Mei ’68: Praagse lente

Valse start in Oost-Europa

A Report on the Party and the Guests

De meirevolte van 1968 was het symbolische startschot voor een progressiever West-Europa en Amerika. In Oost-Europa bleef een soortgelijke ontwikkeling grotendeels achterwege. Na de Russische dooi en de Tsjechisch-Slowaakse nova? vlna sloeg het Sovjetbewind aan de andere kant van het ijzeren gordijn keihard terug.

Door Hugo Emmerzael

In Brief Encounters van de Russische regisseur Kira Muratova (1934-2018) beklaagt zich de door liefdesverdriet getroffen Valya (door Muratova zelf gespeeld): "In de films die ik kijk en in de boeken die ik lees zijn de vrouwen en mannen zo prachtig, hun gevoelens en handelingen zo begrijpelijk en volmaakt. Zelfs in hun lijden is alles logisch en correct. Er is oorzaak en gevolg, een begin en een eind. Hier is alles zo vaag…" De ironie is dat Brief Encounters op geen enkele manier lijkt op de films en boeken die Valya beschrijft. Met flashbacksequenties, complexe liefdesverhoudingen en een ongekend feministische inslag is Muratova’s derde speelfilm even ‘vaag’ als het leven van Valya.

Ontdooiing
Het jaar is 1966. In de Sovjet-Unie loopt de periode van politieke ontspanning die Stalins opvolger Chroestsjov inzette op z’n einde. Gedurende zo’n twaalf jaar (pakweg van 1955 tot 1967) maakte Stalins ijzeren persoonlijkheidscultus voorzichtig plaats voor een coulanter klimaat waarin individuele expressie in toenemende mate mogelijk werd. Met de intellectuele zuiveringen van Stalin nog vers in het geheugen kregen auteurs, theatermakers, muzikanten en regisseurs het voor elkaar om uitdagende kunst te maken, die eerder onmogelijk was.
Josephine Woll schrijft in Real Images: Soviet Cinema and the Thaw dat de beste films die tijdens deze periode gemaakt werden "producten waren van de metamorfoses van de ontdooiing". Filmmakers als Mikhail K. Kalatozov (The Cranes Are Flying, 1957), Andrei Tarkovsky (Ivan’s Childhood, 1962) en Elem Klimov (Welcome, or no Trespassing, 1964) maakten pacifistische, individualistische en formeel ambitieuze films die het dominante Sovjetnarratief uitdaagden. Volgens Woll bevorderden deze films maatschappelijke omwentelingen "omdat ze een deel van de nieuwe tijdgeest wisten te verbeelden". Niet langer werd het publiek alleen de onfeilbare helden van het collectief voorgeschoteld. Hoe ‘het staal werd gesmeed’ — een verwijzing naar een oertekst van de sociaal-realistische Sovjetliteratuur uit de jaren dertig — hoefde niet meer in beeld te worden gebracht.

Administratieve limbo
Brief Encounters kwam aan het einde van deze progressieve Sovjet-ontdooiing. Onder het bewind van Chroestsjovs opvolger Leonid Brezjnev werden vanaf 1964 veel van de verworven vrijheden in de filmindustrie alweer afgenomen. Zo werd Muratova verweten haar beelden en situaties niet "helder vanuit de partij te evalueren". In de jaren zeventig werd het haar zo steeds moeilijker gemaakt een carrière als filmmaker te vervolgen. Ze was geen uitzondering. Tarkovskys Andrei Rublev (1966) kwam in "administratieve limbo", wat Tarkovsky een competitieplek tijdens het filmfestival van Cannes kostte; de Armeense schoonfilmer Sergei Parajanov (The Color of Pomegranates, 1969) werd zelfs meerdere malen gearresteerd wegens zogenaamd grensoverschrijdend homoseksueel gedrag. Zo zijn er tal van voorbeelden van getalenteerde makers die gehinderd werden door het bureaucratisch apparaat van Moskou.
Brezjnev zag redenen om de duimschroef aan te draaien: de Sovjet-Unie kwam van binnen en buiten onder toenemende druk te staan. De Koude Oorlog nam subarctische temperaturen aan na de Cubacrisis. De verslechterde relatie met Mao Zedongs China mondde uit in een wereldwijd communistisch schisma. Daarnaast beschadigden Hongaarse en Poolse protesten in 1956 de relatie tussen Rusland en de satellietstaten. Dat dreigde ook te gebeuren in het Tsjecho-Slowakije van 1968. Het meest westelijk gelegen land van de Sovjet-Unie kent een rijke historische en culturele band met de rest van Europa. Toen in Frankrijk de revolte op leek te komen, waaiden culturele echo’s vandaar al gauw over naar de straten van Praag.

Praagse lente in het kielzog van de Nouvelle Vague
In de stroomversnelling van de Franse Nouvelle Vague, in gang gezet door onder anderen François Truffaut, Jean-Luc Godard en Agnès Varda, ontstond ook een nieuwe filmgolf in Tsjecho-Slowakije. Cineasten als Jan Ne?mec (A Report on the Party and the Guests), Milos? Forman (The Firemen’s Ball), Vera Chytilová (Daisies) en Jaromil Jireš (The Joke) behoorden tot de vaandeldragers van deze nova? vlna. Zij maakten maatschappelijk geëngageerde films die Alexander Dub?eks "socialisme met humaan gezicht" belichaamden: symbolische verhalen die zich bezighielden met verboden literatuur (The Joke), vrouwelijke seksualiteit (Daisies) en het kuddegedrag van de apparatsjik (A Report on the Party and the Guests).
Dub?ek was de belofte van Tsjecho-Slowakije. Hij volgde in 1968 de bureaucratiegeile Antonín Novotný op met een progressief regeringsbeleid waarin persoonlijke expressie gestimuleerd werd. Een volwaardige democratie kwam in zicht. De Praagse Lente werd zo een feit. Burgers waren in de ban van dit nieuwe Tsjecho-Slowakije. Geschiedkundige Zbyn?k Zeman herinnert zich in zijn boek over de Praagse Lente (gepubliceerd in 1969) dat niemand kon ophouden met praten over politiek: "Zelfs de zeldzame taxichauffeur las de sportpagina’s van de krant niet meer." Jeugdig, politiek geëngageerd en vrijgevochten, dit was het Praag dat Jan N?mec in 1968 had willen vangen in zijn zeitgeistdocumentaire Oratorio for Prague. Per toeval filmde hij zo een doorslaggevend moment in de geschiedenis van Oost-Europa.

Chaos en verwarring
Met de camera in de hand is N?mec getuige van hoe de tanks van Warschaupactlanden (Sovjet-Unie, Hongarije, Polen en Bulgarije) het Praagse centrum inrollen. Verbaasde burgers kijken toe terwijl het Kremlin een onmiskenbaar signaal afgeeft: Tsjecho-Slowakije is nog steeds van ons. Oratorio for Prague is een verontrustend directe film. De euforie over de Praagse Lente waar de film mee begint, maakt al gauw plaats voor chaos en verwarring. Staarpartijen monden uit in conflicten. De Sovjetsoldaten voelen zich onveilig, maar de tanks blijven. De deprimerende conclusie is dat Tsjecho-Slowakije daadwerkelijk is belegerd.
N?mec filmde wat hij kon en smokkelde het materiaal zo snel mogelijk naar Frankrijk waar het werd gemonteerd tot een korte documentaire van niet eens dertig minuten. N?mecs fragmenten zijn wereldwijd bekend omdat ze direct na de montage ingezet werden voor nieuwsuitzendingen. Zo verwierf N?mec een kleine triomf op de propaganda van de Sovjet-Unie die ook werd uitgezonden. Czechoslovakia, The Year Of Trials (Anatoliy Koloshin, 1969) — de anti-Oratorio For Prague — werd afgelopen jaar samen met N?mecs documentaire vertoond op het Go East Filmfestival in Wiesbaden. Het is bizar om precies hetzelfde moment uit de geschiedenis te zien vanuit een ander perspectief. Deze "educatieve film" versterkt het beeld dat een samenzwerende revolutie in Praag aan de gang was. Het heroïsche Warschaupactleger treedt volgens de makers net op tijd op om de lont van de revolutie te doven.

Trojaans paard
De gevolgen van de Sovjetinvasie voor de Praagse nova? vlna waren catastrofaal. Dub?ek werd gekidnapt en vervangen door Gustáv Husák die Tsjecho-Slowakije weer wilde "normaliseren". Liberale politici werden gezuiverd, het werk van sommige schrijvers werd opnieuw verboden. In de jaren die volgden werd Husák een van de meest loyale volgers van Brezjnev. Net als in de Sovjet-Unie konden veel kunstenaars in Tsjecho-Slowakije geen kant meer op. De meesten besloten daarom te emigreren. Ze hadden immers al van de culturele vrijheid geproefd. N?mec trok noodgedwongen door Europa en kluste onder andere bij als de huwelijkscinematograaf van de Zweedse koning. Forman streek neer in Hollywood en ging een met Oscars bekroonde carrière tegemoet. Chytilová had minder geluk: ze bleef achter in Tsjecho-Slowakije, waar ze lange tijd genoodzaakt was commercials te draaien onder de naam van haar echtgenoot Jaroslav Ku?era.
Zo werd maatschappijkritiek en artistiek engagement post-1968 weer een obscuur verschijnsel in Oost-Europa. De filmmakers die in hun werk politieke thema’s durfden aan te snijden, moesten dat doen via allegorie, genre en metafoor. Kinderfilms werden populair in de Sovjet-Unie, omdat censors daar minder scherp naar keken. Als bij een Trojaans paard konden scenaristen en regisseurs zo kritiek verhullen in de buik van schijnbaar onschuldige sprookjes. Een symposium tijdens het Go East Festival toonde aan dat in de Baltische staten bijzonder goede genrefilms werden gemaakt die steken onder water uitdeelden aan het huidige regime. In de Litouwse WO II-film Feelings (1968) schotelen regisseurs Algirdas Dausa en Almantas Grikevi?ius hét dilemma van de Baltische Staten voor: laten zij zich overheersen door Nazi-Duitsland of door socialistisch Rusland? Tegen de achtergrond van dit grijze gebied raken twee broers verstrikt in een persoonlijk conflict met politieke dimensies.
Nog explicieter in zijn engagement is Kaljo Kiisks Madness, een Ests drama uit 1968 dat zich afspeelt tegen het einde van de Duitse bezetting. Een groep soldaten komt onder leiding van een megalomane Nazi-officier een psychiatrische inrichting zuiveren. Hij moet echter eerst een Britse spion vinden die zich al jaren tussen de patiënten begeeft. Op slinkse wijze suggereert Kiisk dat de manie van deze officier dezelfde is als die van de Russische overheerser.
Vijftig jaar na dato voelt de Praagse Lente als een valse start. Pas in 1989 verwierf Tsjecho-Slowakije zijn onafhankelijkheid in de nasleep van de Fluwelen Revolutie. De jaren daartussen kenmerkten zich door scherpe controle, hevige censuur en politieke oppressie. Het progressieve politieke klimaat dat werd ingeluid door de Franse meirevolte van 1968 bleef dan ook grotendeels achterwege in Oost-Europa. De nieuwe golf uit Praag en de vooruitstrevende cinema uit de rest van Oost-Europa heeft daardoor niet het prestige van de Nouvelle Vague verworven. Alsnog zijn deze films van onmiskenbare historische waarde. Ze laten zien hoe artistieke rebellie overeind blijft, zelfs in de ‘vage’ tijden van extreme politieke onderdrukking.