Nieuwste Chinese cinema

Keihard de lekkerste

  • Datum 02-08-2016
  • Auteur
  • Deel dit artikel

THE PARK

Worden Chinese regisseurs eindelijk volwassen? Door zichzelf nou eens niet te definiëren door politiek of antipolitiek of de grote boze buitenwereld? Een glimp van de cinema na Jia Zhang-ke.

En daar was ie dan: de stupide exotist in mij.
‘Nieuwe films uit China’ heette de speciale sectie op het International Filmfestival Mannheim-Heidelberg afgelopen oktober. Ha! Eindelijk! Nieuwe films uit China! Ik probeerde weg te zakken in een van de houten kantinestoeltjes waarmee het verder smetteloze festival de recensenten opdringerig in opperste concentratie probeerde te houden. Gemakzuchtig zocht ik de vloer op. De films konden beginnen.
Misschien vertaal ik het niet goed maar ik zocht naar een ‘innocence of the gaze’, een ‘onschuld in het kijken’, een naïviteit, die Chinese regisseurs nu misschien voor het eerst zouden hebben. Het laat zich raden wie hier naïef was.
Waarom nu voor het eerst? Omdat opeenvolgende generaties regisseurs in China getekend werden door omstandigheden: het waren altijd de grote bewegingen om hen heen die bepaalden waarover werd gefilmd. Chinese filmmakers werden tot voor kort — nu is de situatie anders maar daarover dadelijk meer — ingedeeld aan de hand van de periode waarin ze van de filmacademie van Beijing afstudeerden. Zo laat de komende editie van het Filmfestival Rotterdam in januari in het Cinema Regained-programma films van de Vierde Generatie zien, films waarvoor de interesse jarenlang beperkt was, om het mild uit te drukken.
De Vierde Generatie, die afstudeerde in de jaren zestig, werd artistiek onthoofd door Mao’s Culturele Revolutie, een nogal omslachtige poging om China’s intellectuele elite uit de weg te ruimen. Toen die makers een paar jaar later toch eindelijk films mochten maken, werden ze aan de kant geduwd door de Vijfde Generatie. Die denderde met Zhang Yimou en Chen Kaige als boegbeelden en complete museumvitrines met oude kostuums naar het wereldpodium. Na de beeldenstorm van Mao en z’n kameraden, wilden zij in weelderige kostuumdrama’s het oude China weer laten zien om iets van een nationale identiteit te hervinden. Voor zover zoiets bestaat.
En voor zover sprake was van een Zesde Generatie — denk aan Wang Xiaoshuai (shanghai dreams, drifters), Zhang Yuan (green tea, i love you) en Jia Zhang-ke (unknown pleasures, the world) — richtte die zich quasi-ondergronds met hun handheld camera’s en internationale geldschieters op westerse thema’s: vervreemding in China’s metropolen of de invloed van het geïmporteerde hardcore kapitalisme op de Chinese cultuur en op traditionele verhoudingen. En natuurlijk zijn die categorieën simplificaties. Het zijn pogingen iets te begrijpen. Die Zesde Generatie — ook wel: ‘post Vijfde Generatie cinema’, ‘Chinese underground of independent film’, ‘Dissident film’ of ‘Urban Generation Cinema’ — loopt natuurlijk naadloos over in de groep nieuwe regisseurs die in Mannheim en op veel andere festivals te zien is.
‘Who’s your daddy now’, was vanzelfsprekend de vraag aan de jongste lichting regisseurs. Regisseurs, trouwens, omdat ze een verhaal willen vertellen met een camera, en niet regisseurs omdat ze de Beijing Film Academy doorliepen. Dat is ook een van de dingen die de laatste jaren is veranderd. Allemaal dankzij de digitalisering. En dankzij ambitie.

Relingen
Wat opviel aan die films in Mannheim, is dat ze allerlei richtingen op schieten: hyperrealisme, surrealisme, documentaire, een mengsel daarvan, kitch, ongrijpbaar, simplistisch, thriller, historisch drama. Ook letterlijk: verhalen spelen zich af in het noorden tegen de grens met Tibet, in het oosten en in het diepe zuiden in de provincie Yunnan. Meestal in kleine plaatsjes, bergdorpjes, niet met name genoemde plaatsjes. De enige film die wel in een metropool speelt, beperkt zich tot het appartement van de hoofdpersoon en wandelingen in het nabijgelegen park. Niks getroebleerde adolescenten esthetisch gedrapeerd over ijzeren relingen of rokend in verlaten parkeergarages. Niks betonrot in de grootstad door emotionele vervlakking en ultramaterialisme.
Er is veel te halen en Chinese regisseurs hebben veel te geven. En ze weten het.
In feet unbound volgt de filmmaker een Chinese vrouw — voor het gemak ‘Elly’ geheten want Chinese namen zijn maar lastig te onthouden — die zin wil geven aan haar leven door de Lange Mars achterna te gaan. Dat was een barre tocht van meer dan 100.000 communisten die in de jaren dertig heel China doortrokken om aan de nationalisten van Chiang Kai-shek te ontsnappen. Tienduizenden stierven door kou en ondervoeding. De documentaire is, ook weer voor het gemak, alvast in het Engels, en dus gericht op een westers publiek. Ergens is dat vreemd, want het gaat hier om een historisch belang: de film richt zich op de vrouwen die meeliepen met de tocht, aan de hand van interviews met de laatste vrouwen uit deze groep die nog in leven zijn. Dat verhaal werd nog nooit verteld. Dan is dat toch met name voor de Chinezen zelf een belangrijk historisch besef? Maar blijkbaar is de export belangrijker. Overigens een boeiende film, met Elly die en passant nog even iets zegt over de heersende moraal onder Chinese mannen: "Ze kijken niet meer in hun hart want ze menen dat alleen macht, geld of kracht succes brengt."
En er was de fictie van the teeth of love van Zhuang Yuxin, die ook het communistische verleden bevraagt, maar met een rust en melancholie die het pijnlijk maken om te zien wat de hoofdpersonen verliezen door keuzes te maken. Schrale levens voor onze ogen, nergens gemakzucht.

Garçon!
the park van Yin Lichuan kreeg in Mannheim de prijs van de internationale filmkritiek. Onderdeel van het knap verpakte Yunnan Project: ‘Ten talented female directors from mainland China, Hong Kong and Taiwan’, allemaal te realiseren in de zuidwestelijke provincie Yunnan. ‘The most magical place in China’ volgens de brochure maar wij vinden het ook niet erg als die locatie werd gekozen omdat de provincie een zak geld op tafel legde.
Vooral niet omdat the park een ijzersterk debuut is. Regisseur Yin Lichuan schreef tot nu met succes korte verhalen en poëzie en haar gevoel voor ritme en stijl is onmiskenbaar. Zeer zelfverzekerd is haar botsing tussen generaties, die natuurlijk ook de botsing is tussen een oud en een nieuw China, de botsing tussen voor-je-laten-denken en zelf denken, teruggebracht tot een exquise, intiem, in heldere kleuren en vooral in een heldere, strakke beeldtaal verteld verhaal.
Als er onder tien films, want meer had Mannheim niet op het programma staan, eentje zit waarbij je het grote woord ‘vernieuwend’ in de mond kunt nemen, dan moet je toch een tijdje in een hoekje in je handen gaan klappen. En zo gebeurde.
Het ging om mid-afternoon barks van Zhang Yeudong, bloody hell, een film die vreemd genoeg is om een paar keer achter elkaar te bekijken. En dat terwijl er bijna niks gebeurt: drie schijnbaar onsamenhangende verhalen, met lange houten palen die verdwaald lijken in het landschap als verbindend element — en dat verbinden blijkt aan het eind heel letterlijk het geval te zijn — over drie mannen die misschien de weg kwijt zijn, of misschien niet. Ergens op het midden van de middag, een dood punt, een scheur in de tijd waardoor zich een andere wereld laat zien? Dromen we? Hé garçon, bijschenken, ik ga nog een keer kijken!

Impact
Mijn idiote exotisme werd ingehaald door een werkelijkheid waarin regisseurs precies weten hoe ze de weg naar het buitenland moeten vinden, en in die zin ‘daddy’ soms zoeken in de ogen van westerse kijkers, maar tegelijkertijd een ongekend gevarieerde indruk van het land geven: politiek én apolitiek, kritisch én liefdevol, ruraal én kosmopolitisch, dromerig én hyperrealistisch.
Natuurlijk is er niet één lijn te vinden tussen al deze producties. Wie zoekt, zou kunnen beweren dat we van de extravagante kostuumdrama’s via minimalistischer grotestadsverhalen nu zijn beland bij kleinere verhalen met een grote impact. Terughoudender, registrerender. Maar dit is speculatie. Is het toeval dat iemand als Jia Zhang-ke nu alweer een documentaire aflevert (useless, te zien in Rotterdam)? Alsof de focus en stilering van fictie geen recht meer doen aan de urgentie waarmee sommige verhalen verteld moeten worden? Misschien is het inderdaad toeval. Mijn overzicht van Chinese films is niet compleet.
Maar het gaat er ook niet om pretentieus alles te duiden wat in dat enorme landschap gebeurt. Dat kan niet. Het gaat erom dat debutanten heel veel boeiende films afleveren. Misschien wel meer dan ooit.

Ronald Rovers

De Vierde generatie in Rotterdam
Vanaf 23 januari laat Filmfestival Rotterdam in het Cinema Regained-programma films zien van regisseurs uit de Vierde Generatie. Volgens de festivalprogrammeurs zijn het bijna allemaal commentaren op de ‘morele en culturele kaalslag van de Culturele Revolutie’. Logisch ook, als je net jarenlang beknot bent. Het gaat om films uit de periode 1978 tot 1989, toen de hele boel na Tiananmen wederom op de helling ging. Titels zijn onder meer the alley van Yang Yanjin uit 1981, my memories of old beijing van Wu Yigong en Wu Yonggang uit 1982 en black snow uit 1989 van Xie Fei.