Op zoek naar het andere verhaal

Het woord ‘mens’ in de taal van de buitenaardse heptapod uit Arrival

In de publieke arena horen we al langere tijd een roep om ‘grote verhalen’, die het goddeloze volk weer iets geven om in te geloven. Film, een van de hoofdleveranciers van die verhalen, voedde de afgelopen decennia het overheersende beeld van de mens als (zelf)destructief monster dat slechts uit is op eigen gewin. Dat verhaal is inmiddels wel aan herziening toe.

Door Mariska Graveland

Stel je een film voor waarin mensen met elkaar samenwerken en het beste met de ander voorhebben. Die film is nooit gemaakt. Liever kijken we naar post-apocalyptische visioenen, mensen die monsters blijken te zijn en elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Want dat is het mensbeeld dat uit film, literatuur en andere kunsten opdoemt: zet een paar kinderen bij elkaar op een eiland en ze slaan aan het moorden (Lord of the Flies, The Island of Dr. Moreau), mensen zijn eenzelvige en hypocriete wezens die hun duistere verlangens verbergen (Michael Hanekes La pianiste en Caché), mensen doen elkaar al dan niet bewust pijn, familieleden voorop (Festen). En Ulrich Seidl toont met
zijn recente portret van blanke, giraffes schietende jagers (Safari) hoe moordzuchtig we eigenlijk zijn. Toch?
Ook ik kan geen genoeg van die films krijgen, en die verhalen moeten uiteraard verteld blijven worden. Zoals de zwarte Amerikaanse auteur James Baldwin schreef (ook te horen in de documentaire I Am Not Your Negro): de pijnlijke waarheid moet naar boven komen, as much truth as one can bear’.
We willen keer op keer het idee bevestigd zien dat de mens in de kern niet deugt — voorbeelden genoeg in het nieuws. Maar is dat  overheersende, negatieve verhaal over de aard van de mens niet te eenzijdig? Zien we, net als bij het nieuws, niet alleen de uitzonderingen op de regel? Heb ik dat donkere mensbeeld niet te makkelijk overgenomen? Tijd om te onderzoeken waar die aannames vandaan komen en hoe we daardoor gevormd zijn. En tijd om daarnaast een ander verhaal over de mens te vertellen dat ook waar is.

Hersenspinsel
Mensen hebben gemeenschappelijke ficties, mythes en illusies nodig om niet alleen als stam maar ook op grote schaal te kunnen samenwerken, is een van de stellingen in Yuval Noah Harari’s bestsellers Sapiens en Homo Deus. Dat verklaart ons succes in het dierenrijk.
Ook andere onderzoekers en publicisten corrigeren het donkere mensbeeld. Primatoloog Frans de Waal toonde al aan dat empathie tot de basisvaardigheden van primaten behoort. Publicist Rutger Bregman deed laatst op De Correspondent uit de doeken dat William Goldings Lord of the Flies slechts een dubieus, slecht onderbouwd hersenspinsel van de schrijver was, dat door echte psychologische experimenten onderuit is gehaald: kinderen bleken in werkelijkheid gewoon te gaan samenwerken. Eerder beschreef Bregman dat invloedrijke sociaalpsychologische schokexperimenten zoals die van Stanley Milgram zwaar gemanipuleerd blijken te zijn, net zoals deelnemers aan reality-tv door de producenten eerst met allerlei paardenmiddelen moeten worden uitgelokt voordat ze gaan liegen en bedriegen.
Als we er nu eens van uit zouden gaan dat de meeste mensen deugen en slechts weinigen welbewust kwaad doen, en zelfs dan vaak alleen in overlevingssituaties, onder dwang of uitlokking? Als we nu eens onderkennen dat we juist deel willen uitmaken van iets groters dan onszelf en daar allerlei vormen voor hebben bedacht? Hoe zou film dat kunnen verbeelden?
Dit is geen oproep om films te gaan maken vol heldhaftige rolmodellen, want zoals Charlie Brooker al in de BBC-satire How TV Ruined
Your Life
(2011) beschreef: zodra je de perfect pictures op tv als maat der dingen gaat zien, schept dat onrealistische verwachtingen van het leven. Film als voorbeeld van hoe te leven, dat zou een stap terug zijn in de tijd. Maar film als betekenisgever, die zijn ogen niet sluit voor de zwarte kant van het leven maar daar wel een ander verhaal tegenover zet, dát kunnen we best gebruiken.

Bovennatuurlijk
Mensen hebben een verhaal nodig om in te geloven, ook al is het een luchtkasteel. Religie heeft als groot verhaal afgedaan, en het humanisme en neoliberalisme blijken ook geen duurzame alternatieven te zijn. Want alle drie gaan ze uit van de misvatting dat de mens het centrum van de wereld is, verbasterd tot de overtuiging dat alles draait om onze ervaringen en behoeftes. Dat idee, inmiddels gekaapt door de commercie, is nu op zijn hoogtepunt gekomen, maar loopt tegen zijn houdbaarheidsdatum aan.
Steeds meer mensen beseffen dat ze een speelbal van die aandachtsindustrie zijn geworden en zoeken in de information overload naar iets wat van echte betekenis is. Dat zou het verrassende succes van een relatief kleine Nederlandse documentaire als Down to Earth kunnen verklaren. Dit in eigen beheer gemaakt reisverslag langs de wijzen der aarde geeft alternatieven voor de consumptiemaatschappij, die
blijkbaar aanslaan bij de vele bezoekers die de film voor een tweede keer wilden zien.
Ook recente maatschappijkritische documentaires zoals The Swedish Theory of Love, A Strange Love Affair with Ego en Hier ben ik pluizen ons onbehagen uit. Ze onderzoeken de kwalijke kanten van individualisering, de geestelijke leegte en het uitbannen van de mogelijkheid  van mislukking en verlies uit het persoonlijke leven — wat juist hét recept is voor ongelukkig zijn. De mensen in deze documentaires zijn op zoek naar dat grotere verhaal over ons.
Recente speelfilms en series zoeken daar nieuwe vormen voor, zoals de films van Apichatpong Weerasethakul, Arrival van Denis Villeneuve en de Netflix-serie The OA, waarin de bovennatuurlijke wereld wordt aangewend om te laten zien hoe krachtig een bindend verhaal kan zijn, zonder zoetsappig te worden. In het verleden waren het regisseurs als Wim Wenders, Agnès Varda en Terrence Malick die zochten naar zingeving en sublieme momenten in een verbrokkelde wereld, als tegenwicht tegen de verleidingen van instant gratification en kortetermijndenken. Inmiddels zou er weer ruimte kunnen zijn voor een humanisme dat niet de mens centraal stelt maar erkent dat we een diersoort zijn dat in symbiose leeft met de planeet en ook niet alles kan begrijpen of sturen.
We hebben kortom mystiek voor rationelen nodig, een lijdensverhaal voor ongelovigen, minder gericht op onze eigen beperkte opvattingen over geluk. We kunnen niet meer zo goed omgaan met lijden en persoonlijke tegenslag omdat we zogenaamd ons eigen leven kunnen perfectioneren, maar tegelijkertijd denken we dat de wereld zelf naar de verdoemenis gaat. Hoogleraar William Gerbner noemde dit het Mean World Syndrome’. Hij zei ook: ‘Wie de verhalen van een cultuur vertelt, beheerst het menselijk gedrag. Ooit was dat de ouder, de school, de kerk, de gemeenschap. Nu is het een handjevol bedrijven dat niets te melden heeft maar een heleboel te verkopen.’ Zo is bijvoorbeeld storytelling, het gefabriceerde verhaal bij een merk, een begrip in de moderne marketing. Zie bijvoorbeeld rapper Typhoon die over zijn vroegere gestotter en kwetsbaarheid vertelt in een bioscoopcommercial van Samsung. Ook het hoogstpersoonlijke verhaal is koopwaar. Dat verhaal zou bij filmmakers in veel betere handen zijn.
Nu lijken we in de omgekeerde wereld te leven. Kijk naar politici en de EU die ook weer ‘een verhaal nodig hebben’. Inmiddels is de politiek zelf een soap opera geworden, het volk is het publiek dat ongeduldig wacht op de volgende aflevering. De echte wereld is een spektakel en een verslavend feuilleton geworden voor de nieuwsjunks en geoefende bingers. Tijd om een punt te zetten, en eens aan een ander,  betekenisvoller verhaal te beginnen.