Reisbureau Filmglobe II

  • Datum 01-12-2016
  • Auteur
  • Deel dit artikel

LE VOYAGE DU BALLON ROUGE

Parijs

De stadsplattegrond van Parijs is de blauwdruk van een hersenpan.

Begint elke filmherinnering met een wandeling? Een wandeling in een droom door een stad waarvan je je niet kunt herinneren wat er eerst was? De stad, de film of je droom? Wanneer is Parijs gebouwd? Op het moment dat ik als 13-jarige besloot uit te stappen bij metrostation Villiers Terrace om te zien wat Ian McColluch van Echo and the Bunnymen zag toen hij zong: "I’ve been op to Villiers Terrace to see what’s a-happening"? Dat moet in ieder geval het moment zijn geweest dat ik me voor het eerst bewust werd van de ambivalente relatie tussen een echt bestaande plaats waar je hard met je voeten op de grond kunt stampen en de afbeelding daarvan in een liedje, op een schilderij of in een film. Het heeft geen zin om op zoek te gaan naar ‘locaties’, eenvoudigweg omdat ze niet bestaan. Ze komen pas tot leven als je er in het bioscoopduister doorheen bent gedwaald.
Mijn eerste filmherinnering aan Parijs dateert van eerder. Althans ik denk dat het Parijs moet zijn geweest: het station waarvandaan Monsieur Hulot in 1953 op vakantie ging. Wég uit Parijs. Met alle vakantievierders naar de Atlantische kust. Al was dat niet zo eenvoudig. Wrwrwrbrabbeldebrabbel. Met z’n allen naar het ene perron. Wrawrawragrkrstsjtprr. Met z’n allen naar het andere perron. Parijs laat je niet zomaar gaan. les vacances de monsieur hulot is ook mijn eerste filmherinnering. En toch was ik toen al heel vaak in Parijs geweest, náár Parijs geweest — metro, croissant, croque monsieur, bootjes varen op de vijvers van de Jardin du Luxembourg. Precies daar waar later Jean-Luc Godard in zijn kortfilm charlotte et véronique ou tous les garçons s’appelent patrick (1959) zijn geliefden elkaar liet ontmoeten en afscheid van elkaar nemen. Dat was eerder. Toen hadden mijn ouders elkaar nog niet ontmoet. Maar bestonden de tuinen van het Luxembourg al voordat ik ze op film had gezien? Bestond Godard al voordat ik die kortfilm in 2004 op dvd zag? En waar was Parijs al die tijd gebleven?

Verrekijker
Daarna kwam er nog een wandeling. Een wandeling door het Montmartre van amélie (2001). In de zomer voordat die film in Nederland uitkwam. Kijk: hier is het café. En hier: de verrekijker. In elke film die zich in Parijs afspeelt is die stad de onbetwiste hoofdpersoon. Ik betrap me erop dat ik die zin meer dan één keer heb gebruikt. En ik zal het blijven doen. Want het is een verheugende constatering. De stadsplattegrond van Parijs is de blauwdruk van een hersenpan. Of beter nog: het rizomennetwerk van Gilles Deleuze, door Cédric Klapisch geïllustreerd in chacun cherche son chat (1996). Waarmee de ‘hoofdstad van de moderniteit’ (en aldus beschreven door flaneurs als Charles Baudelaire en Walter Benjamin, en betreden door de ‘psychogeografen’ in de voetsporen van Guy Debord) opeens het laatste bastion van het postmodernisme wordt. Elke film over Parijs is een stadwandeling. Eentje waarin je je kunt vergeten.
Het ging tijdens die klimtocht door Montmartre trouwens niet over amélie, maar over de bentgenoten van de Nouvelle Vague. En hoe zij voor het eerst Parijs filmden (ze konden in ieder geval dankzij de uitvinding van de lichte 16mm-camera de straat op, zie chronique d’un été uit 1961 van Jean Rouch en Edgar Morin). Hoe zij Parijs ontdekten. Niet toeristisch. De Eiffeltoren in les quatre cents coups (François Truffaut, 1959) is geen Taj Mahal, geen exotisme, geen kijk-eens-we-zijn-in-Parijs, maar een ijkpunt, want we zijn al in Parijs. Waar anders dan in Parijs had Antoine Doinel kunnen zijn?
Parijs is de archetypische filmstad. Eentje die niet bestaat voordat je hem op film hebt gezien. De rest is pre-herinnering en après-déjà-vu.

Dana Linssen

Straatschuimers
le ballon rouge + le voyage du ballon rouge (Albert Lamorisse, 1956 + Hou Hsiao-hsien, 2007)
Hou Hsiao-hsien brengt de rode ballon (wie die film niet zag heeft geen jeugd gehad) terug in Parijs en brengt Parijs terug in Parijs, op een manier die misschien nog het meeste doet denken aan de manier waarop de filmers van de Nouvelle Vague opeens zagen dat hun stad een betere hoofdpersoon werd als ze hem als terloops decor gebruikten.
before sunset (Richard Linklater, 2004)
Voor de liefde is vaak niet meer nodig dan een wandeling.
chacun cherche son chat + chats perchés (Cédric Klapisch, 1996 + Chris Marker, 2004)
Op zoek naar een verhaal en een kat in het rizomennetwerk rondom de Bastille. De stad wordt afgebroken en weer opgebouwd. Daartussendoor wordt geleefd.
in girum imus nocte et consummimur igni (Guy Debord, 1978)
Oftewel: Wij dolen rond door de nacht en worden verteerd door het vuur. Herinneringen van een straatschuimer aan Parijs jaren vijftig. "Het was een groot geluk jong geweest te zijn in deze stad toen zij, voor de laatste keer, gegloeid heeft van zo’n intens vuur."
paris qui dort (Rene Clair, 1925)
De nachtwaker van de Eiffeltoren ontdekt dat Parijs in slaap bevroren is. Pre-post-apocalyptisch.
playtime (Jacques Tati, 1967)
Eiffeltoren, Sacre Coeur, Notre Dame, Parijs is (nog slechts) een spiegelbeeld, op de glas- en staalconstructies van het ultramoderne Tativille.
zazie dans le métro (Louis Malle, 1960)
Zazie: fille flaneuse, eindeloos zitten ze elkaar op de hielen, het meisje en de stad.

Oempa Loempa-land

Op reis kun je soms de wonderlijkste types tegenkomen. En opeens zijn ze overal.

charlie and the chocolate factory

Oempa Loempa, doem pa die dee
Wij geven graag een raadseltje mee
Oempa Loempa, doem pa pa die
Luister maar goed, want dan weet je aan wie
Wat krijg je vaak van een dosis TV?
Nou, pijn in je nek en een IQ van 2

Ja, en dat noemen ze een raadseltje. De etters. Ik weet niet hoe het met u zit, maar mij komen ze behoorlijk de keel uit, die omhooggevallen moralistische dwergen. In de tijd dat ze nog vast zaten in de fabriek van Willy Wonka was er niet zoveel aan de hand, maar heden ten dage, sinds de Grote Uitbraak, zijn die klere Ka-Kaubouters overal.
Hoe is het ook al weer zo gekomen? Chocolademaker Willy Wonka had te veel last van spionnen in zijn fabriek, nepwerknemers die zijn fabuleuze uitvindingen jatten en aan de concurrentie doorverkochten. Daarom besloot hij de fabriek te sluiten en iedereen naar huis te sturen. Toen stuitte Wonka in een toenmalig onbekend Zuid-Amerikaans land op een roedel armzalige dwergen die in een boom zaten omdat ze anders opgegeten werden door wilde beesten, breedbekkrijgers met namen als Snozzwangers, Hornswogglers en Whangdoedels. Willy de Weldoener dacht: hé, dat is handig en als typisch blanke ontdekkingsreiziger zette hij de zaken naar zijn hand: de angstige minimensen werden, verslaafd aan cacaobonen als ze zijn, meegelokt naar de fabriek waar ze constant onder hoge temperaturen en hoge druk gingen werken, met als beloning zes cacaobonen. Hij blij, zij blij, wij blij.
Maar nu? Nu is alles anders. Nu zijn ze onder ons. Overal horen we hun mening: in liedjes, strips, series, films en andere uitingen van populaire cultuur dringen ze hun zienswijze aan ons op, want als buitenstaanders weten ze oh zo goed waar onze tekortkomingen liggen. En ze vinden het nodig om ons daar ook constant op te wijzen (zie onder).

Luidkeels
Tijd om verhaal te halen. Waarom zitten wij met die creaturen opgescheept? Hoe hebben de oorspronkelijke bewoners het aangepakt, de bestrijding? Tijd voor een reis naar Loempaland, waar veel gevaren zijn, maar in ieder geval geen moralistische dwergen.
Bij aankomst blijkt Loempaland een onherbergzaam gebied, op de grens van Paraguay en Brazilie. Met de bus ben je er, vanuit Ascuncion, binnen vier uur. Ondanks de ruigheid is het er meteen heerlijk, een waar paradijs. Eten hangt in de bomen en slapen kan je onder een boom. En zolang je maar langer dan 1.50m bent, geen groen haar of oranje huid hebt en niet luistert naar de naam Deep Roy (maar ja, dan moet je ook wel haast een pornoacteur zijn) heb je in Loempaland niks te vrezen. De Snozzwangers, Hornswogglers en Whangdoedels laten je met rust en komen zelfs af en toe informatief dichtbij. Meteen een mooie gelegenheid om ze te vragen hoe ze toch meer dan tien van die Ka-Kaubouters in één keer konden verorberen. Maar pas op, achterdochtig blijven de katachtige wezens ook, vanwege het amorfe karakter van de Oempa Loempa zijn ze altijd op hun hoede. En daarom, deze tip kunnen we de reiziger niet vaak genoeg meegeven, dien je in Loempaland dikwijls je onvrede over de Oempa Loempa’s luidkeels zingend te verkondigen:

Oempa Loempa doem pa die dek
Waar zijn jullie nou met die gifgrote bek
Oempa Loempa doem pa pa bo
Blijf maar weg, het is beter zo

Vluchten zijn er al vanaf 599 euro en een georganiseerde reis van twee weken onder de deskundige begeleiding van Gullivers Travels is te boeken op oempaloempa-boem!.ll
Geloof het of niet, maar ontsnappen is dus wél mogelijk.

Mike Naafs

Uitgekookt
Tien Bewijzen van de Uitgekooktheid van de Oempa Loempa’s in het Cinematografisch Verspreiden van hun Boodschap
(waarbij de eerste twee opvallen wegens hun opzettelijke listigheid)
willy wonka & the chocolate factory (1971, Mel Stuart)
Hier begon de maskerade al, ineens hadden de Pygmeeën een oranje huid en groen haar.
charlie and the chocolate factory (2005, Tim Burton)
Dit gaat wel heel ver in indoctrinatie! Leer de Oempa-Loempa-dans? Extra’s noemen ze dat. Ja hoor, en we zijn allemaal Deep Roy. Maak dat de kat wijs. Pure propaganda.
austin powers: the spy that shagged me (1999, Jay Roach)
Duidelijk spelend met hun zogenaamde onschuld, poogt Mini-Me zijn zoon aan te zetten tot schuld. Achterbaks.
lord of the rings (2002-2006, Peter Jackson)
Frodo. Lul.
jackass: the movie (2002, Jeff Tremaine)
Wee Man, een Oempa Loempa vermomd als anarchist, onderwijl donders goed wetend dat het publiek op dit soort vermaak zit te wachten. Meeloper.
living in oblivion (1995, Tom DiCillo)
Betweetertje op de filmset.
mulholland dr (2001, David Lynch)
Oh jee, ze hebben de wijsheid in pacht, ze kunnen in de toekomst kijken.
don’t look now (1974, Nicholas Roeg)
Ja hoor, ik wist het wel, de kabouter heeft het weer gedaan!
the station agent (2003, Thomas McCarthy)
Dwergen zijn ook mensen, dwergen zijn ook mensen…
die blechtrommel (1979, Volker Schlöndorff)
De nobele wilde, de Oempa Loempa die altijd kind is gebleven. Ammahoela! Gespeelde naïviteit.

Het hotel

En dan, de voeten moe, het hoofd vol, op zoek naar een plek om het hoofd te ruste te leggen.

barton fink

Het is geen reisbestemming, maar het is wel de plek van aankomst. Het hotel is overal en nergens tegelijk. Het kan alle vormen hebben, van afgetrapt mortuarium tot decadent paleis. De een wordt gek van de anonimiteit, de ander wil niets liever dan als passant verblijven op een plek die niet de hare is. Het kan een hel zijn langs een strand of een hemel langs een snelweg. Het is nooit wat het lijkt. Het gevoel van verlies en verlatenheid is zo sterk dat de illusie van thuis de bezoekster in routines laat vervallen. En dan is zij verloren.
In film is een hotel een wit doek, een bluescreen, een projectiescherm waar fantasieën en angsten worden uitgespeeld. Soms tegen de achtergrond van kleinere of grotere collecties mislukkelingen, freaks en geblokkeerde schrijvers. Dan is het hotel een carnivale, een kermis die nooit vertrekt. Soms tegen de achtergrond van een blinde muur als alleen het spel in die ene kamer van belang is.
Als toneelschrijver Barton Fink vanuit New York naar Hollywood komt om een scenario te schrijven waarmee hij eindelijk zijn ziel aan het kapitaal kan verkopen, is het hotel — met kapotte, flikkerende letters O en T te zien als H..el in Joel Schumachers the number 23 — de arena waar hij met zichzelf in gevecht moet. Fink uit gelijknamige film van de gebroeders Coen heeft een writer’s block. Niets weerhoudt hem van schrijven behalve zijn eigen demonen en een daarvan verblijft gemakshalve in de kamer ernaast. Fink zou verder komen met schrijven als hij zou luisteren naar wat zijn buurman hem vertelt, maar dat doet hij niet. Het hotel is hier Finks hoofd met alle gedachten en angsten en hij kan er niet meer uit wegkomen.

Muren
Zelden is het hotel alleen een plek voor fantasieën, behalve misschien in porno. Oneindig veel subtieler is het in Wong Kar-wai’s in the mood for love de plek waar fantasieën voelbaar zijn maar niet worden uitgevoerd. Strikt genomen gaat het daarin niet om een hotel maar om twee gehuurde kamers, maar het punt is: hier bestaat het hotel niet meer. De muur tussen de twee geliefden is onzichtbaar geworden, hun projectiescherm is de muur die ze zelf hebben opgetrokken. Toch speelt die plek nog een rol in het verhaal — het hotel is er, ook als het er niet is — want aangrenzende hotelkamers zijn prikkelender en misschien mysterieuzer dan aangrenzende appartementen met bekenden, juist doordat we in het hotel allemaal diezelfde anonieme passant kunnen zijn die een volslagen onbekende tegenspeler ontmoet. Hier ontmoet je de vrouw of de man wiens naam je niet te weten komt en die je nooit meer zult zien.
Waarom liet Richard Linklater tape in een hotelkamer afspelen? Omdat het neutrale grond is. De personages woonden ooit alledrie in het stadje waar het verhaal zich afspeelt, maar de gebeurtenissen die zich ontvouwen zijn voor ieder van hen zo confronterend dat alles uit balans zou raken als het niet op neutrale grond wordt uitgevochten. In tape is de hotelkamer de achtergrond voor een intrige waarin het morele gelijk met elke monoloog wisselt van eigenaar. Wie heeft van wie gehouden en heeft nachten met wie doorgebracht? En wanneer dan precies? Misschien is in film elke locatie net als deze kamer een arena, maar geen enkele locatie is zo neutraal als een hotelkamer.
Dus als je nog iets hebt uit te vechten, wacht dan tot je met vakantie gaat en doe het in die gelikte hotelkamer. Misschien dat na vertrek de herinnering aan dat gevecht ook achterblijft daar tussen de spouwmuren. Dat is beter dan je eigen huis tot projectiescherm van alle ellende te maken.

Ronald Rovers

One room please
spying cam (2004, Whang Cheol-Mean)
Hotelfilm pur sang. Stop twee mannen in een vochtige hotelkamer en kijk wat er gebeurt.
barton fink (1991, Joel en Ethan Coen)
Het hotel als monologue interieur. Schrijver worstelt met writer’s block.
professione: reporter (1975, Michelangelo Antonioni)
Jack Nicholson steelt in een hotel in de Sahara de identiteit van een pas overleden man omdat zijn eigen leven geen betekenis meer heeft en laat zichzelf achter. Later in de film vertelt iemand hem: ‘Mensen verdwijnen elke dag.’ Nicholson antwoordt: ‘Ja, elke keer als ze een kamer verlaten.’
tape (2001, Richard Linklater)
Stop drie mensen in een hotelkamer en de hele boel is binnen de kortste keren verziekt. Zie ook: in the company of men (1997, Neil LaBute)
delicatessen (1991, Marc Caro en Jean-Pierre Jeunet)
Postapocalyptisch vertier met kannibalistische slager annex hoteleigenaar.
in the mood for love (2000, Wong Kar-wai)
Hotel als irrelevant obstakel tussen man en vrouw maar die ondanks alle verlangen niet bij elkaar komen.
hotel (2001, Mike Figgis)
Hilarische film over filmmaken en kannibalistische room service.
dirty pretty things (2002, Stephen Frears)
Het hotel als front voor een extreem smerig handeltje in menselijke organen.
the million dollar hotel (2000, Wim Wenders)
Wim Wenders’ blik op Los Angeles (met dank aan U2’s Bono). En wat doe je dan? Dan kies je een hotel voor freaks als achtergrond. Ook met Mel Gibson.
hotel (2004, Jessica Hausner)
Suspense over mysterieus hotel diep in het Duitse woud. Hotelmedewerkster ontdekt dat haar voorganger is verdwenen. Heeft dat iets te maken met de heks in the Duivelsgrot?