Mei ’68: De spektakelmaatschappij

Spelen, struikelen, verdwalen

Videodrome

De boze droom van Guy Debord is werkelijkheid geworden: de spektakelmaatschappij waar hij in de jaren zestig voor waar­schuwde, draait op volle toeren. De verleidelijkste beelden, de grootste clowns en de hardste schreeuwers krijgen onze aan­dacht. Hoe heroveren we onze autonomie en leren we weer zelf onze weg te zoeken? Deel 2 van een reeks artikelen over mei 1968 en de erfenis van denkbeelden uit die tijd.

Door Mariska Graveland

Eén jaar voor mei 1968 verscheen La société du spectacle waarin filosoof en filmmaker Guy Debord zich richt tegen het moderne kapitalisme en ‘het systeem van illusies’: de spektakelmaatschappij. Het boek was van grote invloed op de studentenprotesten die een jaar later de straten van Parijs zouden kleuren. En Debord kreeg gelijk. Veel van wat hij voorspelde, is realiteit geworden: anno 2018 zijn we geobsedeerd door beelden en media die het echte leven vervangen, voelen ons bespied en missen een thuisgevoel. De analyses die al decennia over onze overspannen beeldcultuur en dito prestatiemaatschappij worden gemaakt en die misschien ooit abstract leken, voelen we nu tot in de vezels van ons dagelijks leven.
Debord beschrijft in korte, felle hoofdstukjes hoe we passieve toeschouwers zijn geworden van beelden uit de populaire cultuur, de media en de reclame. We worden daar door opgeslokt en ervaren steeds minder verschil tussen het beeld en de werkelijkheid. Iets bestaat pas als het op beeld is vastgelegd. Eén ongelukkige foto is genoeg om mensen te veroordelen.
Debord schreef in 1967 dat dit grote gevolgen heeft voor onze gemoedstoestand: ‘De eigen handelingen van de mens zijn niet meer de zijne, maar die van een ander die ze hem voorstelt. Daarom voelt de toeschouwer zich nergens thuis, want het spektakel is overal.’ We laten ons maar al te graag vrijwillig in slaap sussen, schreef hij: ‘Het spektakel is de boze droom van de geketende moderne maatschappij, die uiteindelijk slechts een uitdrukking is van haar wens om te slapen.’ 1984 en vooral Brave New World, waarin de doezelende bevolking zijn verveling compenseert met vermaak, zijn vaak aangehaald als profetische boeken voor onze tijd, maar datzelfde kan gezegd worden over De spektakelmaatschappij.

Vakanties
Zelf maakte Debord ook gebruik van de macht van het beeld. In de essayfilm La société du spectacle die hij in 1973 bij het boek maakte, geeft hij commentaar op allerlei (waaronder erotische) found footage. Hij toont fragmenten uit klassieke films, zoals Nicholas Rays Johnny Guitar (1954) en Orson Welles’ Mr. Arkadin (1955) en hij toont reclamebeelden, nieuws en archiefmateriaal, om het allesomvattende ‘spektakel’ te illustreren. Eraan ontsnappen kan niet: het spektakel is overal, zegt Debord: ‘Het grappige is dat alle boeken die dit fenomeen, dit moderne spektakel, analyseren, meestal om het te betreuren, wel mee móeten doen aan het spektakel als ze aandacht willen krijgen. Het lege debat over het spektakel (…) wordt zo georganiseerd door het spektakel zelf.’
Zijn wijdlopige aforismen zijn pittige kost maar een flink aantal ervan kun je moeiteloos toepassen op onze tijd. Zo moet je gelijk denken aan Facebook als Debord schrijft: ‘Naarmate het leven van de mens momenteel meer zijn product is, is hij meer gescheiden van zijn leven.’ Een belangrijke kritiek op Facebook is dat mensen niet alleen zelf het product zijn geworden maar ook vervreemd raken van het echte leven, zoals Debord al voorspelde.
Of neem deze, over geld verdienen met onze vrije tijd: ‘Het kapitalisme [richt] zich op de verkoop van eenheden ‘geheel verzorgde’ tijd (…) de collectieve schijnverplaatsingen van de vakanties, het abonnement op culturele consumptie en de verkoop van de gezelligheid zelf in ‘boeiende gesprekken’ en ‘ontmoetingen met persoonlijkheden’.’
Tirades tegen de media, waaronder televisie en populaire cultuur, horen we natuurlijk al lang, maar toch is het goed om Debords kritiek ook ‘in onze tijd serieus te nemen. Dat geldt vooral voor de digitale generatie: ‘Het bewustzijn van de toeschouwer, dat de gevangene is van een vervlakt universum, begrensd door het scherm van het spektakel waarachter zijn leven is gedeporteerd, kent alleen nog fictieve gesprekspartners.’ Videodrome van David Cronenberg liet in 1983 al zien hoe schermen ingrijpen in ons leven, maar nu pas lijkt tot ons door te dringen hoe radicaal die invloed is.

Tredmolen
Ook het geloof in economische groei moet het ontgelden, waarmee Debord vanaf de jaren negentig veel kunstenaars/muzikanten als The KLF en activisten als Naomi Klein inspireerde. We zijn helemaal niet vrij binnen het kapitalistische systeem, zegt Debord. ‘Het spektakel onderwerpt de levende mensen in dezelfde mate als waarin de economie hen heeft onderworpen. Het is niets dan de economie die zich ten behoeve van zichzelf ontwikkelt.’
Zo vindt ook de overspannen werknemer een luisterend oor bij Debord. Zijn we zo bang de boot te missen dat iedereen, ook kinderen, tegenwoordig linea recta richting succes moet worden geduwd? Kijk naar een werknemer op het randje van burn-out. Die zou eigenlijk bevrijd moeten worden uit de tredmolen van het rendement. Onwillekeurig ga je verlangen naar een nieuwe Kafka die de beknelde mens een stem geeft.
Debord schreef al: ‘Het kapitalisme streeft ernaar de arbeider nogmaals in zijn greep te krijgen als een ‘goed in de groep ingepaste persoonlijkheid. Het is overal hetzelfde project van een herstructurering zonder gemeenschap.’ Hij zag ook onze angst om uit de tredmolen te worden geslingerd: ‘De abnormale behoefte aan een voorstelling [beelden] compenseert hier een fnuikend gevoel op de rand van het bestaan te verkeren.’ Daarom durven we ook niet meer zo snel een onverwachte hoek om te slaan.

Zachte stemmen
Hoe heroveren we onze autonomie en leren we weer zelf onze weg te zoeken, in plaats van dat uit te besteden aan Google, Booking.com en TomTom? Durven we nog te verdwalen? Om te ontsnappen aan het voorgekookte spektakel organiseerde Debord zogenoemde dérives: dwaaltochten waarin mensen zich lieten leiden door gevoel en toeval. Dat is ook nu nog een heilzame manier om weer op jezelf te leren vertrouwen: door letterlijk je eigen pad te zoeken, zelf weer iets te beleven in plaats van je te laten leiden door een marketingafdeling die dat prefab voor je heeft verzonnen. Bij de geprefabriceerde ‘schijngebeurtenissen’ waar Debord het over heeft, denk je in onze tijd al gauw aan de festivalisering, voorgeprogrammeerde vakanties en gamende youtubers die hun Minecraft-gamebeelden via veelbekeken live streams doorgeven op YouTube — een dubbele overwinning van het scherm op het echte leven. Die schijngebeurtenissen kunnen volgens Debord gedijen omdat we weinig zelf meer beleven. Dus kijken we graag naar andermans levens.
Debord verbaasde zich over het belang dat we hechten aan het kijken. Hij zag het spektakel als erfgenaam van de gehele zwakte van de westerse filosofie, dat de wereld wilde begrijpen vanuit het zien.
Maar kijken is niet alleen een poging tot waarheidsvinding, het betekent maar al te vaak ook oordelen. Een mening vormen betekent tegenwoordig vooral het veroordelen van de ander. Zachte stemmen worden niet gehoord, want geen dag zonder schreeuwerige hype in het spiegelpaleis van de media. In plaats van meningen spuien zouden we beter naar inzicht kunnen streven.

Op zijn kop
Steeds meer mensen proberen in de overvloed aan beelden het hoofd boven water te houden door hun mediaconsumptie te beperken. Het wantrouwen in al dan niet gemanipuleerd beeld is niet nieuw, maar lijkt nu dankzij rondgepompt fake news een hoogtepunt te bereiken. Makers van beelden, dus ook filmmakers, zouden dit wantrouwen kunnen doorbreken door niet aan het lijntje te lopen van geprefabriceerde events of economische belangen. Als het beeld en de cinema zich kunnen bevrijden uit de spektakelmaatschappij, dan kunnen wij dat ook als individuen.
Debord zag een uitweg: door onverwachte ingrepen kun je de dingen op zijn kop zetten, wat hij met de situationisten en zijn ongeplande wandelingen in de praktijk bracht. Hij liet zich daarbij inspireren door Johan Huizinga’s Homo ludens, de spelende mens. We zouden er goed aan doen weer los van de lijn te lopen en te spelen, struikelen, verdwalen.