantrekken en sluipwespen en zal exploderen in gevaarlijk groen. Dat dit een lusthof wordt waarin je wilt dwalen en verdwalen en overweldigd worden door giftige groeisels en piepkleine bloemetjes.
Waarom wordt het nooit zomer?

Contrasten
In een kleine maand tijd zagen wij ruim dertig eerste en tweede films in de Tiger-competitie van het Filmfestival Rotterdam en tijdens het niet-competitieve Internationales Forum des jungen Films in Berlijn. Het belangrijkste onderscheid is de nadruk die er in het Forum ligt op Duitse films en vormexperimenten en in Rotterdam op het geven van een democratisch divers overzicht van de wereld- en artcinema.
Christoph Terhechte, directeur van het Forum, schrijft in zijn voorwoord bij de catalogus expliciet dat zijn selectie niet uitgebalanceerd is, maar accenten legt en contrasten zoekt. Ook IFFR-directeur Sandra den Hamer legt verantwoording af. Bij haar gaat het er niet om wat gezocht is, maar gevonden. Kern van haar betoog is dat het er in Rotterdam om draait ‘hoe we kijken en wat we zien’. Dat is misschien filosofischer van aard, maar ook veiliger en vrijblijvender. Er spreekt minder een visie op de stand van zaken in de huidige filmkunst uit als wel een verlangen naar ‘het verbreden van onze horizon’ en ‘een veelkleurig tapijt’, zoals ze ook schrijft.
Het een is niet beter dan het ander. Zoeken en vinden zijn simpelweg andere activiteiten, net zoals kijken en zien dat zijn. Het is een handeling tegenover een mentaliteit.
Het is natuurlijk altijd tricky om de (deel)selecties van twee zo kort op elkaar gehouden filmfestivals te vergelijken. In de wandelgang willen de Rotterdammers en Berlijners best toegeven dat ze ook uit elkaars reservoir hadden willen putten. Het Forum had vast en zeker best Tan Chui Mui’s love conquers all willen hebben. En vertoonde nu het door haar geproduceerde village people road show van Amir Mohammad, ook uit Maleisië. Al kan het in dat laatste geval ook hebben meegespeeld dat deze film officieel een documentaire is. Het Forum hanteert namelijk geen enkele scheidslijn tussen het documentaire en het fictiegenre. Sterker nog: tweederde van de Forum-films is een gedurfde mengvorm tussen beide niveaus van de filmische werkelijkheid. Dat is in Rotterdam minder prominent aanwezig.
Omgekeerd heeft Rotterdam er geen geheim van gemaakt graag de nieuwste film van Nanouk Leopold wolfsbergen te willen vertonen. Die vond nu als Nederlandse representant van de Berliner Schule een plekje tussen Maria Speths madonnen (Leopolds concurrent Tiger-kandidaat toen ze in 2001 met haar eindexamenfilm in den tag hinein naast Leopolds îles flottantes in Rotterdam te zien was), Angela Schanelecs nachmittag en de met een Fipresci-prijs van de internationale filmkritiek bekroonde academiefilm jagdhunde van Ann-Kristin Reyels. Het thema van jagdhunde is bekend: communicatiestoornissen tussen alle generaties. De uitwerking is fris: de strenge esthetiek van de Berliner Schule wordt ondergraven door deadpan humor die in festen niet misstaan zou hebben.
Dat soort films zou sowieso verplichte kost moeten zijn voor elke filmacademiestudent in Nederland en hun docenten zouden best eens voorzichtig mogen nadenken over een antwoord op de vraag waarom dat soort films hier niet gemaakt kan worden.

Shockverhaal
Kunstzinnige film versus wereldcinema. Misschien zouden dat criteria zijn waarmee de Berlijn- en Rotterdamselecties zich van elkaar laten onderscheiden. De Tigers waren toch (te) vaak films met een politiek-maatschappelijk betrokken inslag. Kijk maar naar twee van de vier winnaars. Het Deense afr van Morten Hartz Kaplers was een ingenieus gemonteerd pamflet dat de macht van de media aan de kaak stelde. Braziliaan Claudio Assis maakte met bog of beasts (baixio das bestas) een weliswaar zwaar gestileerd, maar toch vooral boos shockverhaal over vrouwenmishandeling.
Hiermee vergeleken was de gedisciplineerde ‘passage of time’, die tegelijkertijd een ‘rite de passage’ werd in het ook bekroonde love conquers all van Tan Chui Mui een verademing (al benam haar nietsontziende blik op haar hoofdpersonen je ook regelmatig de adem). Iets simpels als een liefdesgeschiedenis werd zo een gelaagde meditatie over — en ja, daar had Den Hamer gelijk — hoe wij onze ogen bedriegen en we pas als we heel lang kijken misschien een glimpje van de werkelijkheid kunnen opvangen. Een vergelijkbare karakterstudie bood die unerzogenen (Pia Marais) met haar eeuwige ondergaande zon in de nazomer van een meisje dat vrouw wordt.
Complexer en daarom interessanter was het met een Fipresci-prijs bekroonde Spaanse yo van Rafa Cortés. Het is een qua sfeer onheilspellende film over de Duitser Hans die als tuinman van een dikke Duitser naar Mallorca komt om de plaats in te nemen van zijn voorganger Hans, die spoorloos is verdwenen. Bij gebrek aan eigenheid neemt hij langzamerhand diens identiteit over. Maar steeds klopt er iets niet. Het beeld is blauwig, grijzig, te koel voor Mallorca, en de onvaste camera is tekenend voor het haperende onzekere gevoel van de man. Alleen al het openingsshot is trefzeker: met zijn weekendtas nonchalant over zijn schouder geslagen loopt hij door een pittoresk toeristenstraatje te zoeken naar een huisnummer en stap voor stap zie je duidelijker hoe misplaatst hij daar is.

yo

Maestro
In Rotterdam kun je na je Tiger-leven een plekje veroveren als Sturm und Drang-regisseur of in het Time & Tide-programma. Maar ook al heel snel tot Maestro worden gebombardeerd, zoals Jia Zhang-ke (1970) al overkwam met zijn twee (inderdaad meesterlijke) films dong en still life of Apitchatpong Weerasethakul (1970) met zijn niet minder virtuoze syndromes and a century (sang sattawat). In Berlijn kun je ook met vervolgfilms nog een tijdje gekoesterd worden in het Forum, maar misschien ook wel eens tot de hoofdcompetitie of de statusverhogende Panorama-vergaarbak worden uitverkoren.
Maar dan begint er iets te wringen. Want waar de kwaliteit van al die debuutfilms uitzonderlijk hoog is, zo afwezig is vaak het gevoel van innerlijke noodzaak bij de vierde, vijfde, zesde en verdere films die mensen maken. En wat gebeurt er met die overdaad aan veelbelovende debutanten die daarna eenvoudigweg van het filmdoek verdwijnen? Worden die tuinman?
Wat gebeurt er kortom als je een desoriënterende zwart-wit-film hebt gemaakt als elvis pelvis (Kevin Aduaka, Forum) over zwarte identiteit en popcultuur? Of een streng-formalistische genre-overstijgende docu als kurz davor ist es passiert over illegale immigrantenvrouwen in Oostenrijk, zoals Anja Salomonowitz (Forum)? Of een ontroerend onttoverend filmessay over je bij de Andy Warhol-kliek in ongenade gevallen oom zoals Esther B. Robsinson in a walk into the sea: danny williams and the warhol factory (Forum)? Of het uit meerdere beeldlagen opgebouwde reisgedicht stone time touch (Forum) van Gariné Torossian die haar Armeense roots onderzoekt?
Het is al eerder gezegd: misschien zijn er eenvoudigweg veel meer mensen die een eerste film maken, dan mensen die filmmaker zijn. Misschien zijn er meer mensen die maar één verhaal te vertellen hebben, dan verhalenvertellers (of beeldvertellers). Misschien is het goed dat festivals en filmcritici altijd op zoek zijn naar het nieuwe. Maar het wordt pijnlijk als blijkt dat dat nieuwe zachtjesaan de plaats inneemt van het bestendigen van kwaliteit. Als blijkt dat de competitie van de Berlinale gevuld is met goedbedoelende films voor goedbedoelende mensen, saaie bejaarde films, van makers die nog maar net in de kracht van hun leven staan. Waarom is dat volwassen bestaan als filmmaker dan zo onaantrekkelijk? Waarom ben je het ene moment nog een belofte en het andere al een maestro? Waarom worden alle bloesemtakken leeggeroofd, zonder later in het jaar nog appels te kunnen plukken?
Of is het zoals Godard een van zijn personages in éloge de l’amour laat opmerken dat alleen jongeren en ouderen de enigen zijn die in films een eigen identiteit hebben en dat volwassenen daar maar zo’n beetje tussenin bungelen? Nee, dat weigeren wij te geloven. En gelukkig geeft de filmgeschiedenis ons soms gelijk. Want er was in Berlijn ook nog yella van Christian Petzold, een in zijn talent diep gewortelde filmmaker, die film na film een rijker smaak- en kleurenpalet laat zien.

Dana Linssen & Karin Wolfs