Herkenbaar voor elke generatie
De schreeuw

Blow-Up
In de films van Antonioni liggen angst en onrust verscholen. Vooral jongeren hebben er last van.
Michelangelo Antonioni en de jeugd hebben een vreemde relatie, die ook nog eens voortdurend lijkt te veranderen. Maakte de Italiaan met I vinti (1952) nog een kritische film over een verloren generatie Europese tieners, voor Blow-Up (1966) trok hij ruim tien jaar later gefascineerd naar het bruisende Londen met zijn hippe jeugdcultuur. En hangt de verveling van de Italiaanse elite in de jaren zestig nog als een verstikkende sluier over de wereld, in Zabriskie Point (1970) brengt de opkomende hippiebeweging in Amerika plotseling reuring en bevrijding.
Ook de jeugd zelf heeft een dubbele relatie met de regisseur: ook al vinden veel jongeren zijn films misschien vreemd, traag en moeilijk, toch zijn er genoeg verhalen van tieners voor wie Blow-Up in de jaren zestig een levensveranderende ervaring was en wordt Zabriskie Point telkens weer door een nieuwe generatie jongeren ontdekt. Wat maakt de inmiddels overleden Italiaan tot zo’n tijdloos figuur?
Heerlijke nieuwe wereld
Antonioni begon als regisseur op een moment dat Italië radicale veranderingen doormaakte. Mussolini was afgezet en het fascisme overwonnen. Overal kwamen grote industrieën op en de economie groeide. Waar neorealististen als Roberto Rosselini en Vittorio de Sica kort na de oorlog nog geïnteresseerd waren in het arbeidersmilieu, werd snel duidelijk dat er met de vergaande urbanisatie en de nieuw ontstane middenklasse en massamedia een nieuwe werkelijkheid was geboren, die inmiddels zo ingewikkeld was dat film zich er op een andere manier toe moest verhouden.
Niet verwonderlijk dus dat deze constant veranderende wereld en de daaruit voortkomende vervreemding grote thema’s voor Antonioni zijn. Vooral jongeren blijken vatbaar voor die vervreemding; zij moeten hun plek in de wereld immers nog vinden. Antonioni’s tweede speelfilm I vinti is een op nieuwsfeiten gebaseerd drieluik over Europese jeugdcriminaliteit, dat laat zien hoe er na WO II een jeugdcultuur ontstaat die meer vrijheid biedt dan die van oudere generaties, maar waarin die jeugd voor het eerst ook te kampen heeft met gevoelens van angst, verveling en ontheemding.
In elk van de drie verhalen staat een moord centraal. De eerste episode volgt een groepje Franse tieners dat een leeftijdsgenoot om zijn geld vermoordt, de tweede een Italiaanse student die sigaretten smokkelt en de laatste een jonge Britse schrijver die een moord begaat om zijn gezicht in de krant te krijgen. Wat opvalt is dat de moordende jeugd in I vinti zowel boosdoener als slachtoffer is. Criminaliteit wordt in alle drie de verhalen bestraft, maar Antonioni verklaart een deel van de schuld door culturele omstandigheden, waarin niks meer van waarde is en niemand elkaar nog begrijpt.
Het meest oprecht is de Italiaanse episode, waarin de jonge Claudio, die wil ontsnappen aan het burgerlijke milieu van zijn ouders, zich bezighoudt met illegale sigarettensmokkel. Wanneer de douanepolitie hem op een avond betrapt, valt Claudio tijdens zijn vlucht van een brug en raakt bewusteloos. Verward loopt hij de volgende ochtend een bouwput in. Plotseling voelt alles in de film vreemd: lage camerastandpunten, onaffe gebouwen, er wordt ingezoomd op ogenschijnlijk triviale details. We kijken door de ogen van een verward personage, dat zich door een gebroken en vreemde wereld beweegt. Claudio wil het uitschreeuwen, maar hij doet het niet.
Roepen in een woestijn
Die sequentie loopt vooruit op Antonioni’s latere internationale jeugdfilms Blow-Up en Zabriskie Point. Denk aan de abstract ogende uitvergrotingen in Blow-Up die fotograaf Thomas ontwikkelt tijdens zijn zoektocht naar een lijk, of de jonge geliefden die overrompeld worden door het immense woestijnlandschap in Zabriskie Point. Ook daar toont Antonioni de mens in een vreemde wereld.
Maar waar de jongeren uit I vinti nog te kampen hebben met het verstikkende klimaat van de wederopbouwjaren, en zich gedwongen voelen om zich op een gewelddadige manier te uiten, is er in Blow-Up en Zabriskie Point iets fundamenteel veranderd. In de jaren zestig staat juist vrijheid centraal en nemen jongeren wereldwijd het voortouw in de zoektocht naar een leven zonder dogma’s en gezagsstructuren. Een wereld in beweging, waar voor het eerst de jeugdcultuur het straatbeeld gaat bepalen.
Waarom fascineren Antonioni’s jeugdfilms ons nu nog steeds? Is het de afwezigheid van eenduidige betekenis? De existentiële angst die zich achter alle façades verbergt? Antonioni zelf was in ieder geval geïnteresseerd in maatschappelijke veranderingen en de effecten daarvan op de psyche van de mens. Zijn oeuvre kijkt als een constante zoektocht naar beelden die het levensgevoel van de moderne mens weergeven. Nergens voel ik me thuis, zo zei Antonioni op zestigjarige leeftijd.
Verandering brengt angst, onrust en leegte. En als je opgroeit, lijkt het soms alsof de wereld je door de vingers glipt, waardoor je het zou willen uitschreeuwen zoals de jonge smokkelaar aan het eind van I vinti: “Ik wil nu leven, niet wanneer ik oud ben. Ik ga mezelf redden en voel me niet schuldig. Niemand zal me m’n vrijheid afpakken!” Maar omdat zijn schreeuw door niemand gehoord wordt, versterkt die zijn rusteloosheid – jong zijn bij Antonioni is het moment dat je je zowel vrijer als machtelozer voelt dan ooit.
Die paradox is van alle tijden. Ook nu zijn hipsters, skaters, vloggers en bloggers allemaal bezig om via Facebook, Instagram, YouTube en Vines op een of andere manier houvast te vinden. Maar als je overdonderd wordt, is het enige dat rest de ontsnapping, je eigen vrijheid. Niet voor niets treffen de twee jonge geliefden uit Zabriskie Point elkaar midden in de woestijn. “Ooit zou ik weleens de longen uit mijn lijf willen schreeuwen”, zegt het meisje, terwijl ze lijkt te verdwijnen in de onbegrensde vlakte. De eenzame schreeuw die volgt, is zowel doelloos als bevrijdend.